Voc frans - Polsoc - FSW 2024-2025

Politiek regime

Un régime politique

Staatshoofd

un chef d’Etat / le chef d’Etat (d’un Etat particulier)

regering

le gouvernement

oppositie

l’opposition (f)

macht / aan de macht komen / zijn / Wetgevende macht / uitvoerend macht / rechterlijke macht

le pouvoir / être/ arriver au pouvoir / le puvoir législatif / le pouvoir exécutif / le pouvoir judicaire

een (politiek) partij / rechtse partij / linkse partij / extreemlinkse <> extreemrechtse partij

un parti (politique) / un parti droite / un parti de gauche / un parti d’extrême gauche <> d’extrême droite

leider

un leader, un dirigeant

radicaal

radical

gematigd

modéré

behoudsgezind

conservateur (-trice)

progressief

progressiste

verkiezingen

une élection

iemand verkiezen

élire quelqu’un

kiezers

les électeurs (m)

stemmen voor een kandidaat

voter pour un candidat

stemrecht

le droit de voter

kiescampagne

un campagne électorale

onthouding / niet - deelname

l’abstention

niet-deelname aan de verkiezingen

l’abstentionnisme

niet-stemmer

un abstentionniste

binnenlands beleid

la politique intérieure

buitenlands beleid

la politique extérieure

een beleid voeren (conservatief, liberaal, repressief,gedoogbeleid,..)

mener une politique (conservatrice, libérale, répressive. de tolerance)

het beleid inzake ( bepaald domein)

la politique en matière de quelque chose

verantwoordelijk zijn voor

être responsable de quelque chose

beslissing nemen

prendre une décision

maatregel

une mesure

maatregel nemen

prendre des mesures

hervorming

une réforme

bevoegdheid

une compétence

handel

le commerce

aankoop

un achat

kopen

acheter

wetten van vraag en aanbod

les lois de l’offre et de la demande

verkoop

une vente

verkopen

vendre

markteconomie

l’economie de marché

de korte termijn

à court terme

de lange termijn

à long terme

liberalisering

la libéralisation

mondialisering

la mondialisation

globalisering

la globalisation

productiviteit

la productivité

competitiviteit

la compétitivité

groei

la criossance

winst

une bénéfice

winst maken

réaliser des bénéfices

verlies

une perte

verlies lijden

subir / essuyer une perte

behoefte

une besoin

nodig hebben

avoir besoin de quelque chose

(staat)uitgaven

les dépenses (publiques)

begrotingstekort

un déficit budgétaire

ontvangst

une recette

uitgave

une depense

koopkracht

le pouvoir d’achat

inkomen

une revenu

salaris

un saliaire

belasting(en)

un impôt, les impôts

werkomstandigheden

les conditions de travail

een voltijdse baan

un travail à temps plein

een deeltijdse baan

un travail à mi-temps

halftijds / deeltijds werken

travailler à mi-temps / à temps partiel

contract van een bepaalde duur

un contrat à durée déterminée (CDD)

Contract van onbepaalde duur

un contrat à durée déterminée (CDI)

onderneming / bedrijf

entreprise

bedrijfsleider

un chef d’entreprise

baan / betrekking / job / functie

un poste / un emploi

werknemer

un employé

ambtenaar

un fonctionnaire

arbeider (geschoold, ongeschoold)

un ouvrier (qualifié, non-qualifié)

middenklasse

les classes moyennes

handarbeid

exercer un travail manuel

Intellectuele arbeid

exercer un travail manuel

openbare sector

le secteur public

privésector

le secteur privé

beroepscatergorie

une catégorie professionelle

arbeidsmarkt

le marche de l’emploi

aanwerving

le recrutement

de werkgever

un employeur

jobaanbiedeing

une offre d’emploi

in dienst nemen

embauceher quelqu’un

ontslaan

lincencier quelqu’un

ontslagen worden

être lincencié

ontslag

un licencienment

ontslag nemen

démissionner

ontslag (dat iemand zelft indient)

une démission

zijn ontslag indienen

donner sa démission

onderhandelen / tot een akkoord komen

négocier quelque chose

werkloosheid

le chômage

werkloze

un chômeur

werkzoekende

un demandeur d’emploi

werkloos zijn

être au chomage, être sans emploi

betrekking, functie

un poste

banen creëren

créer des emplois

banen schrappen

supprimer des emplois

opleidingsniveau

un niveau d’instruction

een opleiding volgen

suiver une formation

(beroeps)ervaring hebben

Avoir l’expèrience des emploi

godsdienst

la religion