Didactiek en Pedagogiek. SKN Blok 1 (copy)

studied byStudied by 0 people
0.0(0)
Get a hint
Hint

Homolateraal

1 / 86

87 Terms

1

Homolateraal

Zelfde zijde van het lichaam

New cards
2

Contralateraal

Tegenovergestelde zijde.

New cards
3

Motometrie

Kwantiteit van bewegen. Indruk motoriek in relatie tot leeftijd.

New cards
4

Motoscopie

Kwaliteit van bewegen. Beoordeling hoe vaardigheid wordt uitgevoerd.

New cards
5

Regulatie

Vergroten controle, automatiseren

New cards
6

Coördinatie

Verschillende fundamentele taken tegelijk uitvoeren.

New cards
7

Modularisatie

Routinematig uivoeren

New cards
8

Locomotie

Zelf voortbewegen

New cards
9

Stabiliteit

Statisch of dynamisch evenwicht

New cards
10

Manipulatie

Manipuleren object/voorwerp

New cards
11

Piramide 0-4 maanden

reflexen en reacties.

New cards
12

Piramide ca, 2 jaar

rudimentaire bewegingen (grove, belangrijke bewegingen zoals staan en lopen)

New cards
13

Piramide 2-6 jaar

Fundamentele motorische taken

New cards
14

Piramide 6-8 jaar

Vaardigheidsdrempel

New cards
15

Piramide 8-10 jaar

Motorische overgangs fase (spele met lage organisatiegraad)

New cards
16

Piramide 10-12 jaar

Vaardigheidsspellen, sport vaardigheden

New cards
17

Piramide 12+ jaar

Officiële sport

New cards
18

Sampling years cote

6-12

New cards
19

Specialisations years Cote

12-16

New cards
20

Investment years

16+

New cards
21

Deliberate play

Zelf keuzes maken, op speelse manier leren

New cards
22

Deliberate practice

Oefenen om beter te worden of om te winnen.

New cards
23

Basisprincipe 1 van ontwikkelingsproces

Is een proces dat in een vaste logische volgorde verloopt en onomkeerbaar is. Kruipen voor lopen.

New cards
24

Basisprincipe 2 ontwikkelingsproces

Cumulatief. Elke fase van ontwikkeling bevat al het voorgaande.

New cards
25

Basisprincipe 3 ontwikkelingsproces

Altijd van eenvoudig naar complex. Bijv. Handreflex. van grijpreflex naar tekenen en schrijven.

New cards
26

4 Stadia Jean Piaget.

  1. Sensomotorische periode 0-2 jaar. 2. Preoperationele periode 2-7 jaar. Concreet-operationele periode 7-11 jaar. Formeel-operationele periode >11 jaar.

New cards
27

Theorie van Vygotsky

Kinderen nemen naarmate zij ouder worden het gedrag van ouderen steeds meer over. Zone van naaste ontwikkeling.

New cards
28

Theorie van Piaget.

Cognitieve ontwikkeling van mensen in een voortduren reorganisatie van mentale processen van biologische rijping en hun ervaringen met de omgeving.

New cards
29

Casuale verbanden

Een gebeurtenis is het directe gevolg van een andere gebeurtenis.

New cards
30

Object permanentie kinderen.

Als je iets verstopt. bijv onder een doek leggen. Weten ze niet meer waar het is.

New cards
31

Animisme (preoperationele periode)

Leven toekennen aan niet levende dingen

New cards
32

Artificialisme (preoperationele periode)

Kinderen denken dat alles door mensen is gemaakt.

New cards
33

Realisme (preoperationele periode)

Dromen zijn echt

New cards
34

Egocentrisme (preoperationele periode)

Kinderen kunnen nog geen rekening houden met anderen en zijn voornamelijk met zichzelf bezig.

New cards
35

Sociale cognitie

Inleven in anderen

New cards
36

Lymbisch systeem adolescenten

Nog niet volledig ontwikkeld, Beloningen, straf korte termijn geheugen.

New cards
37

Pre-frontale cortex adolescenten

Nog niet volledig ontwikkeld. Onderdrukken gedrag en beheersen impulsen.

New cards
38

Erikson psychosociale ontwikkeling

Ontwikkelingen van kinderen nemen vorm door interacties tussen het kind en zijn sociale omgeving.

New cards
39

5 stadia Erikson.

  1. Basaal vertrouwen versus basaal wantrouwen 0-1. 2. Autonomie versus schaamte en twijfe 1-3,5. 3. Initiatief versus schuldgevoel 4-6. 4. Vlijt versus minderwaardigheid 6-adolescentie. 5. Identiteit versus rolverwarring -Adolescentie.

