1/8
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Hebben paradisma’s een sociologisch aspect?
Paradigma’s worden beschouwd als ideaaltypes die helpen om structuur en inzicht te brengen in de chaos bestaande uit duizenden wetenschappers en studies. Wetenschap gebeurt door verschillende instanties die ‘werkelijkheid’ verschillend benaderen. Hoe wetenschappers zich verenigen en anderen bekritiseren en al dan niet eenzelfde paradigma hanteren is het onderwerp van de wetenschapssociologie. Paradigma’s hebben ook een sociologisch dimensie die helpt begrijpen hoe paradisma’s opkomen, aan succes inboeten, interageren en naast elkaar bestaan.
Wat is positivisme? Geef de ontologie, epistemologie en methodologie.
POSITIVISME
Bij positivisme is het idee van waarheid en realiteit belangrijk. Je hebt een realiteit. En wat is een waarheid? Dat is een uitspraak over de realiteit die met de realiteit blijkt te kloppen. We kunnen de realiteit vrij goed kennen en benaderen met de wetenschappelijke methode. En dat is het doel van methodologie en methoden om die realiteit te leren kennen en dus waarheid claims naar voor te schuiven. Dat is een streefdoel, wij gaan ervoor en we gaan er zoveel mogelijk aan doen om dat te behalen.
Een theorie iets onafhankelijk van wie een uitspraak over de realiteit doet en is onafhankelijk van wie er naar kijkt. Dat wordt omschreven: zo zit de wereld in elkaar, kunnen het zo aan andere geven, die gaan dat lezen en zien het zelfde.
Ontologie: positivistische paradigma gaat uit van één realiteit, die bestaat zonder observatie van onderzoeker. Waarheid: er kan een uitspraak worden gedaan die kan worden getoetst met de realiteit. Een uitspraak is waar indien deze een correcte weergave van realiteit geeft.
Epistemologie: positivisme gebaseerd op het streven naar objectiviteit. Wetenschappers beschrijven realiteit van buiten af, onderzoeker mag geen invloed uitoefenen op resultaat. Interactie met participanten vermijden omdat dit objectiviteit in gedrang kan brengen.
Methodologie: de geijkte manier om kennis te genereren en dichter bij de waarheid te komen. Theorieën worden getest door hypotheses te toetsen aan de realiteit. Falsificatie is daarbij een belangrijk principe.
Wat is postpositivisme? Geef de ontologie, epistemologie en methodologie.
Er is een realiteit en we gaan dat niet ontkennen. Er bestaat een realiteit, ook als ik hier niet ben. Maar het is vrij moeilijk om de realiteit te kennen. En hoe we onze waarnemingen benaderen. We erkennen dat er een realiteit is, we gaan daar ook uitspraken over doen maar we zouden dat niet perfect kunnen doen.
Ontologie: gaat uit van bestaan van realiteit maar ziet meer beperkingen om deze realiteit te kennen.
Epistemologie: mensen kunnen realiteit niet volledig kennen en begrijpen, enkel tot zekere hoogte benaderen. Er is een duidelijke afstand en verschil tussen onderzoeker en hetgene/degene die onderzocht wordt. Onder meer door beperkingen gerelateerd aan het toetsten van een uitspraak aan de realiteit, spelen andere experten een belangrijke rol om de validiteit (geldigheid) van onderzoek te beoordelen.
Methodologie: onderzoekers trachten de realiteit te benaderen in lijn met wetenschappelijke methode, en zo nieuwe kennis creëren en wetenschappelijke ontdekkingen doen.
Wat is critical studies? Geef de ontologie, epistemologie en methodologie.
Gaat veel meer kijken naar hoe het is ingebed in de samenleving. Het gaat over paradigma's, een manier om ze zeggen: ‘Dit is wetenschap, dit zou wetenschap moeten zijn. Zo moet wetenschap te werk gaan’. We zijn wetenschap kritisch maar we doen aan wetenschap.
Is gelijk aan de neomarxistische stroming in de sociale wetenschappen.
Ontologie: strijd om macht staat centraal, waarbij verschillen op vlak van klasse, gender, seksuele voorkeur, etniciteit, etc. het privilegiëren of marginaliseren van personen en groepen bepalen.
Epistemologie: kennis dient om machtsongelijkheden aan het licht te brengen, kritisch bevragen en gemarginaliseerde groepen te emanciperen (meer macht te geven). Daarbij bekritiseert deze machtsstructuren legitimeren en ondersteunen.
Aan welke stroming wordt ‘critical studies’ gelinkt?
Is gelijk aan de neomarxistische stroming in de sociale wetenschappen.
Geef de 4 stellingen binnen critical studies.
4 stellingen die helpen begrijpen wat kritische studies is:
‘kritische theorie is theorie’: analyses maken gebruik van abstracte concepten, methodologieën, generaliseringen, deductie en inductie. Dus niet zomaar activisme, maar analyse. Theorieën zijn het product van de samenleving.
‘kritische theorie is reflexief’: de wetenschappers zijn zich bewust dat hun theorieën mee bepaald worden door de historische omstandigheden waarin ze worden ontwikkeld. Ze reflecteren over de samenhang tussen hun werk en context, en over impact van hun werk op de wereld. Ze benadrukken dat een wetenschapper zich niet buiten de samenleving kan plaatsen. En dus niet neutraal is.
‘kritische theorie houdt een kritiek van de instrumentele rede in’: een afwijzing van een middel-doel rationaliteit waarbij wetenschap een instrument is om bestaande zaken efficiënter en effectiever te maken, waarbij het doel zelf niet in vraag worden gesteld.
