Onregelmatige werkwoorden MAIN

0.0(0)
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/58

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Irregular verbs.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

59 Terms

1
New cards

Denken

Dacht - gedacht

2
New cards

Doen

Deed - gedaan

3
New cards

Dragen

Droeg - gedragen

4
New cards

gaan

ging - is gegaan

5
New cards

hangen

hing - gehangen

6
New cards

Hebben

had - gehad

7
New cards

houden

hield - gehouden

8
New cards

kiezen

kooz - gekozen

9
New cards

Kijken

keek - gekekenk

10
New cards

krijgen

kreeg - gekregen

11
New cards

kunnen

kon - gekund

12
New cards

liggen

lag - gelegen

13
New cards

lijken

leek - geleken

14
New cards

moeten

moest - gemoeten

15
New cards

mogen

mocht - gemogen

16
New cards

staan

stond - gestaan

17
New cards

vinden

vond - gevonden

18
New cards

vliegen

vloog - is gevlogen

19
New cards

weten

wist - geweten

20
New cards

willen

wilde - gewild

21
New cards

zijn

was - waren - is geweest

22
New cards

zingen

zong - gezongen

23
New cards

zitten

zat - gezeten

24
New cards

zoeken

zocht - gezocht

25
New cards

zullen

zou - zouden

26
New cards

afhangen

hing af - afgehangen

27
New cards

afspreken

sprak af - afgesproken

28
New cards

beginnen

begon - is begonnen

29
New cards

bewegen

bewoog - bewogen

30
New cards

blijken

bleek - is gebleken

31
New cards

blijven

bleef - is gebleven

32
New cards

drinken

dronk - gedronken

33
New cards

eten

at - gegeten

34
New cards

komen

kwam - is gekomen

35
New cards

lezen

las - gelezen

36
New cards

lopen

liep - (is) gelopen

37
New cards

opzoeken

zocht - opgezocht

38
New cards

schrijven

schreef - geschreven

39
New cards

verbieden

verbood - verboden

40
New cards

wegen

woog - gewogen

41
New cards

winnen

won - gewonnenwo

42
New cards

worden

werd - is geworden

43
New cards

bedenken

bedacht - bedacht

44
New cards

besluiten

besloot - besloten

45
New cards

kopen

kocht - gekocht

46
New cards

optreden

trad op - (is) opgetreden

47
New cards

rijden

reed (is) gereden

48
New cards

sluiten

sloot - gesloten

49
New cards

zeggen

zei, zeiden - gezegd

50
New cards

zien

zag - gezien

51
New cards

zwemmen

zwom - (is) gezwommen

52
New cards

dichtdoen

deed dicht - dichtgedaan

53
New cards

ervaren

ervoer - ervaren

54
New cards

slapen

sliep - geslapen

55
New cards

trekken

trok - (is) getrokkenv

56
New cards

vergeten

vergat - (is) vergeten

57
New cards

gelden

gold - gegolden

58
New cards

geven

gaf - gegeven

59
New cards

ontstaan

ontstond - is onstaan