New cards
40

Behaviorisme

Gedrag is aangeleerd en beïnvloed door beloningen en straffen

New cards
41

Klassieke conditionering

Leerproces waarbij een neutrale stimulus een bepaalde reactie oproept door herhaalde koppeling met een andere stimulus. Associaties tussen prikkels.

New cards
42

Operante conditionering

Gedragspatronen ontwikkelen en aanpassen o.b.v de gevolgen van mensen hun acties.

New cards
43

Zelfpresentatie

Verwijst naar de manier waarop individuen zichzelf aan anderen presenteren

New cards
44

Oefenspel

Kinderen spelen met voorwerpen om er beter vertrouwd mee te raken en zodoede hun kennis te vergroten. Alleen spel, herhalend karakter. Sensomotorische periode.

New cards
45

Symbolisch spel

Kinderen leren hun wensen en behoeften beter aan te passen aan de realiteit. Imitatie van ouders, sociaal karakter. Pre-operationele periode

New cards
46

Spel volgens regels

Kinderen leren spelregels, dus van buiten komende algemene regels, leren te accepteren en ermee om te gaan. Concreet-operationele periode

New cards
47

Instrumentele agressie

Middel om een bepaald doel te bereiken

New cards
48

Vijandige agressie

Andere schade toe brengen, zonder een wens of doel

New cards
49

Relationele agressie

Schade aanbrengen aan sociale relaties of iemands plek binnen een groep

New cards
50

Zelfbeschrijving op jonge leeftijd

Gericht op uiterlijk waarneembare kenmerken

New cards
51

Zelfbeschrijving basisschool kinderen

Niet alleen uiterlijk maar ook psychologische kenmerken

New cards
52

Zelfbeschrijving adolescentie

Kunnen zich in gedifferentieerde termen beschrijven. Situationele factoren spelen mee.

New cards
53

Foreclosure

Voortijdige afsluiting van de identiteitsontwikkeling. Zonder voldoende experimenteren met diverse rollen en keuzes conformeren deze adolescenten zich aan de ouders of andere autoriteiten en maken dus onvoldoende gebruik van de rijkdom aan ontplooiingsmogelijkheden.

New cards
54

Identity-confusion

Wanneer adolescenten niet tot een gezond exploreren en experimenteren komen, maar zich terugtrekken of improductief en initatiefloos ronddolen. Hebben geen langetermijndoelen.

New cards
55

Pre-conventioneel Kohlberg

4-10 jaar. Handelen op basis van beloningen en straf.

New cards
56

Conventioneel Kohlberg

10-13, hechten waarden aan sociale goedkeuren en gehoorzaamheid aan de wet.

New cards
57

Post-conventioneel

Adolescent tot volwassen. Abstract morele principes die boven wetten staan

New cards
58

pre-conventionele morele ontwikkeling

tot ca. 8 jaar. Kinderen leren wat goed of fout is door hoe volwassenen op hun gedrag reageren. Ze experimenteren met gehoorzaamheid en snappen nog niet goed waarom de regels zijn zoals ze zijn.

New cards
59

Separatie angst

Tot 4 jaar. Angst om van hechte personen gescheiden te worden.

New cards
60

Extinctie

De koppeling bijft lang genoeg achterwegen waardoor het reflex verzwakt of verdwijnt

New cards
61

Modelling

Leren door gedrag van iemand anders te kopiëren

New cards
62

4 Basisdimensies van opvoeden

  1. Ondersteuning bieden, 2. Instructies geven 3. Controle uitoefenen 4. Grenzen stellen. Deze kunnen niet afzonderlijk toegepast worden in de opvoeding

New cards
63

Ondersteuning bieden kenmerken

Richt zich op fysieke en het emotionele welzijn, waardoor het kind zich begrepen en geaccepteerd voelt

New cards
64

Kenmerken instructies geven

Duidelijk maken aan het kind wat de bedoeling van iets is en welk gedrag verwacht wordt.

New cards
65

Kenmerken controle uitoefenen

Kan op twee manieren worden opgevat. Autoritaire controle en autoritatieve controle (zie andere begrippen)

New cards
66

Kenmerken Grenzen stellen

Dit heeft te maken met de wijze waarop de ouder het kind bestraft of beloont om gewenst gedrag aan te leren. Vereist consequent gedrag.

