1/49
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
‘het gregoriaans’
De verzameling eenstemmige liturgische gezangen gemaakt (of althans geprobeerd) door paus Gregorius I omstreeks het jaar 600.
Organisatie van de liturgie
strakke organisatie, bepaald door de organisatie van het kerkelijk jaar en door de ‘dagorde’
Organisatie van het kerkelijk/liturgisch jaar
Organisatie in grote cycli < 3 kringen
Kerstkring
advent
kersttijd
periode na het feest v/d Epifanie tot begin Paaskring
Paaskring
voorbereidingstijd
paastijd
Pinksteren
periode van 23-28 ‘gewone’ zondagen
proprium de tempore
‘het eigene van de tijd’
gregoriaanse liturgie voorziet specifieke gezangen voor specifieke dagen van de kringen
proprium sanctorum
‘het eigene van de heiligen’
voor sommige heiligen bestaat een specifieke gregoriaanse liturgie
Traditionele opbouw mis

De organisatie van de dag
< de mis en het officie
De mis
Dagelijks hoogtepunt liturgie waarin het offer van Christus herdacht wordt
Voorzien van verschillende liturgische zangen: ‘ordinarium’ en ‘proprium’
Ordinarium
Gezangen die dagelijks terugkeren in een bepaalde periode van het jaar
Proprium
Gezangen die specifiek zijn voor bepaalde dagen en feestdagen
Het officie
Bevat de zogenaamde getijden of gebedsuren: tijdens gebedsuren werden in cycli van één week telkens de 15à psalmen van het gregoriaanse repertorium (toegeschreven aan koning David, verzamld in boek Psalmen OT) afgewerkt.
Kwam tot ontwikkeling in de strenge dagorde van kloosterorden
Structuur van het officie

Het ‘Graduale’
Verzameling misgezangen
Het ‘Antiphonale’
Verzameling van officiezangen
Het modale toonsysteem
8 modi die elk een verschillende verdeling van het octaaf in hele en halve tonen hanteren
4 authentieke modi (‘basismodi’), gekarakteriseerd door hun ‘repercussa’ of dominant
Dorische of re-modus: halve tonen tussen 2 en 3, 6 en 7
Frygische of mi-modus: halve tonen tussen 1 en 2, 5 en 6
Lydische of fa-modus: halve tonen tussen 4 en 5, 7 en 8
Mixolydische of sol-modus: 3 en 4, 6 en 7
4 plagale modi (‘afgeleide modi’)
‘repercussa’ of dominant
Toon die in principe de meest prominente toon is in een modus en het vaakst wordt ‘aangeslagen’
Staat in de authentieke modi normaliter op de 5de toontrap t.o.v. de finalis
Finalis
Grondnoot
Types tekstzetting
Syllabische zetting: één toon gezongen per lettergreep
Neumatische zetting: meerdere (2 à 3) tonen per lettergreep
Melismatische zetting: ‘veel’ tonen per lettergreep
Uitvoeringswijzen
Directe psalmodie: gezongen door één of meerdere voorzangers amen
Responsoriaal gezang: afwisseling tussen voorzanger en koor
Antifonaal gezang: afwisseling 2 koorhelften
Troperen
Bestaande composities worden als het ware van binnenuit veranderd door er nieuwe elementen aan toe te voegen:
Toevoegen louter muzikaal element (melisme), toevoegen tekst aan bestaande muziek (‘syllabisering’ van een oorspronkelijk melismatische zetting) of beide samen
Ambitus
Afstand tussen de laagste en de hoogste noot in een bepaalde compositie
Ambitus van gregoriaanse melodieën
Meestal ongeveer een octaaf
Dode intervallen
intervallen tussen het einde van één zin of zinsdeel, en het begin van een volgende
Neumen
Een teken ter aanduiding van de melodiegang bij een gezongen lettergreep. Duidde ritmische verhoudingen aan boven de tekst.
Systeem zou zich geleidelijk verfijnen waardoor de ritmische aanduidingen preciezer werden en er zou meer aandacht zijn voor het bastleggen van de toonhoogte.
Eerste meerstemmige composities (datering + eerste vb.)
9de eeuw
traktaat Musica Enchiriadis: 2 vormen van meestemmigheid
Parallel organum
Organum met pedaaltoon
Parallel organum of ‘noot-tegen-noot’
Aan de oorspronkelijke gregoriaanse melodie (‘vox principalis’) wordt tweede stem (‘vox organalis’) toegevoegd die dezelfde melodie tegelijkertijd weergeeft in het octaaf/de onderkwint (5 toontrappen lager)/de onderkwart (4 toontrappen lager).
Organum met pedaaltoon (of ‘zwevend organum’)
De twee partijen beginnen op dezelfde toon (= unisono), vervolgens stijgt de ‘vox principalis’ terwijl de ‘vox organalis’ de begintoon vasthoudt.
Cruciale verschuiving in de geschiedenis vna de meerstemmige muziek
12de eeuw: ‘melismatisch organeum’
Melismatisch organeum
De toegevoegde ‘vox organalis’ koppelt zich als het ware los van de ‘vox principalis’ en ontwikkelt zich op een meer zelfstandige manier.
VO komt boven de VP te liggen. VP (steeds vaker ‘tenor’) handhaaft oorspronkelijke gregoriaanse melodie, maar wordt in lange notenwaarden voorgedragen.
VO plaats boven de tenor een aaneenschakeling van melismen.
Melisme
Het zingen van meerdere noten op één lettergreep
Meerstemmigheid in de Ars antiqua (datering)
Eind 12de eeuw - begin 13de eeuw
Ars antiqua: belangrijke vernieuwingen
Opdrijven van de meerstemmigheid: experimenten met 3- en 4-stemmigheid leidde tot ontstaan systeem van ‘ritmische modi’
Ontstaan nieuw genre: het motet
Fenomeen van troubadours, trouvères of Minnesänger (ongeveer vanaf 1100)
Twee-, drie- en vierstemmigheid
organum duplum, triplum en quatrum
Ritmische modi in de Ars antiqua
Ontstaan omwille van de behoefte om de lengte van noten in verschillende partijen precies tegenover elkaar af te stemmen.
Uitgangspunt: tegenstelling korte en lange noot (brevis vs. longa) → 6 ritmische modi, o.b.v. klassieke versvoeten, vertrokken vanuit ternaire basis
Leoninus
Eerste componist uit Westerse muziekgeschiedenis wiens naam we kennen.
‘Speelt’ met het gregoriaans