1/77
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
bovendien
außerdem
ook
auch
niet alleen…. Maar ook
nicht nur……sondern ook
en
und
maar
aber
want
denn
omdat
weil
bijvoorbeeld
zum Beispiel (=z.B.)
dus
also
daarom
deshalb / darum
belangrijk
wichtig
staat een signaalwoord voor een uitleg, opsomming of reden
NB Signaalwoorden geven een signaal wat de zin voor betekenis heeft.
dat
das (aanwijzend voornaamwoord; het ‘verwijst’ naar iets)
dat
,dass (voegwoord; plakt twee zinnen aan elkaar en heeft altijd een komma ervoor!)
het voltooid deelwoord
Het geeft aan dat iets in het verleden is begonnen en is afgesloten.
regel
Als de stam eindigt op een sisklank (s, ss, z, ß, sch, x, enz.), dan krijgt de stam bij ‘du’ geen ‘st’ maar alleen een ‘t’.
antworten
antwoorden (zwak werkwoord)
spielen
spelen (zwak werkwoord)
heißen
heten (zwak werkwoord)
reden
praten (zwak werkwoord)
haben
hebben (sterk werkwoord)
sein
zijn (sterk werkwoord)
fe-esttenten-regel
Een ezelsbruggetje om de regelmatige werkwoorden in het Duits te vervoegen.
Partizip II / Perfekt
Het voltooid deelwoord.
ge + Stamm + t
Hoe zwakke werkwoorden het Partizip vormen.
stam eindigt op ‘d’ of ‘t’
voegt een extra ‘e’ toe in de vervoeging.
zı jı jı
Werden in de tegenwoordige tijd.
Partizip/Perfekt: worden
geworden.
mij helpen
Kannst du mir helfen?
het vliegtuig
das Flugzeug
de trein
der Zug
de verkeerslichten
die Ampeln
missen
verpassen
de fietsenrekken
die Fahrradständer
de klas
der Unterricht
de afspraak
der Termin
de boodschappen
die Einkäufe
de metro
die U-Bahn
het openbaar vervoer
die öffentlichen Verkehrsmittel
het werk in uitvoering
die Baustelle
de schaduw
der Schatten
de persoon
die Person
de winkel
der Laden
de stad
die Stadt
de kassa
die Kasse
de leraar
der Lehrer
de school
die Schule
de klasgenoot
der Klassenkamerad
de universiteit
die Universität
de studie
das Studium
de les
die Stunde
de kinderen
die Kinder
gezellig
gemütlich
de kamer
das Zimmer
lekker
lecker
de stoel
der Stuhl
de tafel
der Tisch
de boekenkast
das Bücherregal
de televisie
der Fernseher
de computer
der Computer
de vloer
der Boden
de muur
die Wand
de deur
die Tür
de venster
das Fenster
de lamp
die Lampe
de plant
die Pflanze
de tuin
der Garten
de bloem
die Blume
de boom
der Baum
de rivier
der Fluss
de zee
das Meer
het eiland
die Insel
de berg
der Berg
de heuvel
der Hügel
de lucht
der Himmel
de zon
die Sonne
de sneeuw
der Schnee
de regen
der Regen