les 1 plantkunde

studied byStudied by 0 people
0.0(0)
learn
LearnA personalized and smart learning plan
exam
Practice TestTake a test on your terms and definitions
spaced repetition
Spaced RepetitionScientifically backed study method
heart puzzle
Matching GameHow quick can you match all your cards?
flashcards
FlashcardsStudy terms and definitions

1 / 18

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

functionele biologie van planten

19 Terms

1

begrip biologie

De studie van levende organismen, inclusief hun structuur, functie, groei, oorsprong, evolutie en verspreiding. (concept evolutie is belangrijk want dit leid tot biodiversiteit)

New cards
2

kenmerken levende wezens

  • hirarchische organisatie (veel niveaus, nieuwe eigenschappen bij elk niveau, cellulaire organisatie)

  • metabolisme (biochemische reacties die leiden tot groei en ontwikkeling)

  • voortplanting + erfelijkheid (alle leven komt uit leven)

  • evolutie (leid tot aanpassingen en biodiversiteit)

New cards
3

hoe ontstaat leven?

GEMEENSCHAPPELIJKE OORSPRONG

  • DNA en RNA

  • prteïnen (katalysatoren van metabolische reacties)

  • hoofdwegen van het metabolisme

  • cel word van de buitenwereld geschijden door plasmamembraan (appolaire tussenlaag)

New cards
4

DNA

= manier om genetische info op te slaan en door te geven aan volgende generaties

New cards
5

RNA

= kopie van DNA, die word vertaald tot aminozuursequenties van proteïnen (bestaan uit 20 zelfde L-aminozuren)

New cards
6

hypotese 1 voor ontstaan van oercel

“chemische en fysische processen hebben geleid tot ontstaan van eerste simpele cellen

1) abiotische synthese van kleine organische moleculen

2) synthese van macromoleculen, “oersoep” theorie

3) protobionten, samenpakken in eerste cellen (omgeven door membraan)

4) ontstaan van zelfreplicaties, (genetische code)

New cards
7

jonge aarde reducerend? (2 theorieën)

  • enkel CO2, N2 en H2O: neutrale gassen, minder reactief, moeilijkere synthes

  • extra H2, H2S, NH3, CH4: reducerend, reactiever, makkelijkere synthese

New cards
8

abiotische synthese (ontstaan van leven)

miller urey experiment

→ suikers kunnen makkelijk afgeleid worden van het eenvoudig molecule formaldehyde dat zelf ontstaat uit C=O en H-H

→ ook DNA basen, purines en pyrimidines kunnen van makkelijke moleculen worden afgeleid

<p>miller urey experiment</p><p>→ suikers kunnen makkelijk afgeleid worden van het eenvoudig molecule <span style="color: blue">formaldehyde</span> dat zelf ontstaat uit C=O en H-H </p><p>→ ook DNA basen, purines en pyrimidines  kunnen van makkelijke moleculen worden afgeleid</p><p></p>
New cards
9

abiotische synthese volgens miller

opstapeling en polymerisatie = geen afbraak, door geen zuurstof en geen organismen

voorwaarden: hoge concentratie monomeren en lage concentratie water

door: uitdroging, reducerende omgeving en absorptie aan katalyserende kleimineralen (UV, bliksem?)

New cards
10

begrippen:

  • meerdere aminozuren

  • meerdere monosachariden

  • meerdere nucleotiden

  • 3 vetzuren + glyserol

= proteïne

= polysacharide

= nucleinezuur: DNA en RNA

= lipiden

New cards
11

protobionten def + wat ze doen

= agregaten van abiotisch geproduceerde moleculen omringd door een membraan

→ simpele reproductie en metabolisme en creëeden eigen chemische omgeving

  • kunnen spontaan vormen

  • discusie over chemoautotroof of heterotroof

  • elektrochemische gradient

New cards
12

eerste genetisch materiaal (waarschijnlijk)

was RNA en niet DNA, deze zijn zelfreplicerend, er werden speciale ribozymen (= speciale RNA moleculen) terug gevonden die verschillende reacties katalyseren

New cards
13

rybosymen def

= kunnen complementaire kopieen maken van (kortere stukken) van zichzelf of ander RNA

New cards
14

hypotese 2 (oorsprong leven)

panspermie= leven ontstond niet hier maar is afkomstich van de ruimte via meteoren, sterrenstof,…

New cards
15

verschil pro en eukaryote cellen

eukaryote cellen = appart membraan omgeven de organellen (vb nucleus waarin het genetisch materiaal zit) (planten, dieren, fungie en andere levensbormen)

prokaryote cellen = simpeler en meestal kleiner, bevat geen kern of celorganellen (bacteriën en archaea)

New cards
16

eucaryote cel (afbeelding)

knowt flashcard image
New cards
17

procaryote cel (afbeelding)

knowt flashcard image
New cards
18

groepen organismen (rijken en domeinen)

6 rijken

  • becteria (prokaryoot)

  • archaea-bacteria (prokaryoot)

  • prosista (eukaryoot)

  • plontae (eukaryoot)

  • fungi (eukaryoot)

  • animalia (eukaryoot)

3 domein systemen

  • archaea

  • bacteriën

  • eukarya

<p>6 rijken </p><ul><li><p>becteria (prokaryoot)</p></li><li><p>archaea-bacteria  (prokaryoot)</p></li><li><p>prosista  (eukaryoot)</p></li><li><p>plontae (eukaryoot)</p></li><li><p>fungi   (eukaryoot)</p></li><li><p>animalia  (eukaryoot)</p></li></ul><p>3 domein systemen</p><ul><li><p>archaea </p></li><li><p>bacteriën </p></li><li><p>eukarya </p></li></ul><p></p>
New cards
19

fylogenetische boom

word gebaseerd op rRNA analyse, archaea en eukarya zijn meer verwand aan elkaar dan eukarya en bacteria

<p>word gebaseerd op rRNA analyse, archaea en eukarya zijn meer verwand aan elkaar dan eukarya en bacteria </p>
New cards
robot