Kaarten: Alle begrippen biologie vwo | Quizlet

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/1169

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

1170 Terms

1
New cards

Abiotische factoren

alle invloeden uit de levenloze natuur

2
New cards

Autotroof

In staat om organische stoffen te vormen uit anorganische stoffen en energie

3
New cards

Biodiversiteit

Verscheidenheid aan organismen

4
New cards

Biofysica

natuurwetenschap op de grens van biologie en natuurkunde

5
New cards

Beschrijvend onderzoek

de onderzoeker verzamelt observaties (data) die tot een concusie leiden

6
New cards

Biochemie

natuurwetenschap op de grens van biologie en scheikunde

7
New cards

Biosfeer

alle ecosystemen op aarde samen (systeem aarde)

8
New cards

biotische factoren

alle invloeden uit de levende natuur

9
New cards

Celdifferentiatie

proces, waarbij cellen steeds meer gaan verschillen in vorm en functie. Celdifferentiatie treedt op bij de ontwikkeling van een meercellig individu.

10
New cards

Chromosoom

bevatten het DNA (en genen) van de cel

11
New cards

Controlegroep

een controlegroep is bij wetenschappelijk onderzoek naar de werking of het effect van een bepaalde 'interventie' een groep met dezelfde kenmerken als de groep waarbij de interventie wordt verricht, maar waarbij de interventie niet wordt verricht. Op deze manier kan worden uitgesloten dat een waargenomen effect niet te wijten is aan spontane veranderingen.

12
New cards

Darmflora

wordt het geheel van micro-organismen aangeduid dat zich in het maag-darmstelsel bevindt

13
New cards

Darwin

Charles Darwin is de grondlegger van de evolutietheorie

14
New cards

Data

de verzamelde gegevens in dee onderzoek

15
New cards

DNA

hieruit is een chromosoom opgebouwd en bevat de erfelijke informatie van een organisme

16
New cards

Ecosysteem

min of meer begrensd gebied met bepaalde eigenschappen waarbinnen de abiotische en biotische factoren een eenheid vormen

17
New cards

emergente eigenschap

op elk hoger organisatieniveau verschijnen nieuwe eigenschappen

18
New cards

Enzymen

eiwitten die chemische reacties versnellen (katalyseren)

19
New cards

Eukaryoot

Organisme met cellen met een celkern, dubbele membranen en organellen

20
New cards

Evolutie

ontwikkeling van het leven op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen en verdwijnen

21
New cards

Gen

stuk DNA dat de info bevat voor 1 erfelijke eigenschap

22
New cards

generatio spontanea

het ontstaan van levende wezens uit levenloze materie

23
New cards

Genexpressie

het tot uiting komen van een gen

24
New cards

Genotype

wat staat er in het DNA (genen), de verzameling genen van een organisme

25
New cards

Heterotroof

Niet in staat zelf organische stoffen te maken, neemt organische stoffen op als voedsel

26
New cards

Hypothese

een mogelijke verklaring voor een bepaald natuurwetenschappelijk verschijnsel; veronderstelling

27
New cards

inductie

met inductie wordt, zowel in de huidige filosofische als in de wetenschappelijke betekenis een manier van redeneren bedoeld, die dient als bewijstechniek. Bij inductief redeneren komt men tot een algemene regel, generalisatie geheten, op grond van een aantal specifieke waarnemingen. Hierbij probeert men tot een zo algemeen mogelijke regel te komen.

28
New cards

katalyseren

het versnellen van chemische reacties

29
New cards

levenloos

iets wat nooit geleefd heeft

30
New cards

Levensgemeenschap

alle populaties die in een bepaald gebied leven

31
New cards

levensloop

elk organisme heeft een levensloop die eindigt met de dood van het individu

32
New cards

Literatuuronderzoek

het doen van een systematische studie op basis van wetenschappelijke literatuur en andere documenten om een wetenschappelijke vraagstelling te beantwoorden.

33
New cards

model(leren)

een vereenvoudigde voorstelling van de werkelijkheid

34
New cards

natuurlijke selectie

verschijnsel dat individuen met een beter aan het milieu aangepast genotype een grotere overlevingskans en voortplantingskans hebben en daardoor meer in de populatie zullen voorkomen dan andere.

