kernbegrippen onderzoeksmethoden 1

0.0(0)
studied byStudied by 1 person
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/100

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

101 Terms

1
New cards

Bivariate analyse

Het onderzoeken van de relatie tussen twee variabelen.

2
New cards

Causaal, causaliteit

Een causaal verband tussen variabelen betekent dat een variatie in de ene

variabele de variatie in een andere variabele veroorzaakt (oorzaak – gevolg).

3
New cards

Code, codering

In kwantitatief onderzoek zijn codes getallen die worden toegekend aan gegevens, wanneer de gegevens zelf niet numeriek zijn. Codering maakt het mogelijk om de informatie statistisch te verwerken. Bij onderzoek op basis van vragenlijsten kan het antwoord 'helemaal mee eens' bijvoorbeeld het cijfer 5 krijgen. Als antwoorden tekstueel zijn, zoals bij een open vraag, moeten de antwoorden van respondenten worden gegroepeerd in categorieën en die categorieën worden dan gecodeerd. In kwalitatief onderzoek is coderen een methode om tekstuele gegevens te analyseren door een index van termen of labels te genereren op basis van de voortdurende interpretatie van de gegevens door de onderzoeker. Kwalitatief coderen wordt vooral geassocieerd met de (grounded theory) geaarde theorie.

4
New cards

Coding frame

Een lijst met codes die de onderzoeker gebruikt bij de analyse van gegevens. Met betrekking tot een (semi-)gestructureerd interviewschema of vragenlijst zal het 'coding frame' de categorieën afbakenen die worden gebruikt in verband met de antwoorden op elke vraag. Een 'coding frame' is vooral cruciaal bij het coderen van open vragen. Bij gesloten vragen wordt het 'coding frame' in wezen opgenomen in de vooraf gegeven antwoordkeuzes (hierbij past de term pre-coded)

5
New cards

Concept

Een label voor aspecten uit de sociale wereld/ een sociaal verschijnsel waarmee observaties en ideeën op basis van gemeenschappelijke kenmerken georganiseerd worden. In 'grounded theory' is een concept een belangrijke bouwsteen in de constructie van een theorie.

6
New cards

concept - Sensitieve concepten

Het behandelen van een concept als een leidraad in een onderzoek, zodat het op een algemene manier wijst op wat relevant of belangrijk is maar nog niet vaststaat. Deze positie staat in contrast met het idee van een operationele definitie, waarbij de betekenis van een concept vastligt voordat een onderzoek wordt uitgevoerd.

7
New cards

concept - operationele definitie

De definitie van een concept in termen van de operationalisatie die moet worden uitgevoerd bij het meten ervan.

8
New cards

concept - Dimensie

In de context van sociaalwetenschappelijke theorieën zijn dimensies de aspecten van een concept waarin verschillende individuen of gevallen kunnen verschillen.

9
New cards

Discoursanalyse

Een benadering van de analyse van gesprekken en andere vormen van discours die de nadruk legt op de manieren waarop versies van de werkelijkheid tot stand komen via taal.

10
New cards

Epistemologie, epistemologisch

Een theorie over kennis, of wat men kan weten. In Bryman wordt de term vooral gebruikt om te verwijzen naar een standpunt over wat aanvaardbare kennis zou moeten zijn. Voorbeelden van deze standpunten zijn positivisme en interpretivisme.

11
New cards

Positivisme, positivistisch

Een epistemologische positie die pleit voor de toepassing van de methoden van de natuurwetenschappen op de studie van de sociale werkelijkheid en daarbuiten.

12
New cards

Interpretivisme, interpretivist

Een epistemologische positie die vereist dat de sociale wetenschapper de subjectieve betekenis van sociale actie begrijpt.

13
New cards

(Grounded theory) Geaarde theorie

Een iteratieve benadering van de analyse van kwalitatieve gegevens die gericht is op het genereren van theorie uit onderzoeksgegevens.

14
New cards

Hypothese

Een geïnformeerde verwachting over de mogelijke relatie tussen twee of meer variabelen, die opgesteld is om getoetst te worden.