‘kritische theorie benadrukt het onderscheid tussen het bestaande en het mogelijke’: kritiek op de bestaande toestand, met oog voor positieve elementen, is verbonden met het idee dat radicaal alternatief mogelijk is. Kritische studies besteden aandacht aan experimenten, revolutionaire actoren en bewegingen die kiemen voor zo’n alternatief in zich dragen. Wat is en wat moet zijn, zijn twee verschillende dingen. Ze analyseren de huidige wereld, hoe de wereld moet zijn kunnen we niet baseren op hoe de wereld nu is. Ze zijn heel kritisch over de huidige samenleving. Sommigen zien het ook als een geloof in de maakbaarheid van de samenleving.
Wat is constructivisme? Geef de ontologie, epistemologie en methodologie.
Één realiteit? We maken, construeren hoe de wereld is en iedereen doet dat op zijn eigen manier. Iedereen kan een eigen realiteit opbouwen. We praten en communiceren maar ik mag er niet vanuit gaan dat wat in uw hoofd zit, dat dat ook zo in mijn hoofd is.
De extreme vormen, er zijn verschillende varianten. Er is niet één realiteit, er zijn verschillende realiteiten.
Bv.: er liepen vroeger een reptielen rond. Maar wat de groep ‘dinosaurussen’ is, is gecreëerd door de mens. Het idee dinosaurus is gemaakt door de mens. En was iets hebben we interpreteren dat allemaal op een eigen manier. Deze manier helpt bepaalde dingen te duiden.
Ontologie: constructivisme is gebaseerd op overtuiging dat kennis geconstrueerd door doorleefde ervaring (lived experience) van mensen, en dat ‘realiteit’ meervoudig is.
Epistemologie: kennis bestaat niet buiten mensen, wordt gevormd door onderzoekers en anderen.
Methodologie: gaat niet zozeer inzetten op onafhankelijke waarnemingen van een objectieve realiteit, maar interactie met hetgeen dat onderzocht wordt door observaties, interviewen van mensen, etc. Interactie is cruciaal, omdat via discours betekenis wordt gegeven aan fenomenen, en omdat groepen (gemeenschappen) die een discours delen een soort consensus bereiken over wat realiteit is.
Wat is participatieve paradigma? Geef de ontologie, epistemologie en methodologie.
Participatie moeten we ook toepassen op kennisproductie. Kennis produceren we samen en dat is ook noodzakelijk in de samenleving. Samen rond de tafel zitten. Het gaat hier over een paradigma, over hoe de wereld in elkaar zit. Wanneer je de andere bezoekersvragen opstelt of de methodologie vastlegt moet je mensen betrekken. Je moet mensen daarbij betrekken anders ben je niet ethisch bezig. Kennisproductie is een sociaal iets, maak het dan ook een democratisch iets.
Is verwant aan constructivisme, maar aanvaardt dat er een realiteit is (constructivisme neemt bestaan van realiteit niet mee in opbouw van paradigma). Participatie is dat degene die de kennis ontwikkelen altijd deelnemen aan hetgeen ze onderzoeken. Conceptuele kaders die iemand hanteert en ontwikkelt zijn gestoeld op ervaring van participeren in hetgeen er is. Het verwerpt het onderscheidt tussen denken en doen (actie). Onderzoek doen is actie en heeft implicaties voor methodologie. Onderzoek is coöperatief, mensen werken samen, bepalen samen onderzoeksvragen en hoe ze daarmee aan de slag gaan. Onderzoek doen levert ervaringen op die een centrale rol spelen in onderzoek. Wie aan onderzoek doet, onderzoekt zichzelf en eigen ervaring (reflectie).
Wat is kritisch realisme? Geef de ontologie, epistemologie en methodologie.
Kritisch realisme leunt aan bij het positivisme. We erkennen dat er een realiteit bestaat, onafhankelijk van ons. Maar we zeggen ook, samen met de constructivisme, dat we alles op een andere manier bekijken en dat we moeite hebben met elkaar te communiceren. Ze gaan tussenpositie nemen. Jij ziet realiteit maar we kunnen ze niet ondubbelzinnig kennen. De ene groep leunt meer aan bij het constructivisme en de andere bij critical studies of post positivisme. Niet vaak zo zuiver, meestal wat gemengd.
In praktijk zijn de meest specifieke onderzoeksprojecten en studies elementen te vinden van diverse paradigma’s. Het integreren van verschillende paradigma’s in hun zuivere vorm in één kader is niet mogelijk omdat dit stuit op contradicties. Wetenschappers hanteren impliciet (gesuggereerd) of expliciet (nadrukkelijk) een kader met posities en overtuigingen uit diverse paradigma’s.
Pragmatische visie → kritisch realisme: wordt geassocieerd met postpositivisme.
Ontologie is die van het realisme: realiteit bestaat, onafhankelijk van onze waarnemingen en theorieën. Maar wetenschap, ideeën en onderzoek vormen in het algemeen mee de samenleving en de realiteit.
Bv.: groep ontkent opwarming aarde maar toch is het zo. Dit illustreert ook dat theorieën een impact kunnen hebben. Mensen gebruiken wetenschap om natuurlijke hulpbronnen te ontginnen en verbranden, met de productie van broeikasgassen als gevolg. Theorieën beïnvloeden ook het beleid.
Epistemologisch vlak leunt het kritisch realisme aan bij het constructivisme. Hoe mensen de wereld begrijpen is een constructie, geen objectieve waarneming of beschrijving van de realiteit. Wetenschap en onderzoek blijven mensenwerk, het gaat over zoeken naar consensus (volgens wetenschapssociologie), we kunnen er niet vanuit gaan dat de wetenschap ons de absolute waarheid leert kennen.