Looks like no one added any tags here yet for you.
bavarder
babbelen, praten
déranger
storen
persévérer
doorzetten, volhouden
savoir gérer la liberté
kunnen omgaan met zijn vrijheid
se laisser déborder
zich laten overstelpen
être débordé de travail
overstelpt worden met werk
se mettre au travail
zich aan het werk zetten
s'y mettre trop tard
er te laat aan beginnen, te laat beginnen werken
souffrir de
lijden aan, onder
je souffre de stress
ik heb last van stress
se décourager
ontmoedigd geraken
abandonner ses études
zijn studie opgeven
faire la fête / sortir
feesten / uitgaan
se laisser influencer par
zich laten beïnvloeden door
pouvoir compter sur sa famille/ses amis
Op je familie/vrienden kunnen rekenen
L’école – l’étude
School – het studeren
avoir (un) cours
(een) les hebben
aller en/au cours
naar de les gaan
avoir un horaire chargé/léger
een zwaar/licht lessenrooster hebben
assister au cours
de les bijwonen
sécher les cours
spijbelen, brossen
être présent/absent
aanwezig/afwezig zijn
le cours en présentiel
les op school
le cours en distanciel
afstandsonderwijs
faire ses devoirs
zijn taken maken
faire des résumés
samenvattingen maken
faire un effort
een inspanning doen
faire de son mieux
zijn best doen
faire des progrès
vooruitgaan, vorderingen maken
apprendre à (faire qqch)
iets leren (doen)
apprendre par coeur
van buiten leren
retenir la matière
de leerstof onthouden
réviser une leçon
een les nakijken, herhalen
réviser
studeren, blokken
avoir une bonne/mauvaise méthode de travail
een goede/slechte studiehouding hebben
ne rien comprendre à
niets begrijpen van
prendre des cours (particuliers)
(bij)lessen nemen
passer un examen
een examen afleggen
obtenir de bons résultats
goede resultaten behalen
être recalé à un examen
gezaktzijn voor een examen
avoir un examen de passage
een herexamen hebben
réussir un examen / son année
slagen (voor een examen)
j'ai réussi
ik ben geslaagd
rater son année
zakken, buizen
j’ai raté
ik ben gezakt, gebuisd
redoubler son année
zijn jaar overdoen
se réorienter
van richting veranderen
avoir un bon bulletin
een goed rapport hebben
obtenir / décrocher son diplôme
je diploma behalen
recevoir son diplôme
je diploma krijgen, in ontvangst nemen
la remise du diplôme
de diploma uitreiking
Trouver sa voie
Zijn weg vinden
se renseigner sur
inlichtingen inwinnen over
s’orienter vers
zich richten op, de kant opgaan van
revenir sur son parcours
terugblikken op je parcours
garder les pieds sur terre
realistisch blijven
consacrer du temps à qqch ou qqn
tijd besteden aan
accorder du temps à qqn ou qqch
tijd besteden aan
assister à une journée portes ouvertes
een opendeurdag bijwonen
choisir une filière d’études
een studierichting kiezen/volgen
être sûr de son choix
zekerzijn van zijn keuze
Les études supérieures
De hogere studies
faire des études
studeren, verder studeren
suivre une formation
een opleiding volgen
s'inscrire à l'université
zich inschrijven aan de universiteit
passer un examen d'entrée
een ingangsexamen afleggen
la rentrée (académique)
de start van het (academie)jaar
le baptême (FR : le bizutage)
de studentendoop
le blocus
de blokperiode
un amphithéâtre, un amphi / un auditoire
een auditorium
être en kot
op kot zitten
vivre dans une résidence étudiante
in een studentenresidentie wonen
faire la navette
pendelen
participer à un échange
aan een uitwisseling deelnemen
recevoir une bourse Erasmus
een Erasmusbeurs krijgen