1/23
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
zenuwstelsel
communicatie- en controlenetwerk dat het organisme toelaat snel en aangepast te reageren op zijn omgeving (intern en extern)
werking zenuwstelsel
sensorische informatie uit zintuigen verwerken, deze informatie integreren met vooraf opgedane informatie uit het geheugen en met intrinsieke, evolutionair ingebedde doelen beslissen over de te nemen actie en de gewenste handeling laten uitvoeren door effcetororganen (spieren en klieren)
functionele opdeling zenuwstelsel
bewust: somatisch deel bv. spierstelsel
onbewust: autonome zenuwstelsel bv. hartritme, ademhaling, doorbloeding, endocriene functies
anatomische opdeling zenuwstelsel
centraal zenuwstelsel: hersenen en ruggenmerg
perifeer zenuwstelsel: uittredende zenuwen en ganglia, vormen interface tussen czs en omgeving
cellulaire componenten van het zenuwstelsel
neuronen (zenuwcellen)
- genereren van signalen (elektrisch/chemisch) naar andere neuronen of effectorcellen (spiercellen)
- synaps: contact tussen neuronen waarbij synaptische transmissie kritisch is voor de werking van neurone
gliale celen (neuroglia = zenuwlijm)
- werden vaak beschouwd als passieve steunelementen die het interne en metabole milieu van het zenuwstelsel in stand houden
- het wordt steeds duidelijker welke complexe impact ze hebben op de goede werking van het zenuwstelsel
celcomponenten neuronen
cellichaam: perikaryon of soma
uitsteeksels: neurieden (axonen en dendrieten)
synaps: waar neuronen in contact komen met andere neuronen of cellen, hier kan signaaloverdracht op elektrische of chemische wijze plaatsvinden
veel varianten van neuronen: reflecteert de intrinsieke functie van de specifieke neuronen
cellichaam van neuronen
bevat nodige bestanddelen voor goede werking van neuron (genetische en enzymatische machinerie, cruciale organellen)
ontvangt ook synaptische input (elektrische en chemische signalen van andere neuronen
- kwantitatief minder belangrijk
- kwalitatief belangrijker door proximiteit tot het axon, waardoor de synaptische signalen naar het cellichaam die van de dendrieten overheersen
dendrieten van neuronen
georganiseerd in dendritische boom, wisselend in aantal, vertakkingen en spatiële organisatie
contact met axonen en dienen als antennes om inkomende informatie te ontvangen
vorm, omvang en expressie van receptoren en kanalen zijn kritisch in hoe synaptische input het neuron zullen beïnvloeden
dendritische spines: kleine paddenstoelachtige uitstulpingen op dendrieten, gespecialiseerd in synaptische contact van excitatoire signalen
axon van neuronen
extensie van cellichaam die celsignaal overbrengt naar andere neuronen of cellen onder actiepotentiaal
elke neuron heeft 1 axon
actiepotentiaal wordt gegenereerd in proximale segment van het axon (axonheuvel)
kunnen een myelineschede bevatten: snellere overdracht van elektrische signalen
variatie in diameter: hoe dikkere axonen hoe sneller signalen voortgeleiden
axon eindigt in synaps: plek van signaaloverdracht aan andere dendrieten of cellichamen
structurele soorten neuronen
anaxonische neuronen: hebben geen axon
multipolaire neuronen: hebben uitsteeksels op Soma (grootste deel neuronen)
bipolaire neuronen: 2 uitsteeksels: axon en dendriet (retina en geur)
unipolaire neuronen: 1 kort uitsteeksel dat opsplitst in 2 of meer vertakkingen, bv. ganglioncellen van het perifeer zenuwcellen met een centrale en perifere uitloper
functionele soorten neuronen
sensoriële neuronen: input-neuronen, geleiden stimuli naar het CZS, afferente neuronen
motorische neuronen: output-neuronen, geleiden prikkels van CZS naar effectoren (spieren, klieren), efferente neuronen
interneuronen/schakelneuronen: zorgen voor complexe schakelingen tussen sensoriële en motorische neuronen
transport neuronen
cellichaam: metabole motor van neuron → synthetiseert alle cruciale onderdelen voor een goede axonale en synaptische werking
axonen zijn lang, kunnen niet aangevoerd worden door passieve diffusie → gespecialiseerd transportsysteem
metabole afhankelijkheid van axonen t.o.v. cellichaam → axonen sterven af indien losgesneden van cellichaam (Walleriaanse degeneratie)
snel axonaal transport: vervoerde membraangebonden organellen en mitochondria
traag atonaal transport: molecules in cytoplasma
transport wordt verricht via microtubules die als tramspoor dienen, waarbij gespecialiseerde motorische proteïnes via Ca2+-afhankelijke mechanismen voor transport zorgen
motorische proteïnen:
kinesines: transport van het cellichaam naar het axonuiteinde: atonaal anterograad transport, belangrijk voor aanvoer en onderhoud synaptische machinerie
dyenines: transport in andere richting: retrograad atonaal transport, voert synaptische vehikels af voor lysosomale verwerking
transport neuronen in de klinische praktijk
virussen en toxines kunnen meeliften met atonale transportsystemen
bv. herpes: blijft latent aanwezig in sensibele ganglioncellen, kan geactiveerd worden bij verzwakking immuunsysteem → zona/gordelroos
