1/47
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
4 verschillende benaderingen
1. interpretative fenomenologische analyse (IPA)
2. grounded theory (GT)
3. thematische analyse (TA)
4. kwalitatieve inhoudsanalyse
2 benaderingen zijn theoretische/epistemologische geïnspireerd
1. interpretatieve fenomenologische analyse (IPA)
2. grounded theory (GT)
2 bendaringen eerder neutrale methodieken
3. thematische analyse (TA)
4. kwalitatieve inhoudsanalyse (QCA)
allen hebben 1 ding gemeen
coderen
IPA
een methode om aan kwalitatief onderzoek te doen die specifieke richtelijnen voorschrijft en theoretische is opgebouwd
IPA geïnspireerd door 3 filosofische/sociologische stromingen/benaderingen
1. symbolisch interactionisme
-> individu is geen passieve ontvanger van een objectieve realiteit
-> betekenisverlendend wezen
2. interpretatieve methode of hermeneutiek
-> studie van interpretatie van teksten
3. fenomenologie
-> essentiële delen van ervaringen in kaart brengen
IPA centrale concepten
-beleefde ervaring als basis van onderzoek
-reflexiviteit
-bracketing
-anti-reductionistische benadering
-eidetische reductie
-dubbele hermeneutiek
eidetische reductie
identificeren van essentiële componenten van ervaringen en de kenmerken die ze uniek maken
IPA: onderzoeksvraag, sample en gegevens verzamelen
- gericht op complexe fenomenen, processen en nieuwsgierigheden
-> open en brede onderzoeksvragen noodzakelijk
"hoe ervaren..."
- kleine steekproeven (4-6) -> diepgaande en gedetaileerde analyse vraagt veel energie
-ideografische methode
-samples homogeen
ideografische methode
studie van gedrag dat individuen uniek maakt
IPA: data-analyse
betekenis(verlening) staat centraal: focus op complexiteit en meerdere lagen
4 stappen
IPA: data-analyse
4 stappen
1. onderwerpen exploreren in de 1ste case
2. thema's met elkaar in verband brengen
3. overgaan naar de volgende case etc.
4. uitschrijven analyse
IPA: data-analyse
1. onderwerpen exploreren 1ste case
-transscript lezen en herlezen
-linkermarge: codes/ onderwerpen
--> aandacht voor gelijkenissen, verschillen, contradicties, benadrukkinging participant
-rechtermarge: opnieuw doorlezen en noteert hier thema's
thema's: meer specifiek, hoger abstractieniveau, vaak link met theorie
IPA: data-analyse
2. thema's met elkaar in verband brengen
verbanden tussen thema's zoeken
-> van chronologische naar meer analytische rangorde
= thema's hergroeperen obv inhoudelijke en/of theoretische relavantie
-> tabel met gecusterde thema's -> vaak hoofdthema, subthema's en eventueel illustrerende quotes
IPA: data-analyse
3. overgaan naar de volgende case
1 en 2 opnieuw doen
je gebruikt wel/niet de tabel die je eerder maakte als leidraad
IPA: data-analyse
4. uitschrijven analyse
samenhangend en gegrond verhaal dat aansluit bij onderzoeksvragen en verwijst naar bestaande theorieën en onderzoek
-> of resultaten en discussie gescheiden of 1 geheel
conclusie IPA
- duidelijk theoretische kader/ epistemologische basis
-gericht op essentie van ervaring, op begrip van leefwereld van individuen
-onderzoekers doen aan bracketing
-nadruk op unieke betekenissen van mensen met gelijkaardige ervaringen
-vaak homogene steekproef
uniek voor IPA: eerst volledig 1ste case behandelen, daarna pas door naar de volgende
grounded theory
benadering waarbij onderzoekers op zeer systematische en cyclische manier tot theorie of verklarende processen komen
GT: oorsprong
jaren 60
overgewicht aan kwantitatieve methoden + kloof tussen theorie en onderzoek
-> reactie daarop door Glaser en Strauss
vanuit sociologie rijke traditie in kwalitatief onderzoek
GT: Glaser en Strauss reactie tegen
1. kloof onderzoek en theorie
2. kwalitatief onderzoek gaat 'echte' rigoureus kwantitatief onderzoek vooraf
3. kwalitatief onderzoek = impressionistisch of onsystematisch
4. kloof tussen dataverzameling en analyse
5. kwalitatief onderzoek = enkel beschrijvend
-> ontwikkelen van specifieke richtelijken met als doel generieke (sociologische of psychologische) processen te omschrijven
GT: grotendeels beïnlvoed door
symbolisch interactionisme
"de oorsprong, continuering en verandering van zowel het zelfconcept als de samenleving in communicatieprocessen of sociale interactie"
essentie van grounded theory
bestuderen van processen
GT: onderzoeksgegevens verzamelen
essentie GT- benadering = theorie vloeit voort uit je gegevens --> bottom-up -> inductief
data-analyse en verzameling lopen door elkaar
fit = past je theorie/onderzoeksvraag bij de empirie?
-> zoeken naar 'rijke' gegevens met meerder betekenislagen
"we live in the minds of others and they live in ours" - Cooley (looking glass self)
GT: data coderen
vormt een brug tussen onderzoeksgegevens verzamelen en theorie ontwikkelen
-line-by-line coding
= lijn per lijn zoveel mogelijk concepten (=fenomenen) benoemen
-grounded: zo veel mogelijk afstand nemen van eigen motieven/angsten/issues
-dan evolueer je naar focused coding
= concepten verder uitwerken tot categorieën
-> van lager naar hoger abstractieniveau
grounded theory: werken met memo's
= brug tussen coderen en analyse uitschrijven
memo's = soort uitgebreide notities
-geven denkproces weer
- constant comparatief
-aanleiding voor theoretical sampling
(sluit ook aan bij theoretische verzadiging)
theoretical sampling
obv je tot dan opgedane kennis sommige participanten selecteren om die opnieuw te interviewen
GT: conclusie
duidelijk theoretisch/epistemologisch kader
inductieve methode met nadruk op theorieontwikkeling
doel = complexe maar generieke (algemene) processen beschrijven die geldig zijn mbt specifieke ervaringen en/of populatie
thematische analyse: algemeen
-neutrale methode
-zoektocht naar thema's: van code naar 'hogere orde' thema
wat maakt een thema is thematische analyse?
