AFPF casus 7

studied byStudied by 2 people
5.0(1)
learn
LearnA personalized and smart learning plan
exam
Practice TestTake a test on your terms and definitions
spaced repetition
Spaced RepetitionScientifically backed study method
heart puzzle
Matching GameHow quick can you match all your cards?
flashcards
FlashcardsStudy terms and definitions

1 / 135

encourage image

There's no tags or description

Looks like no one added any tags here yet for you.

136 Terms

1

Wat is de structuur van het oog?

Bolvormig, met een doorsnede van 2,5 cm, gelegen in de orbita.

New cards
2

Hoe kunnen we diepte zien?

Door coördinatie van beide ogen kunnen we driedimensionaal zien en diepte waarnemen.

New cards
3

Wat zijn de twee ruimtes in het oog?

  1. Voorste ruimte: bevat kamervocht, helder en waterig. 2. Achterste ruimte: bevat glaslichaam, glasvocht is geleiachtig.

New cards
4

Wat scheidt de voorste en achterste ruimte in het oog?

De lens, het straallichaam, en de banden.

New cards
5

Wat zijn de drie weefsellagen in de oogbol?

  1. Buitenlaag: bindweefsel (sclera en cornea). 2. Middenlaag: vasculair/uvea (choroidea, corpus ciliare, iris). 3. Binnenlaag: zenuwweefsel (retina).

New cards
6

Wat is de functie van de harde oogrok/oogwit?

Behoudt de vorm van het oog en biedt aanhechting voor externe oogspieren.

New cards
7

Wat doet het hoornvlies?

Buigt lichtstralen zodat de focus op het netvlies valt.

New cards
8

Wat is de rol van het vaatvlies?

Bevat bloedvaten en is verantwoordelijk voor de absorptie van licht.

New cards
9

Wat doet het straallichaam?

Bepaalt de grootte en dikte van de lens via banden.

New cards
10

Wat is de functie van de lens in het oog?

Breekt lichtstralen om een scherp beeld te vormen.

New cards
11

Wat is de functie van de iris?

Bepaalt de kleur van de ogen en regelt de samentrekking en verwijding van de pupil via zenuwen.

New cards
12

Wat doet het netvlies?

Bevat zenuwcellen die licht omzetten in zenuwimpulsen.

New cards
13

Wat is otitis media acuta?

Infectie van het middenoor met ophoping van vocht achter het trommelvlies.

New cards
14

Wat zijn de risicofactoren voor otitis media acuta?

Jonge leeftijd, familiair, eerdere infecties, tabaksrook, kinderdagverblijf en wintermaanden.

New cards
15

Wat is de etiologie van otitis media acuta?

Meestal bacteriën en virussen, vaak complicatie van infecties in de bovenste luchtwegen.

New cards
16

Wat is de pathofysiologie van otitis media acuta?

Bij kinderen is de buis van Eustachius horizontaal, wat leidt tot minder drainage; bij verkoudheid zwelt de buis, vermindert beluchting, en ontstaat ontstekingsvocht.

New cards
17

Wat zijn symptomen van otitis media acuta?

Oorpijn, met of zonder koorts, otorroe, doofheid, en algemene malaise in kinderen.

New cards
18

Hoe wordt otitis media acuta gediagnosticeerd?

Door otoscopie; rood, dof, of uitpuilend trommelvlies en soms zichtbare gaten bij een loopoor.

New cards
19

Wat is de behandeling voor otitis media acuta?

Pijnstilling; antibiotica alleen bij ernstige ziekte en verhoogd risico op complicaties of aanhoudende koorts.

New cards
20

Wat is de prognose voor otitis media acuta?

Lost meestal binnen een week op, maar vochtophoping kan nog weken tot maanden aanhouden.

New cards
21

Wat zijn mogelijke complicaties van otitis media acuta?

Zeldzaam, maar kan leiden tot lokale uitbreiding zoals mastoïditis of meningitis.

New cards
22

Geleidingsverlies

Afwijking in de gehoorgang, trommelvlies en middenoor

New cards
23

Perspectief gehoorverlies

Door aandoening in slakkenhuis, gehoorzenuw of auditieve gebied hersenen

New cards
24

Wat is slechthorendheid?

