Homolateraal
Zelfde zijde van het lichaam
Contralateraal
Tegenovergestelde zijde.
Motometrie
Kwantiteit van bewegen. Indruk motoriek in relatie tot leeftijd.
Motoscopie
Kwaliteit van bewegen. Beoordeling hoe vaardigheid wordt uitgevoerd.
Regulatie
Vergroten controle, automatiseren
Coördinatie
Verschillende fundamentele taken tegelijk uitvoeren.
Modularisatie
Routinematig uivoeren
Locomotie
Zelf voortbewegen
Stabiliteit
Statisch of dynamisch evenwicht
Manipulatie
Manipuleren object/voorwerp
Piramide 0-4 maanden
reflexen en reacties.
Piramide ca, 2 jaar
rudimentaire bewegingen (grove, belangrijke bewegingen zoals staan en lopen)
Piramide 2-6 jaar
Fundamentele motorische taken
Piramide 6-8 jaar
Vaardigheidsdrempel
Piramide 8-10 jaar
Motorische overgangs fase (spele met lage organisatiegraad)
Piramide 10-12 jaar
Vaardigheidsspellen, sport vaardigheden
Piramide 12+ jaar
Officiële sport
Sampling years cote
6-12
Specialisations years Cote
12-16
Investment years
16+
Deliberate play
Zelf keuzes maken, op speelse manier leren
Deliberate practice
Oefenen om beter te worden of om te winnen.
Basisprincipe 1 van ontwikkelingsproces
Is een proces dat in een vaste logische volgorde verloopt en onomkeerbaar is. Kruipen voor lopen.
Basisprincipe 2 ontwikkelingsproces
Cumulatief. Elke fase van ontwikkeling bevat al het voorgaande.
Basisprincipe 3 ontwikkelingsproces
Altijd van eenvoudig naar complex. Bijv. Handreflex. van grijpreflex naar tekenen en schrijven.
4 Stadia Jean Piaget.
Sensomotorische periode 0-2 jaar. 2. Preoperationele periode 2-7 jaar. Concreet-operationele periode 7-11 jaar. Formeel-operationele periode >11 jaar.
Theorie van Vygotsky
Kinderen nemen naarmate zij ouder worden het gedrag van ouderen steeds meer over. Zone van naaste ontwikkeling.
Theorie van Piaget.
Cognitieve ontwikkeling van mensen in een voortduren reorganisatie van mentale processen van biologische rijping en hun ervaringen met de omgeving.
Casuale verbanden
Een gebeurtenis is het directe gevolg van een andere gebeurtenis.
Object permanentie kinderen.
Als je iets verstopt. bijv onder een doek leggen. Weten ze niet meer waar het is.
Animisme (preoperationele periode)
Leven toekennen aan niet levende dingen
Artificialisme (preoperationele periode)
Kinderen denken dat alles door mensen is gemaakt.
Realisme (preoperationele periode)
Dromen zijn echt
Egocentrisme (preoperationele periode)
Kinderen kunnen nog geen rekening houden met anderen en zijn voornamelijk met zichzelf bezig.
Sociale cognitie
Inleven in anderen
Lymbisch systeem adolescenten
Nog niet volledig ontwikkeld, Beloningen, straf korte termijn geheugen.
Pre-frontale cortex adolescenten
Nog niet volledig ontwikkeld. Onderdrukken gedrag en beheersen impulsen.
Erikson psychosociale ontwikkeling
Ontwikkelingen van kinderen nemen vorm door interacties tussen het kind en zijn sociale omgeving.
5 stadia Erikson.
Basaal vertrouwen versus basaal wantrouwen 0-1. 2. Autonomie versus schaamte en twijfe 1-3,5. 3. Initiatief versus schuldgevoel 4-6. 4. Vlijt versus minderwaardigheid 6-adolescentie. 5. Identiteit versus rolverwarring -Adolescentie.