-zaken die zich herhalen
-inheems of eigenaardige uitdrukkingen
-metaforen of analogieën
-transities
-gelijkenis/verschil
-woorden die naar causaliteit verwijzen
-missing data (iets dat je verwachte te horen maar niet hoort)
-iets dat aan je theorie raakt
TA: verschillende fasen
1. data leren kennen
2. data coderen
3. codes groeperen onder thema's
4. thema's orderen en definiëren
5. verder verfijnen van thema's
6. thema's uitschrijven
TA:
1. je data leren kennen
-transscriptie
-jezelf onderdompelen
-herhaald en actief lezen
-patronen en betekenis zoeken
TA:
2. data coderen
-codes verwijzen naar iets dat interessant lijkt te zijn
-stukjes data met dezelfde code, voeg je samen
-zoveel codes als je kan vinden
-probeer wat context te behouden
-1 stukje data kan verschillende codes hebben en dus tot meerdere thema's behoren
TA:
3. codes groeperen onder thema's
- verschillende codes vormen overkoepelende thema's
-wat zijn mogelijke relaties tussen codes en thema's?
-rest-categorie
-codeer alles, sluit niets uit
TA:
4. thema's ordenen en definiëren
- thema's scrappen waarvoor je niet genoeg data hebt
-voeg thema's samen indien nodig
-interne homogeniteit (coherentie)
-exterene heterogeniteit (mutueel exclusief)
-reflecteren je thema's je data op een goede manier?
-stop op tijd
interne homogeniteit
alle code en stukjes data binnen een thema moeten over hetzelfde fenomeen gaan
externe heterogeniteit
alle codes en stukjes data die tot verschillende thema's behoren moeten duidelijk over ander fenomeen gaan
TA:
verder verfijnen van thema's
- finale map proberen maken
-is het de essentie van de onderzoeksvraag?
-is het een boeiend, consistent verhaal?
-voegt het iets toe aan de bestaande literatuur?
-kernachtige, krachtige naam voor de thema's
TA:
6. thema's uitschrijven
-vertel het complexe verhaal
-overtuig
-wat is de verdienste en validiteit van de analyse?
-geef levendige voorbeelden
-de essentie
-meer dan alleen beschrijven wat de participanten zeiden
--> beargumenteer en interpreteer
kwalitatieve inhoudsanalyse: achtergrond
onstaan cfr. positivistiche paradigma
--> kwantitatieve beschrijving
simplistisch en oppervlakkig
'qualitative turn'
QCA: aan de slag
- ontwikkelen van abstracte categorieën:
dicht bij het oorspronkelijke materiaal
-iteratief proces
-niet geschikt voor kritische analyse of theorieontwikkeling
-gedetailleerde beschrijving en voorlopige relaties
QCA: codeerschema
1. uitputtendheid of "exhaustiveness"
(alles moet opgenomen worden in schema)
2. transparantie
(duidelijke link tss code en codeereenheid)
3. beknoptheid of brevity
codes zijn kort, bij voorkeur één woord
4.wederzijdse exclusiviteit
(een codeereenheid mag maar op 1 subcategorie van een hoofdcategorie worden toegepast, wel op verschillende hoofdcategorieën)
5. verzadiging
(elke subcategorie moet minstens 1 keer gebruikt zijn)
6. eendimensionaliteit
(er mag geen terugkeer zijn van subcategorieën bv stress mag niet onder hoofdthema 1 en 3 zitten)
QCA: proefcodering en inter-coder betrouwbaarheid
1. proefcodering om codeerschema te evalueren
2. berekening van inter-coder betrouwbaarheid
3. bewaken van 'dependability' van data: analyse stabiel over tijd en omstandigheden
-> repliceerbaar
QCA: types kwalitatieve inhoudsanalyse
1. conventionele (inductieve) inhoudsanalyse
2. directieve (deductieve) inhoudsanalyse
QCA:
1. conventionele (inductieve) inhoudsanalyse
- weinig voorkennis of bestaande theorieën
-thema's en categorieën onstaan uit de data
-flexibel en open voor nieuwe thema's
=> codeerschema
codeerschema ontstaat obv de data
QCA:
2. directieve (deductieve) inhoudsanalyse
- gebaseerd op bestaande theorieên
-gebruik van categorisatiematrix (ipv codeerschema)
-gericht op testen van specifieke concepten in nieuwe contexten
=> categorisatiematrix
(gestructureerd of ongestructureerd)
je vertrekt vanuit een bepaalde theorie en dan maakt je een categoriesatiematrix aan obv die theorie (voor je data gaat verzamelen)
gestructureerde categorisatiematrix
geen ruimte voor flexibiliteit alleen puur gebaseerd op theorie
ongestructureerde catergorisatiematrix
wel ruimte voor flexibiliteit
QCA; conclusie
- flexibel, zowel inductief als deductief
-datareductie
-integratie van kwantificering mogelijk
-duidelijke methodologie: gestructureerd coderingschema -> transparantie -> reproduceerbaarheid
-nadelen: beschrijvend karakter, tijdrovend, bias (weinig ook voor subjectiviteit)