15
New cards

Inferentiële statistiek

Op basis van de analyse van gegevens van een willekeurige steekproef schattingen of voorspellingen doen over een onderzoekspopulatie.

16
New cards

inferentiële statistiek - Statistische significantie

Met een toets van statistische significantie kan de onderzoeker inschatten hoe zeker ze kunen zijn dat de resultaten van een onderzoek op basis van een willekeurig geselecteerde steekproef generaliseerbaar zijn naar de populatie waaruit de steekproef is getrokken (statistische gevolgtrekking), de p-waarde is een maatstaaf voor statistische significantie. Met een dergelijke test kan de onderzoeker niet concluderen dat de bevindingen waar zijn.

17
New cards

Intersectionaliteit

Het idee dat ieder persoon meerdere posities binnen verschillende sociale categorieen inneemt (zoals gender, sociale klasse, seksualitiet, ethniciteit). De overlap, of kruising, van deze verschillende sociale identiteiten vormt iemands ervaring van de sociale wereld.

18
New cards

Interview - Gestructureerd interview

Een interview, meestal in de context van vragenlijstonderzoek, waarbij aan alle respondenten exact dezelfde vragen in dezelfde volgorde worden gesteld met behulp van een formeel interviewschema.

19
New cards

Interview - Semi-gestructureerd interview

Een term die een breed scala aan interviewtypes dekt, meestal een context waarin de interviewer werkt met een 'interview guide', maar waarbij de interviewer de volgorde van de vragen kan variëren. De vragen zijn vaak wat algemener in hun referentiekader dan de vragen in een gestructureerd interviewschema. Ook heeft de interviewer meestal enige speelruimte om verdere vragen te stellen als reactie op wat als belangrijke antwoorden gezien wordt.

20
New cards

Interview guide

Kan verwijzen naar de korte lijst met onderwerpen die aan bod moeten komen bij ongestructureerd interviewen, die een onderzoeker gebruikt als geheugensteuntjes, of naar de iets meer gestructureerde lijst met onderwerpen die aan bod moeten komen of vragen die gesteld moeten worden bij semigestructureerd interviewen.

21
New cards

Likertschaal

Een veelgebruikte indeling voor het stellen van houdings/attitude-vragen. Respondenten wordt meestal gevraagd in welke mate ze het eens zijn met een reeks stellingen die samen een meting met meerdere indicatoren of meerdere items vormen. De schaal is bedoeld om de intensiteit van de gevoelens of meningen van respondenten over een kwestie te meten.

22
New cards

Likertschaal - Internal reliability

De mate waarin de indicatoren waaruit een schaal is opgebouwd constant zijn. Een bekende meting is Cronbach’s alpha (a).

23
New cards

Kwaliteitscriteria kwalitatief onderzoek - Dependability (Betrouwbaarheid)

Zijn de bevindingen betrouwbaar over tijd, in verschillende situaties/condities? Zichtbaar door oa gebruik protocol, rapportage gegevensverzameling en analyse, audit-trail

24
New cards

Kwaliteitscriteria kwalitatief onderzoek - Transferrability (Overdraagbaarheid)

Wordt er in voldoende detail over de context van het onderzoek gerapporteert om af te kunnen lezen in hoeverre de inzichten uit deze specifieke context overdraagbaar zijn naar een andere context/situatie. Zichtbaar in o.a. thick description, rapportage

demografische en contextuele kenmerken.

25
New cards

Kwaliteitscriteria kwalitatief onderzoek - Confirmability (Bevestigbaarheid/oprechtheid)

Reflexiviteit en positionaliteit bespreken en meenemen in interpretatie onderzoek. Zichtbaar in o.a triangulatie (methodes, onderzoekers), memberchecks (resultaten met respondenten bekijken), audit trails (rapporteren keuzes), respondent validation

26
New cards

Kwaliteitscriteria kwalitatief onderzoek - Credibility (Geloofwaardigheid)

