1/39
de uitleg van centrale begrippen in de cursus wijsbegeerte in de opleiding burgerlijk ingenieur aan de kuleuven tweede deel van de cursus; hoofdstukken 9 en 10
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
nihilistisch wereldbeeld
de werkelijkheid is ongeordend, chaotisch en betekenisloos
er bestaan geen objectieve waarheden of morele waarden
NIETZSCHE
wil tot macht (wille-zur-macht)
een soort kracht of drift die in heel de werkelijkheid aanwezig is, maar bij uitstek in het menselijke handelen tot uiting komt
zowel een scheppend als een vernietigend principe en de cyclus van creatie en destructie van nieuwe ordeningen en waardesystemen blijft daarom steeds doorgaan
NIETZSCHE
vroege Griekse cultuur
de cultuur voor Socrates
de dionysische en appollinische krachten zijn nog in evenwicht
NIETZSCHE
dionysische krachten
de chaos, het lichamelijke, het onbegrensde, het irrationale en het destructieve
NIETZSCHE
appollische krachten
het geordende, het geestelijke, het rationele en het scheppende
NIETZSCHE
hinterweltler
mensen die achter de zintuigelijke werkelijkheid op zoek gaan naar wat zij de echte wereld ādaarachterā noemen
NIETZSCHE
wil-tot-waarheid
typisch voor het westen
= de wil-tot-macht van de zwakke mens die niet kan omgaan met onzekerheid en daarom objectiviteit claimt voor de waarheden die hij zelf geschapen heeft
NIETZSCHE
herenmoraal
waarbij de sterkeren in de samenleving (de heren, de aristocratie) ook de reƫle macht in handen hebben en hun eigen waardensysteem aan de hele samenleving kunnen opleggen
NIETZSCHE
god is dood
daarmee bedoelt Nietzsche niet alleen dat religie in onze samenleving op de terugweg is
het gaat om de meer fundamentele claim dat het geloof in absolute waarheden en waarden meer en meer ondergraven en onhoudbaar wordt
NIETZSCHE
Ćbermensch
de hoogste vorm van menszijn volgens Nietzsche
de mens die zijn eigen waarden en waarheden creƫert en zich tegelijkertijd bewust blijft van de contingentie (toevallige) en de tijdelijkheid ervan
NIETZSCHE
zwak nihilisme
het nihilisme van de zwakke westerse mens, die waarheden creƫert waar hij zich kan aan onderwerpen en daarbij vergeet dat hij die zogenaamd objectieve waarden zelf gemaakt heeft
NIETZSCHE
radicaal nihilisme
waarbij alle bestaande zekerheden meer en meer in vraag gesteld worden
NIETZSCHE
sterk nihilisme
waarin de mens de ware aard van de werkelijkheid erkent en omarmt
=> ontstaan van de Ćbermensch
NIETZSCHE
postmodernisme
brede filosofische stroming uit de tweede helft van de twintigste eeuw
een filosofie die ervan uitgaat dat er geen absolute waarheid bestaat en de wereld niet te beheersen is
het is onmogelijk om een absoluut fundament te vinden voor onze kennis (zwakke variant)
alle waarheid is relatief (relativisme) (sterke variant)
mauvaise foi
= kwade trouw
diegenen die de verantwoordelijkheid van hun eigen absolute vrijheid ontlopen getuigen van kwade trouw
het zijn lafaards die bovendien er zelf voor kiezen om lafaards te zijn
SARTRE
Dasein
het menselijke subject, er-zijn
een subject dat mogelijkheden heeft om zijn eigen wereld en zo zichzelf vorm te geven
er-zijn heeft de structuur van het kunnen-zijn
HEIDEGGER
existentiƫle angst
het basisgevoel dat we hebben als we geconfronteerd worden met ons eigen bestaan en met onze eigen verantwoordelijkheid voor het uitbouwen van een zinvol leven
HEIDEGGER
Sein-zum-Tode
we zijn āgerichtā op onze eigen dood in die zin dat het onze eigen toekomstige dood is die het ons mogelijk maakt maar ook dwingt om hier en nu betekenis te geven aan ons leven en om door de keuzes die we maken van ons leven op een authentieke wijze ons āeigenā leven te maken
HEIDEGGER
Es (het āhetā)
een onbewust complex van driften (het libido)
wordt geregeld door het lustprincipe
FREUD
Ćber-ich (het āboven-ikā)
het deelsysteem van onze psyche dat de wet en de morele normen vertegenwoordigd
= een soort geweten
wordt geregeld door het realiteitsprincipe
FREUD
Ego (das Ich, het āikā)
verwijst naar het eigenlijke āikā als een soort instantie die moet bemiddelen tussen de verlangens van het onbewuste Es en de morele normen die bewaakt worden door het Ćber-ich
FREUD
economische onderbouw
de structuur van de economie en van de productieprocessen
= onderliggende structuur van de samenleving
KARL MARX
politiek-culturele bovenbouw
de juridische en politieke organisatie van een gemeenschap en het culturele, religieuze, filosofische of wetenschappelijke gedachtengoed
KARL MARX
productiemiddelen
= productiekrachten = productiewijze
de feitelijke economische productiewijze
bvb de arbeid in de fabrieken, het land voor de landbouw
KARL MARX
productieverhoudingen
de verdeling van de productiemiddelen in de samenleving, wie heeft de economische en politieke controle in de samenleving in handen?