35
New cards

Observatie

natuurwetenschappelijke waarneming

36
New cards

Ontwerponderzoek

de onderzoeker maakt een concreet product als antwoord op de probleemstelling

37
New cards

Orgaan

deel van een organisme met een bepaalde bouw en functie

38
New cards

Orgaanstelsel

groep van samenwerkende organen

39
New cards

Organel

deel van een cel met eigen bouw en functie

40
New cards

Organisme

levend wezen

41
New cards

Paleontologie

natuurwetenschap op de grens van biologie en geologie

42
New cards

Populatie

groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied die zich onderling voortplanten

43
New cards

Prokaryoot

Eencellig organisme zonder celkern of andere zichtbare organellen (bacteriën en archaea)

44
New cards

Protisten

alle organismen die niet tot de planten, de schimmels, de dieren of de prokaryoten kunnen worden gerekend. Protisten zijn veelal eencellig.

45
New cards

p-waarde

de kans dat er geen verschil is tussen de experimentgroep en controlegroep

46
New cards

Reproductie

het vermeerderen van biologische eenheden

47
New cards

Reproductieve isolatie

er vindt gedurende lange tijd geen voortplanting plaats tussen individuenvan verschillende populaties van dezelfde soort

48
New cards

Significant

significantie is een term uit de statistiek die aangeeft of aangenomen kan worden dat een waargenomen effect wel of niet door toeval is ontstaan. Men spreekt van een significante uitkomst als deze uitkomst in sterke mate de veronderstelling ondersteunt dat het waargenomen effect niet door toeval is ontstaan, maar door iets anders.

49
New cards

Soort

organismen die onderling kunnen voortplanten en daarbij vruchtbare nakomelingen krijgen

50
New cards

Steekproef

een representatieve selectie uit een groep die men wil onderzoeken

51
New cards

Stofwisseling

alle chemische reacties in een organisme

52
New cards

Systematiek

tak van de biologie die zich bezig houdt met het indelen van organismen volgens het ordeningssysteem

53
New cards

Taxanomie

tak van de biologie die zich bezig houdt met het ordeningssysteem

54
New cards

Validiteit

de validiteit of geldigheid van een test is de mate waarin de test meet wat hij zou moeten meten.

55
New cards

Weefsel

groep cellen met zelfde vorm en functie

56
New cards

actief transport

transport waarvoor energie nodig is

57
New cards

adulte stamcellen

volwassen stamcellen, bijvoorbeeld in het beenmerg die nog kunnen uitgroeien tot diverse soorten bloedcellen

58
New cards

ATP

adenosinetrifosfaat, energierijk molecuul

59
New cards

Celcyclus

opeenvolging van fasen in een zich delende cel. De celcyclus bestaat uit de mitose en de interfase. In de interfase zijn te onderscheiden de G1-, S- en G2-fase

60
New cards

Celmembraan

dun vlies rondom cel bestaande uit twee lagen fosfolipiden

61
New cards

Celwand

stevige laag om de cel bestaande uit cellulose, geen onderdeel van de cel

62
New cards

Centromeer

deel van een chromosoom, waar de twee zusterchromatiden aan elkaar verbonden zijn. Bij de kerndeling hecht aan het centromeer de spoeldraad vast

63
New cards

Centrosoom

in dierlijke cellen ligt net buiten de kernenvelop het centrosoom (spoellichaampje), dat zich bij de kerndeling verdubbelt, waarna elk centrosoom zich langzaam naar één kant van de kern beweegt. Geleidelijk ontwikkelt zich in de buurt van elk van de centrosomen een structuur van draden, het spoelfiguur

64
New cards

Chloroplasten

bladgroenkorrels, hierin vindt fotosynthese plaats

65
New cards

Cholesterol

tot de sterolen behorende vetachtige stof, die in de meeste dierlijke weefsels en lichaamsvloeistoffen voorkomt en een bestanddeel is van dierlijke celmembranen