Verminderde mogelijkheid om geluiden waar te nemen, wat kan leiden tot communicatieve problemen.

New cards
25

Wat zijn risicofactoren voor slechthorendheid?

Jonge leeftijd, verstandelijke beperking, familiaire geschiedenis, infecties, en schedeltrauma.

New cards
26

Wat zijn de risicofactoren voor slechthorendheid bij adolescenten en volwassenen?

Blootstelling aan lawaai.

New cards
27

Wat zijn de risicofactoren voor slechthorendheid bij ouderen?

Diabetes mellitus (DM) en roken.

New cards
28

Wat is de etiologie van slechthorendheid?

Kan aangeboren of verworven zijn; verworven door ophoping van cerumen, lawaai, veroudering, en infecties.

New cards
29

Wat is de pathofysiologie van slechthorendheid?

Het is het gevolg van geleidingsverlies, perspectiefverlies, of een combinatie van beide.

New cards
30

Wat is ouderdomsslechthorendheid?

Ook bekend als presbyacusis, een aandoening die optreedt met veroudering.

New cards
31

Wat is glaucoom?

Progressieve schade aan de nervus opticus, wat kan leiden tot blindheid.

New cards
32

Wat zijn risicofactoren voor glaucoom?

Verhoogde oogdruk, hogere leeftijd, diabetes mellitus (DM), familiaire geschiedenis, etniciteit, hart- en vaatziekten, myopie, oogletsel, migraine en chronisch gebruik van corticosteroïden.

New cards
33

Wat is de etiologie van glaucoom?

Beschadiging van optische zenuwvezels door druk of bloeding.

New cards
34

Wat is de pathofysiologie van glaucoom?

Verlies van zenuwvezels leidt tot verminderd gezichtsveld, progressieve schade en onherstelbaarheid.

New cards
35

Wat zijn acute symptomen van glaucoom?

Plotseling visusverlies, rood oog, pijn in het oog, hoofdpijn, misselijkheid en braken.

New cards
36

Wat zijn chronische symptomen van glaucoom?

Langdurige periode zonder symptomen, met problemen zoals okerzien, wat betekent tegen dingen aanlopen.

New cards
37

Hoe wordt glaucoom gediagnosticeerd?

Door pupilonderzoek via fundoscopie, gezichtsveldonderzoek en meting van intracraniale druk.

New cards
38

Wat is de behandeling voor glaucoom?

Handhaven van gezichtsvermogen door oogdruk te verlagen met oogdruppels of via laser/operatie.

New cards
39

Wat zijn mogelijke complicaties van glaucoom?

Verminderde kwaliteit van leven door verlies van gezichtsvermogen.

New cards
40

Wat is de prognose voor glaucoompatiënten?

Levenslang onder controle van een oogarts en verloren zicht is vaak niet herstelbaar.

New cards
41

Wat is de preventie van glaucoom?

Vroegtijdig herkennen en behandelen van risicofactoren.

New cards
42

Wat is cataract?

Vertroebeling van de lens, vaak geassocieerd met ouderdom.

New cards
43

Wat zijn risicofactoren voor cataract?

Hogere leeftijd, genetische aanleg, blootstelling aan UV-licht, roken, diabetes mellitus en oogletsel.

New cards
44

Wat is de etiologie van cataract?

Veranderingen in eiwitten in lensvezels of beschadiging van de lens.

New cards
45

Welke symptomen duiden op cataract?

Verlies van zicht, grauw en wazig zien, dubbelzien en nachtblindheid.

New cards
46

Hoe wordt cataract gediagnosticeerd?

Door spleetlamponderzoek.

New cards
47

Wat is de behandeling voor cataract?

Operatie waarbij de lens wordt vervangen.

New cards
48

Wat zijn mogelijke complicaties van cataract?

Blindheid en complicaties na de operatie zoals nastaar.

New cards
49

Wat is de prognose na een cataractoperatie?

