Biologie vwo 6 hoofdstuk 17 begrippen

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
0.0(0)
full-widthCall Kai
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
GameKnowt Play
Card Sorting

1/85

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Biologie vwo 6 hoofdstuk 17 begrippen

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

86 Terms

1
New cards

genetische informatie

informatie in het DNA voor het maken van eiwitten

2
New cards

kern DNA

het DNA in chromosomen in de celkern

3
New cards

mitochondriaal DNA

cirkelvorming DNA in de mitochondriën

4
New cards

nucleotiden

bouwstenen van DNA en RNA moleculen

5
New cards

dubbele helix

2 strengen die om elkaar gewikkeld zijn

6
New cards

basenparen

vaste combinatie van 2 paren (CG, AT) die beide DNA strengen bij elkaar houden door H-bruggen

7
New cards

5’ kant

uiteinde van de DNA-streng met een vrije fosfaatgroep

8
New cards

3’ kant

uiteinde DNA-streng met een vrije OH groep

9
New cards

genoom

totale DNA van persoon

10
New cards

gen

stuk DNA met de informatie voor het maken van bepaalde eiwitten

11
New cards

sequentie

de volgorde van stikstofbase in het gen

12
New cards

histonen

eiwit in de chromatinedraad dat DNA verstevigt en versterkt

13
New cards

nucleosoom

8 histonen bij elkaar, waar DNA omheen zit. Bij elkaar gehouden door H1 histon

14
New cards

protease

eiwitverterend enzym

15
New cards

rRNA

ribosoomRNA, bouwsteen van ribosoom

16
New cards

niet-coderende DNA

grootste deel van DNA, codeert niet voor eiwitten. Codeert voor rRNA of tRNA, of aan- en uitschakelen coderend DNA

17
New cards

coderende-DNA

codeert voor eiwitten

18
New cards

reperitief DNA

deel van DNA waar een serie nucleotiden zich herhalen, vooral in niet-coderend DNA

19
New cards

STR’s

short tandem repeats (herhaling tussen de 2-10). Spelen rol bij forensisch onderzoek

20
New cards

loci

plaatsen in het DNA

21
New cards

DNA-replicatie

verdubbeling van het DNA, voor celdeling

22
New cards

helicase

enzym dat de H-bruggen verbreekt bij replicatie

23
New cards

primase

(RNA-polymerase) maakt op startpunt primer vast van 20 ribonucleotiden

24
New cards

ribonucleotiden

(RNA-nucleotide) een nucleotide met ribose in plaats van deoxyribose en naast C, G en A, U(racil) in plaats van T(hymine)

25
New cards

DNA-polymerase

Een enzym dat een nieuwe DNA-streng maakt door passende bouwstenen (DNA-nucleotiden) aan elkaar te plakken en aan de oude streng te koppelen.
De nieuwe streng wordt gemaakt in de richting van 5' naar 3'.
Een ander type DNA-polymerase vervangt daarna de RNA-stukjes (van de primer) door DNA-stukjes

26
New cards

leesrichting

DNA-polymerase leest de nucleotiden van de DNA-streng die bij de replicatie van het DNA continu van het startpunt van replicatie af groeit in de 5'--> 3' richting

27
New cards

leidende streng

de DNA-streng die bij de replicatie van het DNA continu van het startpunt van replicatie af groeit in de 5’→3’ richting

28
New cards

volgende streng

de DNA-streng die tijdens het kopiëren van DNA in losse stukjes (Okazaki-fragmenten) wordt gemaakt.
Deze streng groeit in de tegenovergestelde richting van de leidende streng, dus terug naar het beginpunt van de replicatie

29
New cards

okazaki-fragment

een kort DNA-fragment (van de volgende streng) met een RNA-primer. Groeit tijdens de replicatie vanaf de RNA-primer achterwaarts in de richting van het startpunt van de replicatie. Een speciaal type DNA-polymerase vervangt de RNA-nucleotiden van primer van het vorige fragment door DNA-nucleotiden. Het enzym ligase plakt het Okazaki-fragment vast aan het al gevormde deel van de volgende streng

30
New cards

semi-conservatief

na de replicatie bestaan beide DNA-moleculen uit een originele en een nieuw gevormde streng

31
New cards

PCR-methode

(polymerase chain reaction) methode om in een apparaat in stappen minimale hoeveelheden DNA kunstmatig snel te vermenigvuldigen

32
New cards

vrije DNA-nucleotiden

Bouwsteen van DNA en RNA, bestaat uit een

fosfaatgroep,

een suikermolecuul (deoxyribose/ribose)

stikstofbase (A, C, G of T/U).