bvb wie is eigenaar van hetgeen de arbeid of het land produceert?
KARL MARX
revolutionaire periode
waarin de productieverhoudingen in de samenleving radicaal veranderen en zich aanpassen aan de ānieuweā productiemiddelen
= verandering in de onderbouw => heeft gevolgen voor bovenbouw
KARL MARX
kritische theorie
= Frankfurter Schule (strekking binnen de filosofie)
gekenmerkt door een maatschappij-kritische project
gaat ervan uit dat cultuur een belangrijke rol speelt in de maatschappij
HABERMAS
leefwereld
algemeen begrip volgens Habermas
begrip dat verwijst naar de samenleving als geheel waar mensen met elkaar interageren op basis van een heel aantal gedeelde verwachtingspatronen en overtuigingen
HABERMAS
ethische rationaliteit
een rationaliteit van de leefwereld
= evaluatieve rationaliteit
Habermas verwijst hiermee naar de overwegingen en argumenten die we gebruiken als we nadenken over welke doelen we in het leven willen bereiken en welke activiteiten we willen ondernemen
HABERMAS
empirische rationaliteit
een rationaliteit van de leefwereld
= instrumentele rationaliteit
Habermas verwijst hiermee naar onze kennis van de causale verbanden tussen gebeurtenissen in de natuurlijke werkelijkheid
dit soort kennis leert ons welke middelen we moeten inzetten om onze doelen te bereiken
HABERMAS
morele rationaliteit
een rationaliteit van de leefwereld
Habermas verwijst hiermee naar de morele normen waaraan we ons moeten houden als we handelen
die normen zijn de randvoorwaarden van mijn handelen
HABERMAS
communicatieve rationaliteit
de drie vormen van rationaliteit van de leefwereld volgens Habermas worden alle drie beschouwd als vormen van deze rationaliteit
we hebben als mens steeds de mogelijkheid om te discussiƫren
HABERMAS
het systeem
economische + administratieve
zijn ontstaan om complexe maatschappelijke behoeften en problemen op een efficiƫnte manier op te lossen
taak bestaat erin om de economische productie en de economische groei in onze samenleving te garanderen
HABERMAS
systemische rationaliteit
een rationaliteit van het systeem
fundamenteel verschillend van de rationaliteit van de leefwereld
gekenmerkt door: efficiƫntie, streven naar zelfbehoud
HABERMAS
medium van geld
manier waarop beslissingen worden genomen in het economische systeem (ipv discussies in de leefwereld)
HABERMAS
medium van macht
manier waarop beslissingen worden genomen in het administratieve systeem (ipv discussies in de leefwereld)
HABERMAS
kolonisering van de leefwereld door het systeem
bestaat erin dat de eisen van het systeem de normale werking van de leefwereld komen verstoren, het systeem zorgt zo voor een reƫel vrijheidsverlies
bvb het onderwijs dat zich wel of niet zou moeten schikken naar wat de industrie vraagt
HABERMAS
neoliberalisme
gebaseerd op een sterk geloof in de kracht van de vrije markt
wilt de markt ook zoveel mogelijk vrijmaken en dereguleren
zeer radicaal => ideologie moet begrepen worden als een omvattend mens- en maatschappijbeeld
concurrentie niet meer beperkt tot de economische sfeer => het grote verschil met klassiek liberalisme waar dit wel het geval is
FOUCAULT
concurrentie-management
de overheid en de politiek hebben binnen het neoliberale project een omvangrijke regulerende taak
de rol van de overheid en politiek in het neoliberalisme, de vrije markt is immers geen natuurlijke fenomeen
FOUCAULT
problemen van hyperkolonisering van onze leefwereld
toegankelijkheid van publieke goederen
privatisering van de winsten en socialisering van de verliezen
individualisering van de sociale risicoās
doorgedreven regulering en juridisering van de samenleving
psychologische problemen
HABERMAS/FOUCAULT