Biologie Q4 Samenvatting

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Get a hint
Hint

Hoe stel je vast of individuen tot dezelfde soort behoren?

Get a hint
Hint

Uiterlijke kenmerken, mogelijkheid om vruchtbare nakomelingen te krijgen, en DNA-onderzoek.

Get a hint
Hint

Waaruit bestaat de binominale naamgeving?

Get a hint
Hint

De geslachtsnaam (hoofdletter) en de soortaanduiding (kleine letter).

Card Sorting

1/44

Anonymous user
Anonymous user
flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Flashcards over de biologie Q4 samenvatting, inclusief binominale naamgeving, taxonomie, populatiegrootte, biotische en abiotische factoren, tolerantiegrenzen, adaptaties, voedselketens en -webben, symbiose, accumulatie, genetische variatie, eilandtheorie, allelfrequenties, Hardy-Weinberg-evenwicht, voedselkringloop, energie in ecosystemen en composteren.

Biology

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

45 Terms

1
New cards

Hoe stel je vast of individuen tot dezelfde soort behoren?

Uiterlijke kenmerken, mogelijkheid om vruchtbare nakomelingen te krijgen, en DNA-onderzoek.

2
New cards

Waaruit bestaat de binominale naamgeving?

De geslachtsnaam (hoofdletter) en de soortaanduiding (kleine letter).

3
New cards

Wat is taxonomie?

Het indelen van soorten in groepen.

4
New cards

Wat zijn de drie domeinen van het leven?

Archaea, bacteriën en eukaryoten.

5
New cards

Wat is een hybride?

Een dier dat ontstaat door kruising van twee verschillende soorten, vaak onvruchtbaar.

6
New cards

Wat is een populatie?

Groepen organismen van dezelfde soorten in een gebied.

7
New cards

Hoe bereken je de populatiegrootte met de vangst-terugvangstmethode?

N = (n₁ x n₂) / n₃

8
New cards

Wat is een beperkende factor?

Factor die de groei het meest afremt, zoals voedselaanbod of nestgelegenheid.

9
New cards

Wat is de draagkracht van een gebied?

Maximaal aantal dieren dat een gebied langdurig aankan, afhankelijk van voedsel, nestelplaatsen, schuilplekken etc.

10
New cards

Hoe gebeurt ontsnippering van leefgebieden?

Verbindingen zoals ecoducten, tunnels of bruggen, zodat dieren zich kunnen verplaatsen.

11
New cards

Wat zijn biotische factoren?

Invloeden van levende organismen.

12
New cards

Wat zijn abiotische factoren?

Invloeden uit de niet-levende omgeving, zoals licht, temperatuur, water, wind, bodem, lucht of terrein.

13
New cards

Wat zijn tolerantiegrenzen?

Minimum- en maximumwaarde waarbij een soort kan overleven.

14
New cards

Wat zijn adaptaties?

Erfelijke veranderingen in uiterlijk of gedrag die de overlevingskansen vergroten.

15
New cards

Wat zijn herbivoren?

Planteneters, veroorzaken vraatschade.

16
New cards

Wat zijn carnivoren?

Vleeseters, jagen en doden prooien (predatie).

17
New cards

Wat zijn omnivoren?

Eten zowel planten als dieren.

18
New cards

Wat is een voedselketen?

Een keten die laat zien wie wie eet, beginnend met een producent.

19
New cards

Wat vormt een voedselweb?

Al deze ketens samen.

20
New cards

Wat is symbiose?

Langdurige relatie tussen 2 soorten.

21
New cards

Wat is mutualisme?

Beide soorten hebben voordeel (+/+).

22
New cards

Wat is commensalisme?

Eén soort voordeel, andere neutraal (+/o).

23
New cards

Wat is parasitisme?

Parasiet heeft voordeel, gastheer nadeel (+/-).

24
New cards

Wat zijn epifyten?

Organismen die op levende planten groeien zonder hieraan voedingstoffen te onttrekken.

25
New cards

Wat is accumulatie in een voedselketen?

Bij elke schakel wordt de gif concentratie groter.

26
New cards

Wat is fitness?

Hoe goed een organisme zijn allelen kan doorgeven aan de volgende generatie.

27
New cards

Wat is inteelt?

Paring tussen familieleden, leidt tot weinig genetische variatie.

28
New cards

Wat is genetic drift?

Toeval zorgt ervoor dat bepaalde allelen toenemen of verdwijnen.

29
New cards

Wat is het flessenhalseffect?

Groot deel van populatie sterft, waardoor er weinig genetische variatie overblijft.

30
New cards

Wat is het stichtereffect?

Nieuwe populatie ontstaat uit een paar individuen, genetische variatie is in het begin klein.

31
New cards

Wat is de eilandtheorie?

Soortenrijkdom op een eiland afhangt van grootte van het eiland en afstond tot het vasteland.

32
New cards

Wat is genotypefrequentie?

Aantal met fenotype / totaal aantal individuen

33
New cards

Wat is allelfrequentie?

Afgeleid uit genotypen of genotypefrequenties.

34
New cards

Wat is co-dominantie?

Beide allelen komen tot uitdrukking.

35
New cards

Wat doen mutaties met allelen?

Creëren nieuwe allelen, uitbreiding van de genenpool.

36
New cards

Wat is gene flow?

Allelfrequenties veranderen door immigratie/emigratie.

37
New cards

Wat is het Hardy-Weinberg-evenwicht?

p + q = 1 (som van allelfrequenties) en p² + 2pq + q² = 1 (som van genotypefrequenties).

38
New cards

Wat is fotosynthese?

Planten maken glucose uit H₂O + CO₂ met zonlicht.

39
New cards

Wat doen reducenten?

Bacteriën/schimmels breken dode resten af tot anorganische stoffen.

40
New cards

Wat is de ecologische voetafdruk?

Hoeveelheid land en water die een mensen gebruikt als leefruimte, als productieruimte en om zijn afval te laten verwerken.

41
New cards

Wat zijn foto-autotrofen?

Gebruiken zonlicht (fotosynthese).

42
New cards

Wat zijn chemo-autotrofen?

Halen energie uit chemische reacties (chemosynthese).

43
New cards

Wat zijn heterotrofen?

Gebruiken organische stoffen van anderen.

44
New cards

Wat is composteren?

Versneld afbraakproces op een composthoop.

45
New cards

Wat is eutrofiëring?

Te veel nitraat/fosfaat -> algenbloei -> troebel water -> lichttekort -> massale sterfte -> zuurstofarm water.