Behaviorisme
Gedrag is aangeleerd en beïnvloed door beloningen en straffen
Klassieke conditionering
Leerproces waarbij een neutrale stimulus een bepaalde reactie oproept door herhaalde koppeling met een andere stimulus. Associaties tussen prikkels.
Operante conditionering
Gedragspatronen ontwikkelen en aanpassen o.b.v de gevolgen van mensen hun acties.
Zelfpresentatie
Verwijst naar de manier waarop individuen zichzelf aan anderen presenteren
Oefenspel
Kinderen spelen met voorwerpen om er beter vertrouwd mee te raken en zodoede hun kennis te vergroten. Alleen spel, herhalend karakter. Sensomotorische periode.
Symbolisch spel
Kinderen leren hun wensen en behoeften beter aan te passen aan de realiteit. Imitatie van ouders, sociaal karakter. Pre-operationele periode
Spel volgens regels
Kinderen leren spelregels, dus van buiten komende algemene regels, leren te accepteren en ermee om te gaan. Concreet-operationele periode
Instrumentele agressie
Middel om een bepaald doel te bereiken
Vijandige agressie
Andere schade toe brengen, zonder een wens of doel
Relationele agressie
Schade aanbrengen aan sociale relaties of iemands plek binnen een groep
Zelfbeschrijving op jonge leeftijd
Gericht op uiterlijk waarneembare kenmerken
Zelfbeschrijving basisschool kinderen
Niet alleen uiterlijk maar ook psychologische kenmerken
Zelfbeschrijving adolescentie
Kunnen zich in gedifferentieerde termen beschrijven. Situationele factoren spelen mee.
Foreclosure
Voortijdige afsluiting van de identiteitsontwikkeling. Zonder voldoende experimenteren met diverse rollen en keuzes conformeren deze adolescenten zich aan de ouders of andere autoriteiten en maken dus onvoldoende gebruik van de rijkdom aan ontplooiingsmogelijkheden.
Identity-confusion
Wanneer adolescenten niet tot een gezond exploreren en experimenteren komen, maar zich terugtrekken of improductief en initatiefloos ronddolen. Hebben geen langetermijndoelen.
Pre-conventioneel Kohlberg
4-10 jaar. Handelen op basis van beloningen en straf.
Conventioneel Kohlberg
10-13, hechten waarden aan sociale goedkeuren en gehoorzaamheid aan de wet.
Post-conventioneel
Adolescent tot volwassen. Abstract morele principes die boven wetten staan
pre-conventionele morele ontwikkeling
tot ca. 8 jaar. Kinderen leren wat goed of fout is door hoe volwassenen op hun gedrag reageren. Ze experimenteren met gehoorzaamheid en snappen nog niet goed waarom de regels zijn zoals ze zijn.
Separatie angst
Tot 4 jaar. Angst om van hechte personen gescheiden te worden.
Extinctie
De koppeling bijft lang genoeg achterwegen waardoor het reflex verzwakt of verdwijnt
Modelling
Leren door gedrag van iemand anders te kopiëren
4 Basisdimensies van opvoeden
Ondersteuning bieden, 2. Instructies geven 3. Controle uitoefenen 4. Grenzen stellen. Deze kunnen niet afzonderlijk toegepast worden in de opvoeding
Ondersteuning bieden kenmerken
Richt zich op fysieke en het emotionele welzijn, waardoor het kind zich begrepen en geaccepteerd voelt
Kenmerken instructies geven
Duidelijk maken aan het kind wat de bedoeling van iets is en welk gedrag verwacht wordt.
Kenmerken controle uitoefenen
Kan op twee manieren worden opgevat. Autoritaire controle en autoritatieve controle (zie andere begrippen)
Kenmerken Grenzen stellen
Dit heeft te maken met de wijze waarop de ouder het kind bestraft of beloont om gewenst gedrag aan te leren. Vereist consequent gedrag.
