Studied by 1 person
zonder zinnen
das Rezept (e)
het recept
die Speise (n)
de schotel, het eten
die Vorspeise(n)
het voorgerecht
die Nachspeise (n)
het dessert
das Gericht (e)
het gerecht
die Zutat (en)
het ingrediënt
zubereiten
bereiden
kochen
koken
braten
braden
backen
bakken
würzen
kruiden
schneiden
snijden
rühren
roeren
schälen
schillen
rösten
roosteren
bestreuen
bestrooien
vermischen
vermengen
verarbeiten
verwerken
servieren
serveren
der Teig
de deeg
der Ofen
de oven
der Herd
het fornuis
die Pfanne (n)
de pan
der Topf (¨e)
de pot
die Schüssel (n)
de schotel
das Backblech
de bakplaat
das Fleisch
het vlees
die Wurst (¨e)
de worst
das Sauerkraut
de zuurkool
der Fisch (e)
de vis
das Gemüse
de groente
das Obst
het fruit
die Kartoffel (n)
de aardappel
die Pommes (frites)
de frieten
der Reis
de rijst
die Beilage
het bijgerecht, de garnituur
der Eintopf
het stoofpotje
die Soße
de saus
das Kraut (¨er)
het kruid
das Gewürz (e)
de kruiden
das salz
het zout
der Pfeffer
de peper
die Sahne
de room
der Kuchen
het gebak, de cake
das Gebäck
het gebak
die Torte
de taart
der Keks (e)
het koekje
das Getränk (e)
de drank
der Wein (e)
de wijn
der Rotwein
de rode wijn
der Weißwein
de witte wijn
der Sekt
de schuimwijn
der Weinbau
de wijnbouw
(Wein) anbauen
wijn telen
erzeugen/herstellen
produceren
der Erzeuger/Hersteller
de producent
der Winzer/Weinbauer(n)
de wijnboer
die Traube (n)
de druif
die Rebe/Weinrebe(n)
de wijnrank
die Lese/Ernte
de oogst
abfüllen
bottelen
das Glas (¨er)
het glas
die Flasche (n)
de fles
der Korkenzieher
de kurkentrekker
die Weinprobe
het proeven van de wijn
probieren
proeven
der Geschmack
de smaak
schmecken
smaken
süß
zoet
herb
bitter, pittig
trocken
sec
halbtrocken
demi-sec (champagne)
das Fest (e)
het feest, de kerkelijke feest
feiern
(feest)vieren
der Brauch (¨)
het gebruik, de traditie
das Brauchtum (¨er)
de oude gebruiken
der Umzug (¨e)
de optocht, de stoet
die Veranstaltung (en)
de manifestatie, het feest
veranstalten
organiseren
die Kirmes
de kermis
stattfinden
plaatsvinden
die Herkunft
de herkomst
örtlich
plaatselijk, lokaal
kirchlich
kerkelijk
das Gaststättengewerbe
de horeca (sector)
(etwas) genießen
(van iets) genieten
sich erholen
zich ontspannen
das Ritual (e)
het ritueel
die Bedeutung
de betekenis
das Bier (e)
het bier
(Bier) brauen
brouwen
die Brauerei (en)
de brouwerij
das Fass (¨er)
het vat
die Maß
een liter bier
das Bierzelt (e)
de biertent
die Brezel (n)
de zoute krakeling
die Gemütlichkeit
de gezelligheid
zechen
drinken, hijsen
die Tracht
de (kleder)dracht
die Lederhose
de leren broek
Note
Flashcard