Vertrouwen in accurate data en interpretatie. Zichtbaar in o.a., verschaffen voldoende informatie beperkingen en alternatieven, triangulatie, memberscheck, deviant cases, reflectie onderzoeker, lange aanwezigheid in onderzoek domein

27
New cards

Kwaliteitscriteria kwalitatief onderzoek - Authenticity (Authenticiteit)

Bredere politiek impact van het onderzoek. Bestaat uit vijf subdomeinen waar onderzoeker op reflecteert: eerlijke representatie verschillende gezichtspunten (fairness), beter begrip sociale wereld (ontological authenticity), belichting diverse perspectieven (educatieve authenticity), actie-stimulerend (catalytic authenticity), bekrachting deelnemers richting actie (tactical authenticity).

28
New cards

Kwaliteitscriteria Kwantitatief onderzoek - Betrouwbaarheid

De mate waarin een meting van een concept stabiel is

29
New cards

Kwaliteitscriteria Kwantitatief onderzoek - Betrouwbaarheid - stabiliteit

Consistentie over de tijd, de toetsen middels test re-test.

30
New cards

Kwaliteitscriteria Kwantitatief onderzoek - Betrouwbaarheid - interne betrouwbaarheid

Samenhang van verschillende items/vragen die allemaal hetzelfde zouden moeten vangen/opleveren. Een bekende maat hiervoor is de cronbach’s alpha, deze is idealiter > 0.7.

31
New cards

Kwaliteitscriteria Kwantitatief onderzoek - Betrouwbaarheid - inter-observer reliability

De overeenstemming tussen observaties of beoordelingen van verschillende onderzoekers.

32
New cards

Kwaliteitscriteria Kwantitatief onderzoek - herhaalbaarheid

De mate waarin de methode en resultaten voldoende uitvoerig worden besproken om herhaling van het onderzoek mogelijk te maken.

33
New cards

Kwaliteitscriteria Kwantitatief onderzoek - validiteit - meetvaliditeit

De mate waarin een meting van een concept dat concept werkelijk weerspiegelt.

34
New cards

Kwaliteitscriteria Kwantitatief onderzoek - validiteit - interne validiteit

Een beoordeling van de deugdelijkheid van onderzoeksresultaten die een causaal verband suggereren tussen twee of meer variabelen. Subdimensies zijn samenhang/correlatie, tijdsvolgorde, en (spuriousness) de afwezigheid van een schijnverband.

35
New cards

Kwaliteitscriteria Kwantitatief onderzoek - validiteit - externe validiteit

Een beoordeling van de mate waarin de resultaten van een onderzoek gegeneraliseerd kunnen worden naar groepen buiten de specifieke onderzoekscontext waarin het onderzoek is uitgevoerd.

36
New cards

Kwaliteitscriteria Kwantitatief onderzoek - validiteit - ecologische validiteit

Een beoordeling van de mate waarin sociaal-wetenschappelijke bevindingen relevant en toepasbaar zijn op de alledaagse, natuurlijke sociale omgeving van mensen.

37
New cards

(Measure of central tendency) Maat van centrale ‘neiging’

Een statistische waarde, zoals het rekenkundig gemiddelde, de mediaan of de modus, die een verdeling van waarden samenvat.

38
New cards

(Measure of central tendency) Maat van centrale ‘neiging’ - rekenkundig gemiddelde

Dit is wat we in alledaagse termen het 'gemiddelde' noemen - namelijk de totale som van een reeks waarden gedeeld door het aantal waarden.

39
New cards

(Measure of central tendency) Maat van centrale ‘neiging’ - mediaan

Het middelpunt in een verdeling van waarden.

40
New cards

(Measure of central tendency) Maat van centrale ‘neiging’ - modus

De meest voorkomende waarde in een verdeling van waarden.

41
New cards

Meetvaliditeit

De mate waarin een meting van een concept dat concept echt weerspiegelt.

42
New cards

Meetvaliditeit - Constructvaliditeit

Een beoordeling van de meetvaliditeit door hypothesen op basis van relevante theorie te toetsen. Als de bevindingen consistent zijn met de theorie, verhoogt dit het vertrouwen in de validiteit van de meting.