Over het algemeen goed, met een 50% kans dat ook het andere oog kan worden aangetast.

New cards
50

Hoe kan cataract worden voorkomen?

Door risicofactoren te verminderen of aan te pakken.

New cards
51

Wat is maculadegeneratie?

Afname van de hoeveelheid kegeltjes in de macula, wat leidt tot blindheid.

New cards
52

Wat zijn de algemene risicofactoren voor maculadegeneratie?

Hogere leeftijd, erfelijkheid, vrouwelijk geslacht, blanke huidskleur en blauwe ogen.

New cards
53

Wat zijn leefstijlfactoren die bijdragen aan maculadegeneratie?

Ongezonde leefstijl en cardiovasculaire aandoeningen.

New cards
54

Wat is de etiologie van maculadegeneratie?

Idiopathisch, zonder duidelijke oorzaak.

New cards
55

Wat zijn de twee vormen van maculadegeneratie?

Natte en droge vorm, waarbij het centrale deel van de macula aangetast is.

New cards
56

Wat zijn symptomen van maculadegeneratie?

Achteruitgang van het centrale zicht, wazig of grijs/zwart vlekken en vager kleurbeeld.

New cards
57

Hoe wordt maculadegeneratie gediagnosticeerd?

Via anamnese, fundoscopie, foto's met contrastvloeistof en de Amsler-test.

New cards
58

Wat is de behandeling van maculadegeneratie?

Gezonde levensstijl, supplementen en voor natte vorm: medicatie en lasertherapie.

New cards
59

Wat is de prognose voor maculadegeneratie bij tijdige herkenning?

Over het algemeen goed.

New cards
60

Wat is de structuur van de hypofyse?

De hypofyse bestaat uit twee kwabben met verschillende celtypen: de voorkwab en de achterkwab.

New cards
61

Wat is de functie van de voorkwab van de hypofyse?

De voorkwab bevat klierweefsel dat hormonen afscheidt.

New cards
62

Wat bevat de achterkwab van de hypofyse?

De achterkwab is opgebouwd uit zenuwweefsel.

New cards
63

Wat is de rol van het netwerk van zenuwvezels in de hypofyse?

Dit netwerk verbindt de hypothalamus met de achterkwab.

New cards
64

Welke functie heeft de hypothalamus in relatie tot de hypofyse?

De hypothalamus controleert de secretie van hormonen van zowel de voor- als de achterkwab.

New cards
65

Wat is het groeihormoon (GH)?

Reguleert de stofwisseling en bevordert weefselgroei, vooral in botten en spieren.

New cards
66

Wat doet het schildklierstimulerend hormoon (TSH)?

Stimuleert de groei en activiteit van de schildklier en de secretie van T3 en T4.

New cards
67

Wat is de functie van het adrenocorticotroop hormoon (ACTH)?

Stimuleert de bijnierschors en de afscheiding van glucocorticoïden.

New cards
68

Wat stimuleert prolactine (PRL)?

Stimuleert de melkproductie van de borsten.

New cards
69

Wat is de rol van follikelstimulerend hormoon (FSH)?

Stimuleert de productie van spermatozoa, secreet oestrogeen, en de rijping van follikels en ovulatie.

New cards
70

Wat doet lutenïserend hormoon (LH)?

Stimuleert de secretie van testosteron en progesteron.

New cards
71

Wat is de functie van oxytocine?

Faciliteert de bevalling en beïnvloedt de baarmoeder en de borsten.

New cards
72

Wat is de rol van antidiuretisch hormoon (ADH)?

Vermindert de urineproductie.

New cards
73

Wat is de structuur van de schildklier?

De schildklier bestaat uit twee kwabben en een verbindingsstuk, met ronde follikels omgeven door kubisch epitheel.

New cards
74

Wat maken de cellen tussen de follikels in de schildklier?

Deze cellen produceren calcitonine.

New cards
75

Wat zijn de belangrijkste schildklierhormonen?

Thyroxine (T4) en tri-jodothyronine (T3).

New cards
76

Wat is de functie van schildklierhormonen?

