 Call Kai
Call Kai Learn
Learn Practice Test
Practice Test Spaced Repetition
Spaced Repetition Match
Match1/85
Biologie vwo 6 hoofdstuk 17 begrippen
| Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced | 
|---|
No study sessions yet.
genetische informatie
informatie in het DNA voor het maken van eiwitten
kern DNA
het DNA in chromosomen in de celkern
mitochondriaal DNA
cirkelvorming DNA in de mitochondriën
nucleotiden
bouwstenen van DNA en RNA moleculen
dubbele helix
2 strengen die om elkaar gewikkeld zijn
basenparen
vaste combinatie van 2 paren (CG, AT) die beide DNA strengen bij elkaar houden door H-bruggen
5’ kant
uiteinde van de DNA-streng met een vrije fosfaatgroep
3’ kant
uiteinde DNA-streng met een vrije OH groep
genoom
totale DNA van persoon
gen
stuk DNA met de informatie voor het maken van bepaalde eiwitten
sequentie
de volgorde van stikstofbase in het gen
histonen
eiwit in de chromatinedraad dat DNA verstevigt en versterkt
nucleosoom
8 histonen bij elkaar, waar DNA omheen zit. Bij elkaar gehouden door H1 histon
protease
eiwitverterend enzym
rRNA
ribosoomRNA, bouwsteen van ribosoom
niet-coderende DNA
grootste deel van DNA, codeert niet voor eiwitten. Codeert voor rRNA of tRNA, of aan- en uitschakelen coderend DNA
coderende-DNA
codeert voor eiwitten
reperitief DNA
deel van DNA waar een serie nucleotiden zich herhalen, vooral in niet-coderend DNA
STR’s
short tandem repeats (herhaling tussen de 2-10). Spelen rol bij forensisch onderzoek
loci
plaatsen in het DNA
DNA-replicatie
verdubbeling van het DNA, voor celdeling
helicase
enzym dat de H-bruggen verbreekt bij replicatie
primase
(RNA-polymerase) maakt op startpunt primer vast van 20 ribonucleotiden
ribonucleotiden
(RNA-nucleotide) een nucleotide met ribose in plaats van deoxyribose en naast C, G en A, U(racil) in plaats van T(hymine)
DNA-polymerase
Een enzym dat een nieuwe DNA-streng maakt door passende bouwstenen (DNA-nucleotiden) aan elkaar te plakken en aan de oude streng te koppelen.
De nieuwe streng wordt gemaakt in de richting van 5' naar 3'.
Een ander type DNA-polymerase vervangt daarna de RNA-stukjes (van de primer) door DNA-stukjes
leesrichting
DNA-polymerase leest de nucleotiden van de DNA-streng die bij de replicatie van het DNA continu van het startpunt van replicatie af groeit in de 5'--> 3' richting
leidende streng
de DNA-streng die bij de replicatie van het DNA continu van het startpunt van replicatie af groeit in de 5’→3’ richting
volgende streng
de DNA-streng die tijdens het kopiëren van DNA in losse stukjes (Okazaki-fragmenten) wordt gemaakt.
Deze streng groeit in de tegenovergestelde richting van de leidende streng, dus terug naar het beginpunt van de replicatie
okazaki-fragment
een kort DNA-fragment (van de volgende streng) met een RNA-primer. Groeit tijdens de replicatie vanaf de RNA-primer achterwaarts in de richting van het startpunt van de replicatie. Een speciaal type DNA-polymerase vervangt de RNA-nucleotiden van primer van het vorige fragment door DNA-nucleotiden. Het enzym ligase plakt het Okazaki-fragment vast aan het al gevormde deel van de volgende streng
semi-conservatief
na de replicatie bestaan beide DNA-moleculen uit een originele en een nieuw gevormde streng
PCR-methode
(polymerase chain reaction) methode om in een apparaat in stappen minimale hoeveelheden DNA kunstmatig snel te vermenigvuldigen
vrije DNA-nucleotiden
Bouwsteen van DNA en RNA, bestaat uit een
fosfaatgroep,
een suikermolecuul (deoxyribose/ribose)
stikstofbase (A, C, G of T/U).
mRNA
messenger‑RNA, bevat de van DNA gekopieerde genetische code en en wordt in het ribosoom afgelezen bij het maken van een eiwit
transcriptie
het overschrijven van een gedeelte van de matrijsstreng van DNA naar mRNA
promoter
een stukje DNA dat de genexpressie regelt en het startpunt is voor de transcriptie
TATA-box
de volgorde 3’-TATAAA-5’ op de matrijsstreng aan het begin van de promotor bij eukaryoten, koppelplaats van het RNA-polymerase en startpunt van de transcriptie
matrijsstreng / template
streng tegenover de coderende streng. Het RNA-polymerase leest deze streng af bij de transcriptie en ‘kopieert’ hierdoor de sequentie van de coderende streng.
coderende streng
De coderende streng (ook wel sense-streng genoemd) is de DNA-streng die dezelfde volgorde heeft als het mRNA, behalve dat in DNA T (thymine) staat waar in RNA U (uracil) komt. Coderende streng ligt tegenover de mattrijsstren
pre-mRNA
zit in celkern. Het RNA-molecuul zoals RNA-polymerase het maakt. Het ondergaat daarna nog verschillende bewerkingen: toevoegen van een staart aan het 3’-einde (poly-adenylering) en een ‘cap’ aan het 5’-einde en splicing dat de introns verwijdert.
