1/69
middelgerelateerde en verslavingsstoornissen
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
hoofdstuk 8
middelgerelateerde en verslavingsstoornissen
stoffen gebruik
is ‘normaal’ onder bepaalde omstandigheden
verkrijgbaarheid stoffen
legaal, illegaal, op voorschrift
waar eindigt gebruik en start misbruik
als schadelijke lichamelijke en sociale gevolgen
of stoffengebruik als normaal wordt gezien hangt af van:
sociale en culturele norm
drugs =
psychoactieve stoffen
psychoactieve stoffen: kenmerken
1) illegale psychoactieve stoffen
2) legale stoffen
3) hebben effect op de psyche (verandering in stemming)
4) zeer krachtig effect van druggebruik
illegale psychoactieve stoffen: voorbeelden
cocaïne, XTC, LSD
legale stoffen: voorbeelden
alcohol, tabac
verkrijgen en gebruiken van drugs
1) middelpunt van het leven
2) belangrijker dan familie, werk, welzijn
middelgerelateerde stoornissen: 2 categorieën
1) stoornissen door middel teweeggebracht
2) verslavingsstoornissen of stoornis in het gebruik van middelen
stoornissen door middel teweeggebracht
1) stoornissen geïnduceerd door gebruik van psychoactieve stoffen
2) afwijkende gedragspatronen door het gebruik van het middel
3) intoxicatie, delirium, amnesie, korsakov
verslavingsstoornissen of stoornis in het gebruik van middelen
1) patronen van inadequaat gebruik die leiden tot een aanzienlijk belemmerd functioneren of persoonlijk lijden
2) verdere symptomen verschillen per middel
DSM IV
matige stoornis = misbruik
ernstige stoornis = afhankelijkheid
DSM V
geen onderscheid meer tussen misbruik en afhankelijkheid (grenzen niet duidelijk), wel aanduiden licht -matig - ernstig
cafeïne
meest gebruikte psychoactieve middel
niet geien als stoornis in het gebruik
OOKAL kan het tot ontrekkingsverschijnselen leiden
intoxicatie
stoornis door een bepaald middel teweeggebracht waarbij sprake is van een patroon van herhaalde episodes waarin men een staat van dronkenschap bereikt of high wordt
intoxicatie is afhankelijk van:
1) aard van het gebruikte middel
2) dosis
3) verwachtingen
4) biologische kwetsbaarheid
5) cues: omstandigheden, voorwerpen die behoefte aan middel oproepen
tekenen van intoxicatie:
1) verwarring
2) strijdlust
3) belemmerd oordeelsvermogen
4) concentratieverlies
5) belemmering motorische en ruimtelijke vaardigheden
6) in extreme gevallen: overlijden
onttrekkingssyndroom
een door middel teweeggebrachte stoornis waarbij een combinatie van symptomen optreedt wanneer iemand abrupt stopt, na een langere periode van intensief gebrek
zelf bij cafeïne na het staken van dagelijks gebruik
onttrekkingssyndroom: kenmerken
1) combinatie van symptomen
2) na lange periode van intensief gebruik
3) wanneer iemand abrupt stopt met het gebruik
4) is gevolg van verandering in fysiologische reacties door herhaaldelijk gebruik
tolerantie
onthoudingssymptomen verschillen per middel:
1) alcohol: transpireren, snelle pols, tremoren van de hand
2) cafeïne: hoofdpijn, slaperigheid, concentratieproblemen
verslavingsstoornissen of stoornissen in het gebruik
DUS: gestoord patroon van gebruiken van het middel waardoor belemmering in functioneren of persoonlijk lijden
fysiologische afhankelijkheid
psychische afhankelijkheid
fysiologische afhankelijkheid: combinatie van
tolerantie (steeds meer van zelfde stof nodig voor het zelfde effect)
onttrekingssyndroom (symptomen als plots stoppen)
fysiologische afhankelijkheid: term
lichaam zodanig veranderd door gebruik van de stof dat het afhankelijk is geworden aan de constante toevoer van die stof
fysiologische afhankelijkheid betekent niet steeds verslaafd zijn (cafeïne)
fysiologische afhankelijkheid: verschil met verslaving/stoornis in gebruik:
verlies van controle over het gebruik + eventueel fysiologische afhankelijkheid
psychische afhankelijkheid
dwangmatig gebruik van stof om in een psychische behoefte te voorzien (vb; verminderen van dagelijkse angst of stress)
al dan niet in combinatie met fysiologische afhankelijkheid
volgens DSM IV onderscheid misbruik en afhankelijkheid
misbruik: gematigde stoornis
afhankelijkheid: ernstige stoornis
misbruik
herhaaldelijk gebruik met schadelijke gevolgen:
fysiek zwaar
verwaarlozing van maatschappelijke verplichtingen
problemen met politie/justitie
persoonlijke problemen
afhankelijkheid
ten minste 3 symptomen regelmatig in hetzelfde jaar of => 1 maand durend
tolerantie en/of ontwenningsverschijnselen
gebruik van méér dan voorgenomen en langer gebruik
niet kunnen staken van gebruik
hevig verlangen naar gebruik
er veel tijd en energie aan besteden
optreden van negatieve sociale consequenties
doorgebruiken ondanks die negatieve consequenties
nieuw in DSM V
niet langer onderscheid tussen afhankelijkheid en misbruik - wel mate van ernst aanduiden - licht - matig - ernstig
nieuw criterium: craving
stoornis in het gebruik van een middel als 2 of meer criteria aanwezig zijn
craving
hunkering, sterk verlangen of drang om het middel te gebruiken
waar eindigt gebruik en begint misbruik?