66
New cards

Chromatide

Eén van de twee helften van een chromosoom, die bij het centromeer aan elkaar verbonden zijn. In de vroegste stadia van de celdeling zijn de chromatiden als overlangse helften van een chromosoom te zien

67
New cards

Chromoplasten

kleurstofkorrels in planten

68
New cards

Chromosoom

structuur, die in lineaire volgorde genen bevat. Chromosomen bestaan uit DNA en eiwitten en zijn te zien tijdens mitose en meiose

69
New cards

Concentratie

de hoeveelheid opgeloste stoffen

70
New cards

Cytoplasma

stroperige vloeistof in de cel die bestaat uit water met allerlei opgeloste stoffen en organellen

71
New cards

Cytoskelet

een netwerk van vezellige eiwitten in de cel; geeft vorm en langs cytoskelet worden stoffen en organellen vervoerd

72
New cards

Diffusie

verplaatsing van een stof van een hoge concentratie naar een lage concentratie

73
New cards

DNA-synthese

replicatie van DNA; verdubbeling van het DNA tijdens de S-fase van de interfase

74
New cards

Endoplasmatisch reticulum

ingewikkeld netwerk van dubbele membranen in de cel, dienend als transportkanalen

75
New cards

Endosymbiosetheorie

Eukaryoten ontstonden uit prokaryoten: door instulping van het celmembraan rondom het DNA ontstonden een kernmembraan, de celkern en het endoplasmatisch reticulum

76
New cards

Epitheel

dekweefsel

77
New cards

externe milieu

de omgeving van een organisme

78
New cards

Fagocytose

het opnemen van voedingsstoffen via blaasjes

79
New cards

Fosfolipide

bouwsteen van het celmembraan, bevat een hydrofobe staart en hydrofiele kop

80
New cards

G1-fase

periode tussen de mitose en DNA-synthese, waarin plasmagroei plaatsvindt

81
New cards

G2-fase

periode tussen de S-fase en de mitose

82
New cards

Golgi-systeem

organel waarin o.a. eiwitten worden opgeslagen en uiteindelijk vorm gegeven / opeenstapeling van platte blaasjes, elk omgeven door een membraan

83
New cards

Hydrofiel

waterminnend

84
New cards

Hydrofoob

waterafstotend

85
New cards

Hypertoon

de osmotische waarde van het externe milieu is hoger t.o.v. het interne milieu

86
New cards

Hypotoon

de osmotische waarde van het externe milieu is lager t.o.v. het interne milieu

87
New cards

intercellulaire ruimte

ruimte gevuld met lucht of water die ligt tussen de celwanden

88
New cards

Interfase

de fase tussen twee celdelingen in

89
New cards

interne milieu

de weefselvloeistof inclusief het bloedplasma

90
New cards

Isotoon

de osmotische waarde van het interne en externe milieu is gelijk

91
New cards

Kernmembraan

buitenste laag van het kernplasma

92
New cards

Kernporie

opening in het kernmembraan

93
New cards

Leukoplasten

kleurloze korrels in planten, die zich nog kunnen ontwikkelen tot chromoplasten, chloroplasten of zetmeelkorrels

94
New cards

Lysosomen

blaasjes die door het golgisysteem worden gevormd en verteringsenzymen bevatten

95
New cards

M-fase

M-fase of mitose is de fase waarin de kerndeling plaatsvindt. De M-fase bestaat uit profase, metafase, anafase en telofase

96
New cards

Microfilament

eiwitdraad in dwarsgestreepte spiervezels, bij contractie schuiven filamenten in elkaar

97
New cards

Mitochondrium

organel waarin verbranding plaats vindt (vrij maken van energie)

98
New cards

Mitose

kerndeling waardoor twee kernen ontstaan die hetzelfde genotype hebben als de oorspronkelijke kern

99
New cards

Motoreiwit

eiwitten die zich langs het cytoskelet verplaatsen en blaasjes en eiwitten vervoeren

100
New cards

Nanotechnologie

de techniek die het mogelijk maakt te werken met deeltjes in de grootteorde van nanometers (afkorting nm, een miljardste van een meter)