Ze dringen celkernen binnen, reguleren eiwitsynthese en versterken het effect van andere hormonen.

New cards
77

Wat reguleren schildklierhormonen?

Ze reguleren de snelheid van de stofwisseling, warmteproductie en de stofwisseling van koolhydraten, eiwitten en vetten.

New cards
78

Wat is de rol van calcitonine?

verlaagt het calciumgehalte in de bloedspiegel.

New cards
79

Welke rol speelt de hypothalamus in de regulatie van schildklierhormonen?

De hypothalamus produceert TRH, wat de hypofyse stimuleert om TSH te afscheiden.

New cards
80

Wat doet TSH in het lichaam?

TSH stimuleert de schildklier om T3 en T4 te produceren.

New cards
81

Wat is het negatieve feedbackmechanisme van T3 en T4?

Hoge niveaus van T3 en T4 remmen de afgifte van TRH en TSH.

New cards
82

Wat is hypothyreoïdie?

Een aandoening waarbij de schildklier te langzaam of onvoldoende werkt.

New cards
83

Wat zijn de risicofactoren voor hypothyreoïdie?

Auto-immuunaandoeningen, thyreoïditis, erfelijkheid, jodiumgebrek, en afwijkingen van de hypofyse of hypothalamus.

New cards
84

Wat is de etiologie van hypothyreoïdie?

Ziekte van Hashimoto, afwijkingen in de hypofyse of hypothalamus, of behandeling voor hyperthyreoïdie.

New cards
85

Wat is de pathofysiologie van hypothyreoïdie?

Te lage hormoonspiegels leiden tot overmatige stimulatie van de schildklier, wat kan resulteren in een vergrote schildklier.

New cards
86

Wat zijn symptomen van hypothyreoïdie?

Moeheid, traagheid, geheugen- en concentratiestoornissen, psychose, spierzwakte, bradycardie, gewichtstoename, obstipatie, droge huid, en haaruitval.

New cards
87

Hoe wordt hypothyreoïdie gediagnosticeerd?

Via anamnese, lichamelijk onderzoek, bloedonderzoek, echografie en punctie.

New cards
88

Wat is hyperthyreoïdie?

Een aandoening waarbij de schildklier te snel of overmatig werkt.

New cards
89

Wat zijn de risicofactoren voor hyperthyreoïdie?

Erfelijkheid, auto-immuunaandoeningen, en bepaalde medicatie.

New cards
90

Wat is de etiologie van hyperthyreoïdie?

Ziekte van Graves, thyreoïditis, toxisch adenoom, en toxisch multinoduli.

New cards
91

Wat is de pathofysiologie van hyperthyreoïdie?

Auto-immuunaandoening die TSH-receptoren verstoort, wat leidt tot een overproductie van schildklierhormonen.

New cards
92

Wat zijn symptomen van hyperthyreoïdie?

Struma, tachycardie, gewichtsverlies, diarree, trillen, en gejaagdheid.

New cards
93

Hoe wordt hyperthyreoïdie gediagnosticeerd?

Via anamnese, lichamelijk onderzoek, bloedonderzoek, schildklierscan en punctie.

New cards
94

Wat is de functie van insuline?

Insuline verlaagt de bloedsuikerspiegel door glucoseopname in cellen te bevorderen.

New cards
95

Wat stimuleert de secretie van insuline?

Hoge bloedsuikerspiegel en de aanwezigheid van bepaalde voedingsstoffen.

New cards
96

Wat is de rol van glucagon?

Glucagon verhoogt de bloedsuikerspiegel door de afgifte van glucose uit de lever.

New cards
97

Wat stimuleert de secretie van glucagon?

Lage bloedsuikerspiegel.

New cards
98

Wat is de functie van somatostatine?

Somatostatine remt de afgifte van insuline en glucagon, en reguleert de spijsvertering.

New cards
99

Welke hormonen verhogen de bloedsuikerspiegel?

Glucagon, adrenaline, en somatostatine.

New cards
100

Hoe verlaagt somatostatine de bloedsuikerspiegel?

Door de afgifte van insuline en glucagon te remmen.

New cards
robot