33
New cards

mRNA

messenger‑RNA, bevat de van DNA gekopieerde genetische code en en wordt in het ribosoom afgelezen bij het maken van een eiwit

34
New cards

transcriptie

het overschrijven van een gedeelte van de matrijsstreng van DNA naar mRNA

35
New cards

promoter

een stukje DNA dat de genexpressie regelt en het startpunt is voor de transcriptie

36
New cards

TATA-box

de volgorde 3’-TATAAA-5’ op de matrijsstreng aan het begin van de promotor bij eukaryoten, koppelplaats van het RNA-polymerase en startpunt van de transcriptie

37
New cards

matrijsstreng / template

streng tegenover de coderende streng. Het RNA-polymerase leest deze streng af bij de transcriptie en ‘kopieert’ hierdoor de sequentie van de coderende streng.

38
New cards

coderende streng

De coderende streng (ook wel sense-streng genoemd) is de DNA-streng die dezelfde volgorde heeft als het mRNA, behalve dat in DNA T (thymine) staat waar in RNA U (uracil) komt. Coderende streng ligt tegenover de mattrijsstren

39
New cards

pre-mRNA

zit in celkern. Het RNA-molecuul zoals RNA-polymerase het maakt. Het ondergaat daarna nog verschillende bewerkingen: toevoegen van een staart aan het 3’-einde (poly-adenylering) en een ‘cap’ aan het 5’-einde en splicing dat de introns verwijdert. 

40
New cards

UTR

Un translated region, codeert niet en zit op beide uiteinden van pre-RNA

41
New cards

startcodon (AUG)

de tripletcode van een mRNA-molecuul waarmee de vorming van een polypeptideketen start.

42
New cards

stopcodon

Een tripletcode in het mRNA-molecuul waarmee de vorming van een polypeptide stop (UAA, UAG, AGA)

43
New cards

5’ cap

CH3 groep, maakt mRNA stabieler, speelt rolt bij vervoer pre-mRNA naar buiten celkern en starten translatie

44
New cards

introns

deel van het pre-mRNA bij eukaryoten dat niet codeert voor een eiwit.

45
New cards

splicing

proces dat bij eukaryoten introns uit het pre-mRNA verwijdert

46
New cards

exons

Een exon is een deel van het pre-mRNA bij eukaryoten dat informatie bevat om (een deel van) een eiwit te maken.
Na het bewerken van het pre-mRNA worden de exonen aan elkaar geplakt, en samen vormen ze het definitieve mRNA dat later wordt vertaald naar een eiwit

47
New cards

translatie

het aflezen en vertalen van een mRNA naar een aminozuurvolgorde.

48
New cards

genetische code

de DNA-code voor het maken van verschillende eiwitten; de volgorde van de stikstofbase.

49
New cards

codon

drie opeenvolgende basen (triplet) in het mRNA die samen coderen voor een aminozuur.

50
New cards

tRNA

Een tRNA-molecuul heeft een klaverbladvorm en kan één bepaald aminozuur vastmaken.
Het brengt dat aminozuur naar het ribosoom, waar eiwitten worden gemaakt.
Met zijn anticodon herkent het tRNA het juiste codon op het mRNA, zodat het juiste aminozuur op de juiste plek in de eiwitketen komt

51
New cards

anticodon

triplet op het tRNA-molecuul, complementair aan een codon van het mRNA.

52
New cards

sequencen

het bepalen van de nucleotidenvolgorde van een DNA-fragment.

53
New cards

mutaties

een verandering in de volgorde van de nucleïnebasen in DNA; kan ernsige gevolgen hebben als dat deel van het DNA codeert voor een enzym.