43
New cards

Meetvaliditeit - Convergente validiteit

Een beoordeling van de meetvaliditeit door deze te vergelijken met een middels een andere methode gegenereerde andere meting van hetzelfde concept.

44
New cards

Meetvaliditeit - Criteriumvaliditeit (concurrent=overlappend & voorspellend)

Relatie met de scores op een extern criterium (e.g., gedrag/eigenschap) of bestaande gevalideerde schaal voor ander concept

45
New cards

Meetvaliditeit - 'Face validity'

Een beoordeling van hoe goed een meting de inhoud van het concept in kwestie weerspiegelt.

46
New cards

Mixed method onderzoek

Een term die wordt gebruikt om onderzoek te beschrijven dat zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek combineert. Het kan ook onderzoek beschrijven dat alleen kwantitatieve methoden of alleen kwalitatieve methoden combineert (een strategie die ook bekendstaat als multi-method onderzoek). Bij de verschillende vormen van mixed method onderzoek waarin kwantitatief en kwalitatief onderzoek wordt gecombineerd wordt op basis van prioriteit en volgorde bepaald hoe het design eruit ziet.

47
New cards

Mixed method onderzoek - Convergent design

Een mixed methods onderzoeksdesign waarbij kwantitatieve en kwalitatieve gegevens gelijktijdig worden verzameld en de resulterende analyses worden vergeleken en/of samengevoegd tot een geïntegreerde analyse. Dit design wordt meestal geassocieerd met triangulatie.

48
New cards

Mixed method onderzoek - Verkennend sequentieel design

Een mixed methods onderzoeksdesign waarbij eerst kwalitatieve gegevens worden verzameld en vervolgens geanalyseerd. Op basis van deze inzichten wordt vervolgens een kwantitatief vervolgonderzoek opgezet voortbouwend op de kwalitatieve inzichten, bijvoorbeeld om een nieuw instrument te ontwikkelen wat kwantitatief getoetst zal worden.

49
New cards

Mixed method onderzoek - Verklarend sequentieel design

Een mixed methods onderdoeksdesign waarbij eerst kwantitatieve gegevens worden verzameld en vervolgens geanalyseerd. Op basis van deze inzichten wordt vervolgens een kwalitatief vervolgonderzoek opgezet voorbouwend op de kwantitatieve inzichten, bijvoorbeeld om kwantitatieve gegevens te begrijpen of verder uit te diepen.

50
New cards

(Non-probability sample) Niet-waarschijnlijkheidssteekproef

Een steekproef die niet geselecteerd is met een willekeurige steekproefmethode. In wezen betekent dit dat sommige eenheden in de populatie een grotere kans hebben om geselecteerd te worden dan andere. Voorbeelden zijn 'convenience', doelgerichte, sneeuwbal-, maar ook theoretische steekproeven.

51
New cards

(Non-probability sample) Niet-waarschijnlijkheidssteekproef - (Convenience) Gemakssteekproef

Een steekproef die geselecteerd wordt omdat hij beschikbaar is voor de onderzoeker.

52
New cards

(Non-probability sample) Niet-waarschijnlijkheidssteekproef - Doelgerichte steekproef:

Een steekproef waarbij de onderzoeker op een strategische manier cases of deelnemers wil selecteren, zodat de steekproeven relevant zijn voor de onderzoeksvragen die worden gesteld.

53
New cards

(Non-probability sample) Niet-waarschijnlijkheidssteekproef - Sneeuwbalsteekproef

Een steekproef waarbij de onderzoeker in eerste instantie contact legt met een kleine groep mensen die relevant is voor het onderzoeksonderwerp en vervolgens deze contacten gebruikt om contacten te leggen met anderen.

54
New cards

(Non-probability sample) Niet-waarschijnlijkheidssteekproef - Theoretische steekproef

Een term die vooral in de (grounded theory) geaarde theorie wordt gebruikt om te verwijzen naar doelgerichte steekproeven die worden uitgevoerd waarin theoretische overwegingen de selectie van cases en/of onderzoeksdeelnemers sturen. Theoretische steekproeftrekking wordt verondersteld door te gaan tot een punt van theoretische verzadiging. Theoretische verzadiging is het punt waarop concepten volledig zijn onderzocht en er geen nieuwe theoretische inzichten meer worden gegenereerd.

