1/26
verbes irréguliers
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
aller
gaan, staan
apprendre
leren, aanleren, vernemen
s’asseoir
gaan zitten
avoir
hebbenb
boire
drinken
comprendre
begrijpen, verstaan,omvatten
connaître
kennen
courir
lopen
croire
geloven, denken, menen
devenir
worden
devoir
moeten, schuldig zijn
dire
zeggen
écrire
schrijven
être
zijn, worden in de passieve vorm
faire
doen, maken, laten, zijn ivm weer
falloir
moeten, nodig hebben, nodig zijnlire
lire
lezen, voorlezen
mettre
leggen, zetten, plaatsen, aandoen
offrir
(aan)biedeno
ouvrir
openen
pleuvoir
regenen
pouvoir
mogen, kunnen
prendre
nemen, innemen
savoir
weten, kennen, kunnen
venir
komen
voire
zien, inzien, begrijpen
vouloir
willen