54
New cards

puntmutatie

een verandering van 1 basenpaar in het DNA

55
New cards

substitutie (vorm van puntmutatie)

een verandering in het DNA waarbij een basenpaar vervangen is door een ander

56
New cards

deletie (vorm van puntmutatie)

een verandering in het DNA waarbij één of meer basenparen ontbreken; de term geldt ook voor een chromosoom, waarbij door chromosoombreuk een deel ontbreekt.

57
New cards

insertie (vorm van puntmutatie)

een verandering in het DNA waarbij 1 of meerdere nucleotiden zijn toegevoegd

58
New cards

chromosoommutatie

een mutatie van een heel chromosoom of een deel daarvan.

59
New cards

duplicatie (vorm van chromosoommutatie)

een mutatie waarbij een deel van het chromosoom verdubbeld is.

60
New cards

inversie (vorm van chromosoommutatie)

een mutatie waarbij een deel van het chromosoom omgekeerd is

61
New cards

translocatie

een verandering in het erfelijk materiaal, waarbij delen van twee chromosomen zijn uitgewisseld of waarbij een chromosoomdeel is verplaatst naar een ander chromosoom

62
New cards

genoommutaties

een verandering in het aantal chromosomen

63
New cards

mutagene factoren

een factor die de kans op een mutatie verhoogt

64
New cards

leesraamverschuiving

door een deletie of een insertie verschuiven de tripletcode in het DNA en het bijbehorende mRNA, waardoor de vertaling van de codons niet meer op de juiste manier verloopt.

65
New cards

tumorsuppressorgenen

genen die de celcyclus remmen

66
New cards

proto-oncogenen

gen dat codeert voor eiwitten die de celdeling stimuleren. Kan door een mutatie veranderen in een oncogen, wat leidt tot tumorvorming.

67
New cards

DNA-repair-system

enzymen die beschadigingen in het DNA opzoeken en herstellen voordat ze gevolgen hebben.

68
New cards

restrictie-enzymen

enzym, afkomstig van bacteriën, dat beide DNA-strengen op een specifieke manier en plaats knipt. Onderzoekers gebruiken restrictie-enzymen bij genetische modifactie en gentherapie.

69
New cards

transgen

een gen dat niet soorteigen is, is ingebouwd in het DNA

70
New cards

genexpressie

het tot uiting komen van een gen

71
New cards

chromatinestructuur

de wijze waarop het chromatine met behulp van de histonen is opgerold: compact in heterochromatine of los in euchromatine

72
New cards

methylering

Het koppelen van methylgroepen (aan histonen), zorgt voor heterochromatine

73
New cards

kernlichaampje

bevat genen voor het maken van rRNA

74
New cards

lichaampje van BARR

gedeactiveerd X-chromosoom van vrouwen, sterk opgerold in heterochromatine

75
New cards

epigenetische factoren

factoren die invloed hebben op de expressie van het genoom

76
New cards

epigenetica

het onderzoeksgebied dat omkeerbare erfelijke veranderingen bestudeert: het gedrag of invloeden uit de omgeving van ouders hebben gevolgen voor het tot uiting komen van eigenschappen bij de nakomelingen

77
New cards

genregulatie

het controleren van de genexpressie

78
New cards

structuurgenen

gen dat codeert voor een bepaald eiwit

79
New cards

regulatorgenen

gen dat een rol speelt bij de genexpressie

80
New cards

operator

‘Aan-/uitschakelaar’ voor de transcriptie

81
New cards

promotor

een stukje DNA dat de genexpressie regelt en het startpunt is voor de transcriptie

82
New cards

operon

het geheel van promotor, operator en structuurgenen bij prokaryoten

83
New cards

repressoreiwit

eiwit dat bindt aan de silencer van een gen en daarmee de transcriptie blokkeert

84
New cards

transcriptiefactoren

eiwit dat bij eukaryoten de transcriptie controleert

85
New cards

activators

eiwitten uit het kernplasma die koppelen aan de enhancers van het betrokken gen

86
New cards

knock-out gen

gen dat voor onderzoeksdoelen volledig  is weggehaald of onbruikbaar is gemaakt