1/212
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
variëren, varieerde, heeft gevarieerd
varier
de vrijetijdsactiviteiten
les activités de loisir
toch
quand même
de huren
les loyers
de studiebeurzen
les bourses d'études
iemand nodig hebben
avoir besoin de qqn
ander
autre
gemakkelijk
facile
zonder twijfel
sans aucun doute
omgaan met, ging om met, is omgegaan met
gérer
stijgen, steeg, is gestegen
augmenter
ontvangen, ontving, heeft ontvangen
recevoir
horen, hoorde, heeft gehoord
entendre
algauw
vite
beschikken over, beschikte, heeft beschikt
disposer de
het onderwijs
l'enseignement
de doelgroepen
les cibles
uittesten, testte uit, heeft uitgetest
tester
het onderwerp
le sujet
weerbaar
résistant
gemiddeld
en moyenne
de meerderheid
la majorité
de meerderheden
les majorités
de minderheid
la minorité
de minderheden
les minorités
het bedrag
le montant
de bedragen
les montants
de vrije tijd
le temps libre
de studiebeurs
la bourse d'études
het broodje
le sandwich
de schooljaren
les années scolaires
de middelen
les moyens
de zichtrekening
le compte à vue
de behoefte
le besoin
meewerken, werkte mee, heeft meegewerkt
collaborer
de factor
le facteur
naargelang
en fonction de, selon
de leeftijd
l'âge
de leeftijden
les âges
voorzichtig
prudent
het budget
le budget
werken, werkte, heeft gewerkt
travailler
duur
cher
de uitgavenpost
le poste de dépense
de uitgavenposten
les postes de dépense
de namiddag
l'après-midi
de voormiddag
la matinée
het kot
le kot
de koten
les kots
de studie
l'étude
de studies
les études
het eten
la nourriture
de kleding
les vêtements
de kleren
les vêtements
de kleedij
les vêtements
proberen + TE, probeerde, heeft geprobeerd
essayer
onmogelijk
impossible
bedragen, bedroeg, heeft bedragen
s'élever à
de huur
le loyer
huren, huurde, heeft gehuurd
louer
gelukkig
heureusement
de factuur
la facture
de facturen
les factures
recht hebben op
avoir droit à
elk(e)
chaque
helpen, hielp, heeft geholpen
aider
de hulp
l'aide
iets nodig hebben
avoir besoin de qqch
de maand
le mois
de maanden
les mois
besteden aan, besteedde, heeft besteed
consacrer à
de lunchpauze
la pause de midi
ver
loin
dichtbij
tout près
vlakbij
tout près
pendelen, pendelde, heeft gependeld
faire la navette
moeilijk
difficile
de vakantie
les vacances
het schooljaar
l'année scolaire
belangrijk
important
het zakgeld
l'argent de poche
het middel
le moyen
ondervragen, ondervroeg, heeft ondervraagd
interroger
de ondervraagde ouders
les parents interrogés
regelmatig
régulièrement
bijna
presque
de helft
la moitié
de verjaardag
l'anniversaire
de verjaardagen
les anniversaires
dalen, daalde, is gedaald
diminuer
beperken, beperkte, heeft beperkt
limiter
beperkt
limité
geleidelijk aan
progressivement
de jongere
le jeune
de jongeren
les jeunes
wekelijks
par semaine
maandelijks
par mois
opmerkelijk
remarquable
het verschil
la différence
de verschillen
les différences