Woordenschat Nederlands 5 - hoofdstuk 2

Behendig

Handig, vaardig, vlot

Brutaliteit (de)

Onbeleefdheid, onbeschoftheid

Cruciaal

Erg belangrijk, doorslaggevend

Debuutroman (de)

De eerste roman van een schrijver

Gappen

Stelen, jatten

Geringschattend

Kleinerend , minachtend, laatdunkend

Hinderlijk

Ergerlijk, vervelend, storend

Iets betogen

Je mening verkondigen

Intrigeren

Nieuwsgierig maken, bijzonder interesseren (vaak omwille van de geheimzinnigheid)

Kaakslag (de)

Slag in het gezicht (kan figuurlijk ook 'belediging' betekenen)

Manuscript (het)

De geschreven of uitgetypte tekst van een boek vooraleer die wordt gedrukt

Menig

Meer dan één, aardig wat, heel wat

Nota bene

Letterlijk: "noteer goed", "let wel" (uitdrukking bedoeld om iets verwonderlijk te benadrukken)

Onberispelijk

Foutloos, niets op aan te merken

Ongenood

Niet uitgenodigd, niet welkom

Ontwaren

Bespeuren, in het oog krijgen

Onverschillig

Ongeïnteresseerd, zonder belangstelling

Patserig

Opschepperig, stoeferig (vooral met zijn/haar geld)

Plafonnière (de)

Plafondlamp

Redacteur (de)

Iemand die als beroep teksten schrijft of verbetert voor een uitgeverij, krant, tijdschrift ...

Refereren aan

Verwijzen naar

Schromelijk

Zeer erg

Spieden

Aandachtig rondkijken

Uitgekiend

Tot in het detail uitgedacht, slim berekend

Voet bij stuk houden

Je niet laten ompraten; niet afwijken van je overtuiging of voornemen

Dualiteit (de)

Tweevoudigheid

Relevant

Van belang in de situatie of context