1/61
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
de bus
der Bus
de plattegrond
der Stadtplan
het plein, de plaats
der Platz
de rotonde
der Kreisverkehr
het station
der Bahnhof
de stoep
der Gehweg
het vliegveld
der Flughafen
de binnenstad
die Innenstadt
de bocht
die Kurve
de brug
die BrĂĽcke
de halte
die Haltestelle
de hoek
die Ecke
de informatie
die Information
de kant, de zijde
die Seite
de kruising
die Kreuzung
de lijn
de Linie
de metro
die U-bahn
de richting
die Richtung
de trein
die Bahn, der Zug
het stoplicht
die Ampel
de tram
die StraĂźenbahn
het veer, de veerpont
die Fähre
het vliegtuig
das Flugzeug
het centrum
das Zentrum
het dorp
das Dorf, die Dörfer
het spoor
das Gleis
het schip
das Schiff
het ticket
das Ticket, die Tickets
aankomen
ankommen, angekommen
afslaan, inslaan
abbiegen, abgebogen
instappen
einsteigen, eingestiegen
lopen
laufen, gelaufen
oversteken
ĂĽberqueren
overstappen
umsteigen, umgestiegen
te voet gaan, lopen
zu FuĂź gehen, gegangen
uitstappen
aussteigen, ausgestiegen
vertrekken
abfahren
wijzen
zeigen
zoeken
suchen
bijna
fast
daarginds
da drĂĽben
dichtstbijzijnde, volgende
nächtse
Goede reis!
Gute Fahrt!
Graag gedaan!
Gern geschehen!
in de buurt van
in der Nähe von
laat
spät
naar huis
nach Hause
rechtdoor
geradeaus
terug
zurĂĽck
ver
weit
vroeg
frĂĽh
weer
wieder
het verkeer
der Verkehr
de stad
die Stadt, die Städte
de straat
die StraĂźe
fietsen
Rad fahren, gefahren
gaan (reizen) met
reisen mit
nemen
nehmen, genommen
nodig hebben, erover doen
brauchen
vinden
finden, gefunden
vliegen
fliegen, geflogen
weten
wissen, gewusst