55
New cards

Normaalverdeling

De neiging van data-punten om zich op een voorspelbare en symmetrische manier rond een centrale waarde te groeperen (in klok-vorm).

56
New cards

Onderzoeksdesign

We gebruiken deze term om te verwijzen naar een structuur waarbinnen een onderzoeker gegevens verzamelt en analyseert. Een keuze voor een onderzoeksdesign weerspiegelt beslissingen over de prioriteit die wordt gegeven aan een aantal dimensies van het onderzoeksproces (zoals causaliteit en generalisatie) en wordt beïnvloed door het soort onderzoeksvraag dat wordt gesteld.

57
New cards

Cross-sectioneel design

Een onderzoeksdesign waarbij gegevens van een steekproef worden verzameld op een enkel moment in de tijd waarbij associatie patronen/ relaties tussen twee of meer variabelen (meestal veel meer dan twee) centraal staan. longitudinaal onderzoek.

58
New cards

Longitudinaal design

Een onderzoeksdesign waarbij gegevens van een steekproef worden verzameld op ten minste twee momenten in de tijd waarbij associatie patronen/ relaties tussen twee of meer variabelen (meestal veel meer dan twee) centraal staan.

59
New cards

Casestudie

Een onderzoeksdesign waarbij een enkele casus gedetailleerd en intensief wordt geanalyseerd, waarbij een 'casus' een individu, groep of organisatie kan zijn. De term wordt soms uitgebreid tot de studie van twee of drie cases voor vergelijkende doeleinden. De meer gebruikelijke term voor het onderzoeken van twee of meer cases is echter multiple-case study.

60
New cards

Experiment, experimenteel

Een onderzoeksdesign dat alternatieve causale verklaringen van onderzoeksbevindingen uitsluit (= heeft hoge interne validiteit) vanwege de kenmerken: (a) een experimentele groep, die wordt blootgesteld aan een behandeling, en een controlegroep, die niet wordt blootgesteld, en (b) willekeurige toewijzing van steekproefleden aan de twee groepen. In plaats van een controlegroep kan een experiment nog een groep (of groepen) omvatten die aan

andere behandelingen wordt (worden) blootgesteld.

61
New cards

Quasi-experiment, quasi-experimenteel

Een onderzoeksdesign dat alternatieve causale verklaringen van onderzoeksbevindingen probeert uit te sluiten maar niet aan de volledige kenmerken van een experiment voldoet en daarmee minder hoge interne validiteit heeft.

62
New cards

Onderzoeksstrategie

We gebruiken deze term om te verwijzen naar een algemene oriëntatie voor het uitvoeren van sociaal onderzoek.

63
New cards

Onderzoeksstrategie - kwalitatief onderzoek

Onderzoek dat de nadruk legt op woorden in plaats van kwantificering bij het verzamelen en analyseren van gegevens. Vaak sluit deze onderzoeksstrategie aan bij inductief, constructionistisch en interpretivistisch, maar kwalitatieve onderzoekers onderschrijven niet altijd alle drie deze kenmerken.

64
New cards

Onderzoeksstrategie - kwantitatief onderzoek

Kwantitatief onderzoek legt meestal de nadruk op kwantificering bij het verzamelen en analyseren van gegevens. Vaak sluit deze onderzoeksstrategie aan bij deductief, objectivistisch en bevat het een natuurwetenschappelijk model van het onderzoeksproces (e.g., positivisme), maar kwantitatieve onderzoekers onderschrijven niet altijd alle drie deze kenmerken.

65
New cards

Onderzoeksvraag

Een expliciete verklaring, in de vorm van een vraag, over wat een onderzoeker van plan is te weten te komen. Een onderzoeksvraag beïnvloedt niet alleen de reikwijdte van een onderzoek, maar ook hoe het onderzoek zal worden uitgevoerd en welke onderzoeksstrategie en onderzoeksdesign zal worden gekozen.

