dierkunde1

5.0(1)
studied byStudied by 3 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/49

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

50 Terms

1
New cards
creationisme
de religieus geïnspireerde opvatting dat het universum en de aarde, maar ook alle planten, dieren en de mens hun ontstaan te danken hebben aan een scheppingsdaad
2
New cards
intelligent design (ID)
theorie waarin bepaalde functies van het universum en wezens verklaard worden als het werk van een intelligente ontwerper & geen ongericht proces zoals natuurlijke selectie

door god geschapen
3
New cards
leer van aristoteles
Indeling dieren : bloedhebbende en bloedloze dieren

Bloedloze dieren : inktvissen, schaaldieren, insecten, schelpdieren

Bloedhebbende dieren : levendbarend en eierleggend

Levendbarende dieren : viervoeters, pootlozen, gevleugelden

Eierleggende dieren : geschubden, vogels en vissen.
4
New cards
generatio spontanea
Het ontstaan van leven uit niet-levende stoffen.

De Italiaanse arts, Redi Francisco (1626-1697), weerlegde de theorie van generatio spontanea door het uitvoeren van een eenvoudig experiment.


Fransman Louis Pasteur (1822-1895) was scheikundige en microbioloog. Zijn grootste doorbraak was de ontdekking dat de zogenaamde micro-organismen, zoals bacteriën en schimmels, verantwoordelijk waren voor tal van ziektes én dat deze organismen in de lucht zaten en niet in rottende stoffen.
5
New cards
fixisme
Het onveranderlijk zijn van alle plantensoorten

Het onveranderlijk zijn van alle diersoorten

Carolus Linnaeus (1707 - 1778): biologische nomenclatuur
6
New cards
catastrofetheorie van cuvier
Georges Cuvier (1769 - 1832):
grondlegger paleontologie.

Catastrofen vormt verklaring voor uitgestorven soorten en ‘nieuwe’ schepping.
7
New cards
lamarckisme
Jean-Baptiste de Lamarck (1744 - 1829):
Kenmerken die ouders verwerven worden doorgegeven aan het nageslacht.
8
New cards
evolutie
Charles Darwin (1809 - 1882)

De theorie van Charles Darwin (1809 - 1882) gepubliceerd in 1859 in zijn boek 'The origin of species by means of natural selection or the preservation of favored races in the struggle for life'.



9
New cards
neodarwinisme
Gregor Mendel (1822 – 1884)

Uniformiteitswet
Dominantiewet
Splitsingswet
Onafhankelijkheidswet
10
New cards
mutatie
variatie binnen soort
11
New cards
natuurlijke selectie
omgeving bepaalt welke individuen het best aangepast zijn
12
New cards
survival of the fittest
zware concurrentie in de natuur
13
New cards
phylum porifera
sponzen
14
New cards
phylum cnidaria
neteldieren
15
New cards
phylum plathylhelminthes
platwormen
16
New cards
phylum nematoda
rondwormen
17
New cards
phylum annelida
ringwormen
18
New cards
phylum arthropoda
geleedpotigen
19
New cards
phylum molusca
weekdieren
20
New cards
phylum echinodermata
stekeldieren
21
New cards
phylum chordata
chordadieren
22
New cards
subphylum cephalochordata
lancetvisjes
23
New cards
subphylum vertebrata
gewervelden
24
New cards
superclassis agnata
vissen
25
New cards
superclassis tetrapoda
vierpotigen
26
New cards
classis amphibia
amfibieën
27
New cards
classis reptila
reptielen
28
New cards
classis aves
vogels
29
New cards
classis mammalia
zoogdieren
30
New cards
orde carnivora
roofdieren
31
New cards
familie canidae
hondachtigen
32
New cards
familie felidae
katachtigen
33
New cards
orde perissodactyla
onevenhoevigen
34
New cards
familie equidae
paardachtigen
35
New cards
orde aritodactyla
evenhoevigen
36
New cards
familie suidae
varkensf
37
New cards
familie bovidae
holhoornigen
38
New cards
orde primates
primaten
39
New cards
familie hominidae
mensapen, mens
40
New cards
definitie dier
meercellig → opgebouwd uit verschillende celtypes → weefsels → organen

eukaryoot → celkern

heterotroof → eten voor energie

geen celwand
41
New cards
celkern met kernlichaampje of nucleolus
Celkern bevat DNA, het erfelijk materiaal

Dit DNA wordt gekopieerd en naar het cytoplasma gestuurd

Kopietjes DNA = recept voor aanmaak van eiwitten

Kernlichaampje : bevat de genen van erfelijk materiaal
42
New cards
lysosoom
Blaasje waar celafval wordt afgebroken

Versmelten met celafval

pH in de het versmolten lysosoom daalt

Afbraakeiwitten vernietigen de afval
43
New cards
de voedselvacuole
Belangrijke opslagplaats voor bouwstenen van de cel

Met vocht gevuld

Blaasje met voedingsstoffen versmelt met vacuole
44
New cards
mitochondriën
Energieleveranciers van de cel

Honderden per cel

Ovale vorm met binnen en buitenmembraan

Afbraak van koolhydraten en vetzuren => ENERGIE !
45
New cards
celmembraan
Omhulsel van de cel

Functie : selecteren welke stoffen in de cel kunnen

Alle celorganellen zijn omgeven door een membraan
46
New cards
centriolen
Organellen zonder celmembraan

Komt voor in alle dierlijke cellen

Negen groepjes van drie buisjes

Spelen een belangrijke rol bij celdeling
47
New cards
endoplasmatisch reticulum ER
het ruw (ER) :
bevat de ribosomen => eiwitsynthese
belangrijk ook in transport van eiwitten
ruw uiterlijk door de ribosomen

het glad (ER)
transport van stoffen vanuit het ruw ER naar het
Golgi-systeem
48
New cards
ribosoom
Complex van eiwitten en RNA-ketens

Belangrijk in opbouw van eiwitten

In cytoplasma, op ruw ER en op het kernmembraan

Duizenden per cel !
49
New cards
golgi-apparaat
Een stapel platte blaasjes

Opslag en omzetting van stoffen vanuit het ER
50
New cards
cytoskelet
Bepaalt structuur en vorm van de cel

Microfibrillen/microfilamenten

Transport van blaasjes en organellen