UTR
Un translated region, codeert niet en zit op beide uiteinden van pre-RNA
startcodon (AUG)
de tripletcode van een mRNA-molecuul waarmee de vorming van een polypeptideketen start.
stopcodon
Een tripletcode in het mRNA-molecuul waarmee de vorming van een polypeptide stop (UAA, UAG, AGA)
5’ cap
CH3 groep, maakt mRNA stabieler, speelt rolt bij vervoer pre-mRNA naar buiten celkern en starten translatie
introns
deel van het pre-mRNA bij eukaryoten dat niet codeert voor een eiwit.
splicing
proces dat bij eukaryoten introns uit het pre-mRNA verwijdert
exons
Een exon is een deel van het pre-mRNA bij eukaryoten dat informatie bevat om (een deel van) een eiwit te maken.
Na het bewerken van het pre-mRNA worden de exonen aan elkaar geplakt, en samen vormen ze het definitieve mRNA dat later wordt vertaald naar een eiwit
translatie
het aflezen en vertalen van een mRNA naar een aminozuurvolgorde.
genetische code
de DNA-code voor het maken van verschillende eiwitten; de volgorde van de stikstofbase.
codon
drie opeenvolgende basen (triplet) in het mRNA die samen coderen voor een aminozuur.
tRNA
Een tRNA-molecuul heeft een klaverbladvorm en kan één bepaald aminozuur vastmaken.
Het brengt dat aminozuur naar het ribosoom, waar eiwitten worden gemaakt.
Met zijn anticodon herkent het tRNA het juiste codon op het mRNA, zodat het juiste aminozuur op de juiste plek in de eiwitketen komt
anticodon
triplet op het tRNA-molecuul, complementair aan een codon van het mRNA.
sequencen
het bepalen van de nucleotidenvolgorde van een DNA-fragment.
mutaties
een verandering in de volgorde van de nucleïnebasen in DNA; kan ernsige gevolgen hebben als dat deel van het DNA codeert voor een enzym.
puntmutatie
een verandering van 1 basenpaar in het DNA
substitutie (vorm van puntmutatie)
een verandering in het DNA waarbij een basenpaar vervangen is door een ander
deletie (vorm van puntmutatie)
een verandering in het DNA waarbij één of meer basenparen ontbreken; de term geldt ook voor een chromosoom, waarbij door chromosoombreuk een deel ontbreekt.
insertie (vorm van puntmutatie)
een verandering in het DNA waarbij 1 of meerdere nucleotiden zijn toegevoegd
chromosoommutatie
een mutatie van een heel chromosoom of een deel daarvan.
duplicatie (vorm van chromosoommutatie)
een mutatie waarbij een deel van het chromosoom verdubbeld is.
inversie (vorm van chromosoommutatie)
een mutatie waarbij een deel van het chromosoom omgekeerd is
translocatie
een verandering in het erfelijk materiaal, waarbij delen van twee chromosomen zijn uitgewisseld of waarbij een chromosoomdeel is verplaatst naar een ander chromosoom
genoommutaties
een verandering in het aantal chromosomen
mutagene factoren
een factor die de kans op een mutatie verhoogt
leesraamverschuiving
door een deletie of een insertie verschuiven de tripletcode in het DNA en het bijbehorende mRNA, waardoor de vertaling van de codons niet meer op de juiste manier verloopt.
tumorsuppressorgenen
genen die de celcyclus remmen
proto-oncogenen
gen dat codeert voor eiwitten die de celdeling stimuleren. Kan door een mutatie veranderen in een oncogen, wat leidt tot tumorvorming.
DNA-repair-system
enzymen die beschadigingen in het DNA opzoeken en herstellen voordat ze gevolgen hebben.
restrictie-enzymen
enzym, afkomstig van bacteriën, dat beide DNA-strengen op een specifieke manier en plaats knipt. Onderzoekers gebruiken restrictie-enzymen bij genetische modifactie en gentherapie.
transgen
een gen dat niet soorteigen is, is ingebouwd in het DNA
genexpressie
het tot uiting komen van een gen
chromatinestructuur
de wijze waarop het chromatine met behulp van de histonen is opgerold: compact in heterochromatine of los in euchromatine
methylering
Het koppelen van methylgroepen (aan histonen), zorgt voor heterochromatine
kernlichaampje
bevat genen voor het maken van rRNA
lichaampje van BARR
gedeactiveerd X-chromosoom van vrouwen, sterk opgerold in heterochromatine
epigenetische factoren
factoren die invloed hebben op de expressie van het genoom
epigenetica
het onderzoeksgebied dat omkeerbare erfelijke veranderingen bestudeert: het gedrag of invloeden uit de omgeving van ouders hebben gevolgen voor het tot uiting komen van eigenschappen bij de nakomelingen
genregulatie
het controleren van de genexpressie
structuurgenen
gen dat codeert voor een bepaald eiwit
regulatorgenen
gen dat een rol speelt bij de genexpressie
operator
‘Aan-/uitschakelaar’ voor de transcriptie
promotor
een stukje DNA dat de genexpressie regelt en het startpunt is voor de transcriptie
operon
het geheel van promotor, operator en structuurgenen bij prokaryoten
repressoreiwit
eiwit dat bindt aan de silencer van een gen en daarmee de transcriptie blokkeert
transcriptiefactoren
eiwit dat bij eukaryoten de transcriptie controleert
activators
eiwitten uit het kernplasma die koppelen aan de enhancers van het betrokken gen
knock-out gen
gen dat voor onderzoeksdoelen volledig is weggehaald of onbruikbaar is gemaakt