66
New cards

Ontologie, ontologisch

In de sociale wetenschappen, een theorie over de aard van sociale entiteiten.

67
New cards

Ontologie, ontologisch - Objectivisme, objectivistisch

Een ontologische positie die stelt dat sociale fenomenen en hun betekenissen een bestaan hebben dat onafhankelijk is van sociale actoren

68
New cards

Ontologie, ontologisch - Constructionisme, constructionistisch

Een ontologische positie die stelt dat sociale fenomenen en hun betekenissen voortdurend tot stand worden gebracht door sociale actoren. Ook wel constructivisme genoemd. Constructionisme staat haaks op objectivisme.

69
New cards

Operationalisatie

Een term die oorspronkelijk in de natuurkunde werd gebruikt om te verwijzen naar de handelingen waarmee een concept wordt gemeten.

70
New cards

(Probability sample) Waarschijnlijkheidssteekproef

Een steekproef die willekeurig is geselecteerd (random sample) en waarbij elke eenheid in de populatie een gelijke kans heeft om geselecteerd te worden. Cluster-, enkelvoudige aselecte, systematische, en gestratificeerde aselecte steekproeven zijn voorbeelden van waarschijnlijkheidssteekproeven.

71
New cards

(Probability sample) Waarschijnlijkheidssteekproef - Clustersteekproef

Een steekproefprocedure waarbij de onderzoeker eerst een steekproef trekt (bekend als 'clusters') en vervolgens eenheden uit de clusters trekt. Een onderzoeker selecteert bijvoorbeeld willekeurig vijf stemdistricten binnen een stad - vijf clusters - en selecteert vervolgens willekeurig 30 individuen die binnen elk district worden onderzocht.

72
New cards

(Probability sample) Waarschijnlijkheidssteekproef - (Simple random sample) Enkelvoudige aselecte steekproef

Een steekproef waarbij elke eenheid volledig toevallig is geselecteerd. Elke eenheid van de populatie heeft een bekende en gelijke kans om in de steekproef opgenomen te worden.

73
New cards

(Probability sample) Waarschijnlijkheidssteekproef - (Systematisc random sample) Systematische steekproef

  • Een steekproef waarbij eenheden worden geselecteerd uit een steekproefkader volgens vaste intervallen, zoals elke vijfde eenheid.

74
New cards

(Probability sample) Waarschijnlijkheidssteekproef - (Stratiefied random sample) Gestratificeerde aselecte steekproef

Een steekproef waarbij eenheden willekeurig worden gekozen uit een populatie die in categorieën (strata) is verdeeld.

75
New cards

Redeneren - Abductief redeneren, abductie

Een vorm van redeneren met sterke banden met inductie die sociaal-wetenschappelijke verslagen grondt in de perspectieven en betekenissen van deelnemers aan de betreffende sociale wereld.

76
New cards

Redeneren - Inductief, inductie

Een benadering van de relatie tussen theorie en onderzoek waarbij de onderzoeker de onderzoeksresultaten gebruikt om theorie te genereren.

77
New cards

Redeneren - Deductief, deductie

Een benadering van de relatie tussen theorie en onderzoek waarin de onderzoeker onderzoek uitvoert met verwijzing naar hypothesen en ideeën die zijn afgeleid uit de theorie.

78
New cards

Reflectiviteit, reflectief

In onderzoeksmethodologie, een reflectiviteit onder sociale onderzoekers over de implicaties, voor de kennis die ze genereren over de sociale wereld, van hun methoden, waarden, vooroordelen, beslissingen en loutere aanwezigheid in de situaties die ze onderzoeken (denk aan positionaliteit).

79
New cards

Relatie

In statistische analyse vertegenwoordigt een relatie een verband tussen twee variabelen, waarbij de variatie in de ene variabele samenvalt met variatie in een andere variabele.

80
New cards

Relatie - negatieve relatie

Een relatie tussen twee variabelen waarbij als de ene toeneemt, de andere afneemt.