4 opvoedstijlen
Autoritatief, autoritair, toegeeflijkheid, Verwaarlozend
Autoritatief
Warm en liefde vol, kind en ouder gelijkwaardig, zelfvertrouwen- en redzaamheid gestimuleerd. Betrokkenheid en controle hoog
Autoritair
Ouders wil is wet, Kind sociaal minder competent. Betrokkenheid laag en controle hoog
Toegeeflijkheid
Accepterende en tolerante houding van ouders t.o.v. het kind
Verwaarlozend
Weinig sensitiviteit en responsiviteit. Ouder negeert het kind en vertoont geen emotionele betrokkenheid.
3 eisen opvoeding
Wederzijds respect. 2. Veiligheid, vertrouwen, acceptatie en steun van ouders. 3. Uitgedaagd eigen beslissingen nemen en experimenteren.
Harmonisch gezin
er is sprake van vriendelijkheid en geborgenheid, men kan het goed met elkaar vinden
Kluwen gezin
De onderlinge verbanden zijn binnen dit gezin hect. Gezinsleden zijn betrokken bij elkaar en isoleren zich van de buitenwereld.
Loszand gezin
Hier leven de gezinsleden langs elkaar heen. Er is geen sprake van dingen samen doen. Het is ieder voor zich.
Half open/half gesloten gezin
Onderlinge verbanden zijn hecht. Hoge mate van bertokkenheid tussen gezinsleden en leden buiten het gezin.
3 rollen ouderbetrokkenheid in de sport
Verzorger van 2. vertaler 3. rolmodel
Invloed van culturele factoren.
Verschil normen en waarden, westerse cultuur is status gebonden, masculine cultuur zorgt vaak voor agressie
Invloed van persoonlijke factoren
Helikopter ouder, veeleisende coach, losgeslagen fan
Autoritaire controle
Machtsuitoefening, strike regels stellen, het kind geen beweegvrijheid geven
Autoritatieve controle
Uitleggen waarom een kind iets niet mag, door een beroep te doen op zijn verantwoordelijkheid en zelfstandigheid.
Opvoedingsmacht
Ouder maakt misbruik van het ouderlijk gezag door het kind geen vrijheid te gunnen te experimenteren met zijn zelfstandigheid
Ouderlijk gezag
Ouders hebben de recht en het plicht om hun kind op te voeden en te verzorgen. Tot 18e is de ouder wettelijk vertegenwoordiger.
Maturiteit
Verwijst naar het stadium van fysieke, mentale en emotionele ontwikkeling waarin een individu zich bevindt. Het heeft betrekking op de mate waarin iemand volwassen is of zich heeft ontwikkeld op verschillende gebieden, zoals fysieke rijping, emotionele stabiliteit, sociale vaardigheden en cognitieve bekwaamheid. Maturiteit kan variëren tussen individuen en is vaak afhankelijk van genetische factoren, omgevingsinvloeden en persoonlijke ervaringen.
Bio-banding
Is een benadering in de jeugdsport die gebaseerd is op biologische leeftijd in plaats van chronologische leeftijd. Bij bio-banding worden sporters ingedeeld in groepen op basis van hun fysieke rijpheid en ontwikkeling in plaats van hun geboortedatum. Dit heeft tot doel om sportomgevingen meer geschikt te maken voor kinderen en adolescenten met vergelijkbare fysieke kenmerken en ontwikkelingsniveaus, wat kan helpen bij het verminderen van oneerlijke concurrentie en het voorkomen van letsel.
Verschillende banden bio-banding
Pre-puberale band: Dit zijn kinderen die zich nog niet in de puberteit bevinden en nog geen tekenen van fysieke rijping vertonen.
Vroege puberale band: Dit omvat kinderen in de vroege stadia van de puberteit, met enkele tekenen van groei en rijping.
Late puberale band: Dit zijn adolescenten die verder gevorderd zijn in de puberteit en aanzienlijke fysieke veranderingen hebben ondergaan, waaronder groeispurt en geslachtsrijping.