vroegtijdige behandeling kan zorgen voor snellen herstel en voorkomt post-herpetische neuralgie
post-herpetische neuralgie: neuropathische pijn die ontstaat na doorgemaakte zona → behandeld door lidocaine pleisters
geïnfecteerde wonde kan besmet raken met clostridium tetanie: maakt toxine aan die door axon via retrograde transport wordt teruggevoerd naar ruggenmerg → spierspasmen (tetanus)
clostridium botulinum: omgekeerde tetanus, botox, spierverlamming
glia
in CZS:
astrocysten, olygodendrocyten, microglia en ependymale cellen
in PZS:
Schwanncellen, satellietcellen
astrocyten (glia)
reguleren micro-omgeving CZS onder fysiologische en pathofysiologische omstandigheden
bedekt met uitlopers die in contact staan met neuronen en synapsen
eindvoeten (Pia mater) in capillaire vaten en bindweefsel aan app CZS: bepalen functie van bloed-hersenbarrière en haar doorlaatbaarheid voor substanties en cellen
nemen actief K+ en neurotransmitters op die ze metaboliseren en recycleren, bufferen aanwezige ionen, water en neurotransmitters in extracellulair milieu
Beschadiging CZS: astrocyten worden geactiveerd en vormen littekenweefsel (astrogliose)
moduleren synaptische transmissie
oligodendrocyten en Schwanncellen (glia)
vormen myelineschede rond axonen
→ belang voor snelle geleiding over deze axonen
→ door ionenstromen te laten verspringen tussen korte niet-gemyeliniseerde onderbrekingen (knopen van ranvier)
satellietcellen (glia)
omkapselen ganglioncellen can cranial zenuwel en dorsale wortels
reguleren micro-omgeving ganglion zoals astrocyten
microglia (glia)
belangrijk element aangeboren CZS-immuniteit
oorsprong in dooierzak
rol als CZS macrofagen bij opruimen van beschadigde synapsen, neuronen en pathogenen
ependymale cellen (glia)
bekleden de wand van de hersenventrikels en staan in voor de aanmaak van cerebrospinaal vocht (CSV)
hersentumoren
hersentumoren: primair/secundair (metastase), moeilijk te behandelen door delicate natuur hersenen, slechte penetrantie van chemotherapie door bloed-hersenbarrière
primaire hersentumoren:
meningeoom: goedaardige gezwellen, uitgaan van hersenvliezen, per toeval ontdekt, niet behandeld als ze geen schade en symptomen veroorzaken
gliomen: zeer agressieve vorm van het glioblastoom
hypofysetumoren: veroorzaken lokale symptomen en symptomen op afstand
- hypofyse ligt onder chiasma optimum → uitval in gezichtsveld in bilateraal temporale zichtsvelden
- uitgaand van de adenohypofyse: overmatig hormoonstimulerende stoffen aanmaken
→ teveel groeihormoon: gigantisme
→ teveel schildklierstimulerend hormoon: hyperthyreoïdie
→ teveel bijnierstimulerend hormoon: ziekte van cushing
→ prolactine secreterende tumoren: melksecretie
→ kan ook uitvallen van hypofysewerking veroorzaken: te weinig aanmaak groeihormoon, schildklierhormoon en bijnierhormoon
behandeling: heelkunde, radiotherapie en/of chemotherapie
aandoeningen van het zenuwstelsel
auto-immune aantasting van myeline wanneer het CZS-myeline van oligodendrocyten betreft: multiple sclerose
jonge vrouwen
opflakkeringen van neurologische uitval gevolgd door (onvolledig) herstel
begin: klachten van sensibele pf motorische uitval bv. zichtverlies uit 1 oog
behandeling: interferon, glatirameer acetaat, teriflunomide, monoklonale antistoffen
auto-immune aantasting van myeline indien het PZS-myeline van Schwanncellen betreft: Guillain-Barré
abnormale immunisatie door virale infectie of vaccinatie
er ontstaan immuunreactie tegen perifere zenuwen, waardoor symptomen van opstijgende verlamming en gevoelsstoornis ontstaan
behandeling: IVIG
andere glia kunnen ook doelwit zijn van auto-immuunrespons:
neuromyelitis optica
myelitis: verlamming
neuritis optica: blindheid
vorm met antistoffen tegen de waterkanaaltjes van astrocyten
vorm met antistoffen gericht tegen oligodendrocyten
perifere zenuwstelsel
zorgt voor interface tussen omgeving en CZS:
sensorische informatie die het aanvoert naar CZS
motorische output uit het CZS naar de spieren
PZS omvat:
somatische sensorische (primaire afferente) neuronen
somatische motorneuronen
autonome motorneuronen
somatische en autonome motorneuronen brengen signalen over van het CZS naar hun respectievelijke effectororgaan
somatische motorneuronen innoveren skeletspieren, hun cellichamen liggen in de ventrale hoorn van het ruggenmerg en projecteren uit het CZS via een ventrale wortel. Autonome efferenten zijn verantwoordelijk voor de controle van het functioneren van organen, glad spierweefsel en klieren.
PZS invoer:
receptoren: transduceert sensorische informatie tot een elektrisch signaal
transductieproces: elektrische reactie in primaire afferent: receptor potentiaal
→ triggert actiepotentialen in primaire afferente vezels die receptor innerveren
→ actiepotentialen bevatten informatie over sensorische stimulus die doorgestuurd wordt naar het CZS via de primaire afferent
opdeling sensorische receptoren
volgens type informatie dat ze transduceren: bv. fotoreceptoren
volgens bron van invoer: bv. exteroceptoren