VOC Trajet 1: 3 Donner une instruction
Learn
Practice Test
Spaced Repetition
Match
Flashcardsla nuque
de nek
la main
de hand
1/79
There's no tags or description
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
80 Terms
la nuque
de nek
la main
de hand
le poignet
de pols
le coude
de elleboog
le dos
de rug
le talon
de hiel
le front
het voorhoofd
le menton
de kin
l 'épaule (f )
de schouder
la poitrine
de borstkas
les abdominaux (m)
de buikspieren
la hanche
de heup
la fesse
de bil
la cuisse
de dij
le genou
de knie
la cheville
de enkel
la tête
het hoofd
le bassin
het bekkens
le bras
de arm
la jambe
het been
Attention à (+ substantif)
Opgelet voor
Attention de (+ infinitif)
Opgelet om te
Veillez à (+ infinitif)
Denk eraan om te
Il est nécessaire de (+ infinitif)
Het is nodig om te
Il est important de (+ infinitif)
Het is belangrijk om te
Il est primordial de (+ infinitif)
Het is van het grootste belang om te
Il est essentiel de (+ infinitif)
Het is essentieel om te
Il faut (+ infinitif)
Je moet / U moet
Il vaut mieux (+ infinitif)
Het is beter om te
Essayez de (+ infinitif)
Probeer om te
N'oubliez pas de (+ infinitif)
Vergeet niet om te
Il faut que (+ subjonctif)
Het is nodig dat
Il vaut mieux que (+ subjonctif)
Het is beter dat
Il est important que (+ subjonctif)
Het is belangrijk dat
Il est nécessaire que (+ subjonctif)
Het is nodig dat
Il est indispensable que (+ subjonctif)
Het is absoluut noodzakelijk dat
s’étirer
stretchen
un étirement
een stretchoefening
une articulation
een gewricht
muscler
verstevigen
la musculation
de spieroefening
les pectoraux
borstspieren
les fessiers
de bilspieren
les dorsaux
de rugspieren
placer
plaatsen
tendre
strekken
toucher
aanraken
serrer
opspannen
revenir à la position initiale
teruggaan naar de beginpositie
s’allonger
gaan liggen
se metter debout
recht gaan staan
le sol
de grond
se relever
rechtstaan, rechtkomen, oprichten
soulever
opheffen
se pencher
buigen
un angle
de hoek
en appui sur
steunend op
s’appuyer sur
steunen op
décoller du sol
opheffen van de grond
descendre
afdelen, naar beneden gaan
monter
stijgen, naar boven gaan
inspirer
inademen
expirer
uitademen
vers / en dirrection de
naar, richting
au-dessus de
op
en dessous de
onder
derriér
erachter
devant
ervoor
sur le côté
op de zijkant
le long de
langs
vers l’avant
naar voor
en arrière
naar achteren
droit
recht
à droite
naar rechts
à gauche
naar links
vers la droite
naar de rechterkant
vers la gauche
naar de linkerkant
vers le haut
hoger
vers le bas
lager
écarter
spreiden