1/157
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
accueillir
ontvangen
j’ai accueilli
ik heb ontvangen
admettre
toegeven
j’ai admis
ik heb toegegeven
apercevoir
merken
j’ai aperçu
ik heb gemerkt
apparaître
tevoorschijn komen
apprendre
leren
j’ai appris
ik heb geleerd
s’asseoir- gaan zitten
je suis assis
ik zit
il est assis
hij zit
elle est assise
zij zit
je me suis assis
ik ben gaan zitten
atteindre
bereiken
j’ai atteint
ik heb bereikt
attendre
wachten
j’ai attendu
ik heb gewacht
j’attends quelqu’un
ik wacht op iemand
avoir
hebben
j’ai eu
ik heb gehand
battre
verslaan
j’ai battu
ik heb verslaan
se battre
vechten
je me suis battu
ik heb gevochten
boire
drinken
j’ai bu
ik heb gedronken
combattre
bestrijden
j’ai combattu
ik heb bestreden
commettre
begaan
j’ai commis
ik heb begaan
comprendre
begrijpen
j’ai compris
ik heb begrepen
conduire
rijd
j’ai conduit
ik heb gereden
se conduire
zich gedragen
connaître
kennen
j’ai connu
ik heb gekend
construire
bouwen
j’ai construit
ik heb gebouwd
courir
rennen
j’ai cour
ik heb gerend
je cours
ik ren
couvrir
bedekken
j’ai couvert
ik heb bedekt
croire
geloven
j’ai cru
ik heb geloofd
découvrir
ontdekken
j’ai découvert
ik heb ontdekt
décrire
beschrijven
j’ai décrit
ik heb beschreven
détruire
verwoesten
j’ai détruit
ik heb verwoest
devenir
worden
je suis devenu
ik ben geworden
devoir
moeten
j’ai dû
ik heb gemoet
dire
zeggen
j’ai dit
ik heb gezegd
écrire
schrijven
j’ai écrit
ik heb geschreven
dormir
slapen
j’ai dormi
ik heb geslapen
disparaître
verdwijnen
j’ai disparu
ik ben verdwenen
s’endormir
in slaap vallen
je me suis endormi
ik ben in slaap gevallen
je m’endors
ik val in slaap
entretenir
onderhouden
j’ai entretenu
ik heb onderhouden
envoyer
sturen
j’ai envoyé
ik heb gestuurd
éteindre
uitdoen
j’ai éteint
ik heb uitgedaan
être
zijn
j’ai été
ik ben geweest
faire
doen
falloir
moeten
il a fallu
je hebt gemoeten
il faut
je moet
il fallait
je moest
inscrire
inschrijven
interdire
verbieden
introduire
introduceren
lire
lezen
méconnaître
miskennen
mentir
liegen
mettre
leggen
mourir
sterven
je suis mort
ik ben gestorven.
naître
geboren worden
je suis né
ik ben geboren.
obtenir
krijgen
offrir
aanbieden
j’ai offert
ik heb aangeboden
omettre
weglatten
ouvrir
openen
paraître
lijken
parcourir
doorlopen
partir
vertrekken