De rurale samenleving in de vroege middeleeuwen

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
0.0(0)
full-widthCall Kai
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
GameKnowt Play
Card Sorting

1/30

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

31 Terms

1
New cards

Hoe zag de samenleving in de vroege middeleeuwen eruit?

Meer dan 90% van de bevolking werkte in de landbouw. Levensstijl werd bepaald door landbouwcycli en milieu. Economie was sterk regionaal en lokaal georganiseerd.

2
New cards

Wat was de Dark Ages Cold Period?

Periode ca. 300–700 met daling van 1,5°C, meer neerslag en overstromingen → negatieve impact op landbouwproductie.

3
New cards

Wat was de Medieval Warm Period?

Ca. 900–1250, warmer klimaat (+2°C), gunstig voor landbouw, steden en handel. Klimaatoptimum in 12e eeuw.

4
New cards

Hoe evolueerde de bevolking tussen 500 en 1100?

Dip in bevolking 500–600 door migraties, oorlogen en pest. Vanaf ca. 700 trage groei, versnelling vanaf 1100. Regionale verschillen: Île de France tot 34/km², elders veel lager.

5
New cards

Welke factoren beïnvloedden demografische groei?

Klimaatverbetering, uitbreiding landbouwareaal, nieuwe technieken, maar ook periodieke crises zoals hongersnoden.

6
New cards

Wat was de impact van pestepidemieën in de 6e–7e eeuw?

Builenpest vanuit Byzantium → verdere bevolkingsdaling en verlaten akkers (agri deserti).

7
New cards

Hoe zag de landbouw eruit tijdens de crisis (250–700)?

Lage productie, verlaten gronden, weinig intensieve landbouw, kleinere veestapel door bevolkingsdaling en instabiliteit.

8
New cards

Welke innovaties kwamen vanaf ca. 700?

• Drieslagstelsel: rotatie van herfst- en lentegraan, elk derde jaar braak → efficiënter gebruik land, minder misoogsten.

• Zware asymmetrische ploeg: geschikt voor kleigronden NW-Europa, verspreiding vanaf 8e–9e eeuw.

• Watermolens: mechanisatie van graanverwerking.

9
New cards

Wat was het effect van deze innovaties?

Hogere productie en grotere oogsten, maar lage efficiëntie door beperkte bemesting en kleine veestapel. Yield ratio bleef laag (3:1 tot 10:1).

10
New cards

Welke rol speelde veeteelt?

Belangrijk in kustgebieden (schapen voor wol en textiel), naast varkens en enkele koeien.

11
New cards

Wat is ‘lordship’?

Sociale machtspositie gebaseerd op controle over grond en mensen, niet op formeel recht. Persoonlijke, dynamische en precair gebonden relaties.

12
New cards

Hoe oefende een heer macht uit?

Bescherming, gunsten, gift exchange, eretitels, reciprociteit. Ondergeschikten leverden diensten (servitium), niet als vernedering maar als status.

13
New cards

Wat is het verschil tussen ‘lordship’ en ‘feodaliteit’?

Feodaliteit is een latere constructie (13e eeuw) als juridisch systeem. In vroege middeleeuwen bestond vooral persoonlijke afhankelijkheid, niet een uniform feodaal stelsel.

14
New cards

Wat was het onderscheid tussen vrijen en onvrijen?

Vrijen (liber) hadden zelfbeschikking, maar vaak afhankelijk van een heer. Onvrijen (servus, horigen) waren grondgebonden, met minimale rechten. Realiteit was fluïde, veel gradaties.

15
New cards

Wat waren voor- en nadelen van vrijheid?

Voordeel: minder lijfstraffen. Nadeel: bestaansonzekerheid, risico op verlies vrijheid bij schulden.

16
New cards

Wat waren voor- en nadelen van onvrijheid?

Voordeel: bescherming door heer, soms politieke invloed (ministerialen). Nadeel: volledige afhankelijkheid.

17
New cards

Hoe evolueerde slavernij?

Vanaf late oudheid minder slavenarbeid (verlieslatend), meer coloni. Slavernij bleef in Engeland en Scandinavië (raids, handel).

