1/44
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
epistula
brief
ad + acc
naar; tot, bij
ego
ik
trado, tradere, tradidi, traditum
overgeven
overleveren
ut + coni
opdat, dat
scribo, scribere, scripsi, scriptum
schrijven
amicus
vriend, bevriend
tuus
jouw, uw
deinde
vervolgens, verder
admoneo, monere, monui, monitum
waarschuwen
aan iets herinneren
aansporen
ne + coni
opdat niet
omnis, is
geheel
elk, ieder
cum + ind. / + coni. / + abl.
toen, terwijl
(telkens) wanneer
toen (plotseling); / toen, omdat, hoewel, terwijl / samen met, in gezelschap van
is (ea, id)
hij, zij, het
deze, dit
die, dat
tu
jij, u
quia
omdat, met coniunctivus als de reden als bewering van anderen wordt weergegeven (= subjectieve reden)
non
niet
soleo, solere, solitus sum
gewoon zijn, plegen
ipse (ipsa, ipsum)
zelf, juist, op zichzelf: alleen
quidem
tenminste, echter, namelijk
facio, facere, feci, factum
maken, doen
ita
zo, op deze wijze
idem (eadem, idem)
dezelfde
ille (illa, illud)
die, daar
et
en, ook
dico, dicere, dixi, dictum
zeggen, spreken
noemen
nego, negare
ontkennen, zeggen dat niet, weigeren
itaque
(en zo) dientengevolge, daarom
si
als, of (misschien)
proprius
eigen, eigenaardig
verbum
woord
quasi
alsof, als het ware
publicus
openbaar, algemeen, staats-, officieel
utor, uti, usus sum + abl
gebruiken, benutten, omgaan met
sum, esse, fui, futurus
zijn, bestaan
toebehoren aan
sic
zo, op deze wijze
voco, vocare
roepen, noemen
quomodo
hoe, op welke manier
zoals
bonus
goed, subst. deugd, voordeel, nut
vir, viri
man, echtgenoot
nomen, inis n
naam, benaming
succuro, currere, curri, cursum + dat
te hulp stellen
saluto, salutare
groeten, begroeten
hic
hier
sed
maar