New cards
67

4 opvoedstijlen

Autoritatief, autoritair, toegeeflijkheid, Verwaarlozend

New cards
68

Autoritatief

Warm en liefde vol, kind en ouder gelijkwaardig, zelfvertrouwen- en redzaamheid gestimuleerd. Betrokkenheid en controle hoog

New cards
69

Autoritair

Ouders wil is wet, Kind sociaal minder competent. Betrokkenheid laag en controle hoog

New cards
70

Toegeeflijkheid

Accepterende en tolerante houding van ouders t.o.v. het kind

New cards
71

Verwaarlozend

Weinig sensitiviteit en responsiviteit. Ouder negeert het kind en vertoont geen emotionele betrokkenheid.

New cards
72

3 eisen opvoeding

  1. Wederzijds respect. 2. Veiligheid, vertrouwen, acceptatie en steun van ouders. 3. Uitgedaagd eigen beslissingen nemen en experimenteren.

New cards
73

Harmonisch gezin

er is sprake van vriendelijkheid en geborgenheid, men kan het goed met elkaar vinden

New cards
74

Kluwen gezin

De onderlinge verbanden zijn binnen dit gezin hect. Gezinsleden zijn betrokken bij elkaar en isoleren zich van de buitenwereld.

New cards
75

Loszand gezin

Hier leven de gezinsleden langs elkaar heen. Er is geen sprake van dingen samen doen. Het is ieder voor zich.

New cards
76

Half open/half gesloten gezin

Onderlinge verbanden zijn hecht. Hoge mate van bertokkenheid tussen gezinsleden en leden buiten het gezin.

New cards
77

3 rollen ouderbetrokkenheid in de sport

  1. Verzorger van 2. vertaler 3. rolmodel

New cards
78

Invloed van culturele factoren.

Verschil normen en waarden, westerse cultuur is status gebonden, masculine cultuur zorgt vaak voor agressie

New cards
79

Invloed van persoonlijke factoren

Helikopter ouder, veeleisende coach, losgeslagen fan

New cards
80

Autoritaire controle

Machtsuitoefening, strike regels stellen, het kind geen beweegvrijheid geven

New cards
81

Autoritatieve controle

Uitleggen waarom een kind iets niet mag, door een beroep te doen op zijn verantwoordelijkheid en zelfstandigheid.

New cards
82

Opvoedingsmacht

Ouder maakt misbruik van het ouderlijk gezag door het kind geen vrijheid te gunnen te experimenteren met zijn zelfstandigheid

New cards
83

Ouderlijk gezag

Ouders hebben de recht en het plicht om hun kind op te voeden en te verzorgen. Tot 18e is de ouder wettelijk vertegenwoordiger.

New cards
84

Maturiteit

Verwijst naar het stadium van fysieke, mentale en emotionele ontwikkeling waarin een individu zich bevindt. Het heeft betrekking op de mate waarin iemand volwassen is of zich heeft ontwikkeld op verschillende gebieden, zoals fysieke rijping, emotionele stabiliteit, sociale vaardigheden en cognitieve bekwaamheid. Maturiteit kan variëren tussen individuen en is vaak afhankelijk van genetische factoren, omgevingsinvloeden en persoonlijke ervaringen.

New cards
85

Bio-banding

Is een benadering in de jeugdsport die gebaseerd is op biologische leeftijd in plaats van chronologische leeftijd. Bij bio-banding worden sporters ingedeeld in groepen op basis van hun fysieke rijpheid en ontwikkeling in plaats van hun geboortedatum. Dit heeft tot doel om sportomgevingen meer geschikt te maken voor kinderen en adolescenten met vergelijkbare fysieke kenmerken en ontwikkelingsniveaus, wat kan helpen bij het verminderen van oneerlijke concurrentie en het voorkomen van letsel.

New cards
86

Verschillende banden bio-banding

  • Pre-puberale band: Dit zijn kinderen die zich nog niet in de puberteit bevinden en nog geen tekenen van fysieke rijping vertonen.

  • Vroege puberale band: Dit omvat kinderen in de vroege stadia van de puberteit, met enkele tekenen van groei en rijping.

  • Late puberale band: Dit zijn adolescenten die verder gevorderd zijn in de puberteit en aanzienlijke fysieke veranderingen hebben ondergaan, waaronder groeispurt en geslachtsrijping.

New cards
87
New cards

Explore top notes

note Note
studied byStudied by 51 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 10 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 14 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 19 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 10 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 33 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 18 people
... ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 113 people
... ago
4.0(1)

Explore top flashcards

flashcards Flashcard (102)
studied byStudied by 6 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (45)
studied byStudied by 5 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (40)
studied byStudied by 2 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (28)
studied byStudied by 7 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (52)
studied byStudied by 3 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (27)
studied byStudied by 135 people
... ago
5.0(3)
flashcards Flashcard (110)
studied byStudied by 18 people
... ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (42)
studied byStudied by 1 person
... ago
5.0(1)
robot