18
New cards

Wat is een allodium?

Kleinschalig grondbezit van vrije boeren, enkele hectaren, vaak versnipperd.

19
New cards

Wat is een domein (villa)?

Grootgrondbezit met centrale hoeve, bijgebouwen, akkers en bewoners. Eigendom van vorst, adel of kerk.

20
New cards

Wat is het hofstelsel?

Beheer van grootgrondbezit met bipartite structuur:

• Hoeves (mansus): bewerkt door boeren voor eigen onderhoud, met pacht en diensten.

• Vroonhof (demesne): heerlijke reserve, opbrengsten voor eigenaar, bewerkt via corvées.

Vraag: Was het hofstelsel autarkisch?

Antwoord: Nee, verbonden met lokale markten en nijverheid. Grote variatie per regio.

21
New cards

Hoe evolueerden bewoningsvormen?

Romeinse villae verdwenen grotendeels. Vanaf 8e–9e eeuw kristallisatie dorpen rond parochiekerk. Kleine gemeenschappen, eenvoudige huizen (Grubenhaus), soms grote hallen voor adel.

22
New cards

Hoe beïnvloedde klimaatverandering de landbouw en demografie?

Dark Ages Cold Period → lage productie, bevolkingsdaling. Medieval Warm Period → hogere opbrengsten, bevolkingsgroei, ontstaan dorpen.

23
New cards

Hoe hangt lordship samen met landbouworganisatie?

Controle over grond = basis van macht. Hofstelsel structureerde exploitatie en sociale afhankelijkheid.

24
New cards

Hoe beïnvloedde sociale status economische zekerheid?

Vrijen hadden autonomie maar bestaansonzekerheid. Onvrijen hadden bescherming maar minder vrijheid.

25
New cards

Hoe beïnvloedde het klimaat de demografische en economische ontwikkeling?

Tijdens de Dark Ages Cold Period (300–700) daalde de temperatuur en steeg de neerslag → lagere landbouwproductie → bevolkingsdaling. Vanaf ca. 700 verbeterde het klimaat (warmere zomers, drogere winters) → meer landbouwopbrengst → bevolkingsgroei en economische heropleving.

26
New cards

Hoe beïnvloedden landbouwtechnieken de sociale organisatie?

Innovaties zoals het drieslagstelsel en de zware ploeg verhoogden de productie, vooral op grote domeinen. Dit versterkte de positie van grootgrondbezitters en het hofstelsel, waarbij boeren afhankelijk werden van heren voor toegang tot land en middelen.

27
New cards

Hoe hangt lordship samen met de organisatie van de landbouw?

Lordship gaf heren controle over grond én mensen. Via het hofstelsel konden ze landbouw organiseren, pacht innen en corveediensten afdwingen. Economische macht was dus direct verbonden met sociale dominantie.

28
New cards

Waarom kozen sommige mensen voor onvrijheid boven vrijheid?

Vrijen hadden autonomie maar waren kwetsbaar bij misoogsten of geweld. Onvrijen kregen bescherming van hun heer, wat hun bestaanszekerheid verhoogde. In praktijk waren sociale grenzen fluïde en afhankelijk van context.

29
New cards

Hoe beïnvloedde migratie de vorming van dorpen?

Door demografische verschuivingen (oorlog, klimaat, volksverhuizingen) ontstonden nieuwe nederzettingen. Romeinse villae verdwenen, en vanaf de 8e–9e eeuw kristalliseerden dorpen rond parochiekerken, vaak onder invloed van lordship.

30
New cards

Welke rol speelde de Kerk in de rurale samenleving?

Abdijen en bisschoppen waren belangrijke grootgrondbezitters. Ze organiseerden domeinen via het hofstelsel en oefenden sociale controle uit. Kerkelijke instellingen boden ook bescherming en stabiliteit, wat hun invloed versterkte.

31
New cards

Waarom is het onderscheid tussen vrijen en onvrijen complex?

Termen als liber en servus zijn juridisch, maar de sociale realiteit was fluïde. Veel mensen bevonden zich tussen beide statussen, afhankelijk van lokale context, heer, en periode. Ook onvrijen konden aanzienlijke macht verwerven.