81
New cards

Relatie - positieve relatie

Een relatie tussen twee variabelen waarbij wanneer de ene toeneemt, de andere ook toeneemt.

82
New cards

Relatie - (Spurious) valse relatie

Een relatie tussen twee variabelen wordt onjuist genoemd als het wordt veroorzaakt door de invloed van een derde variabele. Deze (confounding) verstorende variabele heeft invloed op elk van de twee variabelen die het onjuiste verband vormen. Als voor de derde variabele wordt gecontroleerd, verdwijnt dit schijnverband.

83
New cards

Relatie - correlatie

Een analyse van relaties tussen interval-/ratio variabelen en/of ordinale variabelen die de sterkte en richting van de relatie tussen hen probeert te beoordelen. Pearson's r en Spearman's rho zijn beide methoden om de mate van correlatie tussen variabelen te beoordelen.

o Pearson's r: Een maat voor de sterkte en richting van de relatie tussen interval/ratio variabelen.

84
New cards

Steekproef

In sociaal-wetenschappelijk onderzoek is de steekproef meestal het deel van de populatie dat geselecteerd wordt voor onderzoek. De selectiemethode kan gebaseerd zijn op waarschijnlijkheids- of niet-waarschijnlijkheidsteekproeven.

85
New cards

Steekproef - populatie

Het geheel van eenheden waaruit een steekproef moet worden getrokken.

86
New cards

Steekproef - (sampling bias) steekproefbias

Een vertekening in de representativiteit van een steekproef als gevolg van het feit dat sommige leden in het steekproefkader weinig of geen kans hebben geselecteerd te worden voor opname in de steekproef.

87
New cards

Steekproef - (sampling error) steekproeffout

Verschillen tussen een willekeurige steekproef en de populatie waaruit deze is geselecteerd.

88
New cards

Theorie

Een groep ideeën die tot doel heeft iets te verklaren, in dit geval de sociale wereld. De term is meestal bedoeld als een verklaring van waargenomen regelmatigheden.

89
New cards

Transcriberen

Het uitschrijven van een tekstuele versie van een opgenomen interview of focusgroepsessie of, bij gespreksanalyse, van een natuurlijk gesprek. Transcriptie kan soms vergemakkelijkt worden door het gebruik van geautomatiseerde stemherkenningssoftware.

90
New cards

Triangulatie

Het gebruik van meer dan één methode of gegevensbron in de studie van een sociaal fenomeen, zodat de bevindingen kruiselings gecontroleerd kunnen worden.

91
New cards

Univariate analyse

De analyse van één variabele tegelijk.

92
New cards

Variabele - Afhankelijke variabele

Een variabele die beïnvloed wordt door een andere variabele.

93
New cards

Variabele - Onafhankelijke variabele

Een variabele die een invloed heeft op een andere variabele (dat wil zeggen, op een afhankelijke variabele).

94
New cards

Variabele - Dichotome variabele

Een variabele met slechts twee categorieën.

95
New cards

Variabele - Nominale variabele

Een variabele die categorieën bevat die niet gerangschikt kunnen worden.

96
New cards

Variabele - Ordinale variabele

Een variabele waarvan de categorieën kunnen worden gerangschikt (zoals bij interval- en ratiovariabelen), maar waarbij de afstanden tussen de categorieën niet gelijk zijn over het bereik.

97
New cards

Variabele - Ratiovariabele

Een intervalvariabele met een echt nulpunt.

98
New cards

Variabele - Intervalvariabele

Een variabele waarbij de afstanden tussen de categorieën gelijk zijn over het bereik van de categorieën.

99
New cards

Variabele - (Confounding/ Spurious variable) Verstorende variabele

Een variabele die gerelateerd is aan elk van twee andere variabelen op een manier die de schijn wekt van een verband tussen de twee variabelen. Een dergelijke relatie is een schijnverband.

100
New cards

Zelfingevulde vragenlijst

Een vragenlijst die de respondent beantwoordt zonder hulp of tussenkomst van een interviewer.