grens = waar het aanzienlijke belemmering in het dagelijks functioneren op een bepaald terrein oplevert
problemen in nakomen van verantwoordelijkheden
riskant gedrag stellen, bv) rijden onder invloed
frequente sociale of interpersoonlijke problemen, bv) geweld
eenmaal te veel dringen is geen misbruik
gaat om een voortdurend patroon, ondanks de problemen
hoeveelheid, soort middel legaal of illegaal => niet bepalend voor aanwezigheid van de stoornis
binge drinking
toename alcoholverslaafden => tgv stijging alcoholmisbruik bij jongeren
5 of meer borrels onmiddellijk na elkaar jongens
4 of mee meisjes
15-16 jarigen => 28 procent
2 types: grootste risico op probleemdrinkers te worden
drinkers uit sociale doeleinden en amusement
drinken als gevolg van druk tot conformeren of om negatieve gevoelens te verzachten
algemene route (stadia) naar afhankelijkheid
experimenteren
regelmatig gebruik
verslaving of afhankelijkheid
experimenteren
incidenteel gebruik
euforisch gevoel
gevoel van controle ‘ik kan elk moment stoppen’
regelmatig gebruik
even krijgt vorm rond verkrijgen en gebruiken
ontkenning van negatieve gevolgen tav zz en anderen
verandering van waarden (gezin => drugs)
meer en meer problemen
liegen en manipuleren ter verberging van gebruik
verslaving of afhankelijkheid
geen weerstand meer kunnen bieden
omdat effecten willen ervaren
om gevolgen van onthouding te vermijden
nieuw in de DSM V
niet-chemische verslavingsstoornis
niet-chemische verslavingsstoornis
onder categorie verslavingsstoornis of stoornis in het gebruik van middelen ook niet-chemische verslavingsstoornis opgenomen
gokstoornis
pathologisch of dwangmatig gokken
in DSM IV onder categorie: impulsbeheersingsstoornis
vanuit inzichten dan dwangmatige of verslavingspatronen overeenkomsten vertonen met aan middelen gerelateerde problemen
mogelijks in de toekomst nog andere gedragsverslavingen in DSM: gamen, internet, shoppen
term verslaving wordt in DSM 5
voorbehouden voor niet-chemische verslavingsstoornissen
=> bij middel: middelgerelateerde stoornis
verslavende middelen: opsomming
dempende middelen
stimulantia
hallucinogene middelen
dempende middelen: synoniem
depressiva
dempende middelen: opsomming
barbituraten
opiaten/narcotica (heroïne, morfine)
alcohol
stimulantia: opsomming
nicotine
ecstasy
nicotine
amfetamines
hallucinogene middelen
LSD
fencyclidine (PCP)
marihuana (cannabis)
dempende middelen: samengevat
daling activiteit CZS
daling angst, spanning, cognities, beweging
alcohol
Ethanol -> zelfde biochemisch effect als benzo (angstremmers)
Alcoholisme = volgens ziekte model medische aandoening, chronisch, permanent
Zodra alcohol drinken: effect op hersenen van onweerstaanbare lichamelijke hunkering
‘gecontroleerd drinken’ = zeer omstreden aanpak – werkt meestal niet
Risicofactoren:
Geslacht: mannen 2x meer kans dan vrouwen om verslaafd te raken (Ndl 9 vs 2% VS 20 vs 8%) – vrouwen breken minder snel alcohol af -> meer alc in bloed -> sneller dronken
Leeftijd: jong volwassenheid, voor 40j
ASP: antisoc gedrag tijdens adolesc of volwass geeft groter risico op alcoholisme (niet vv)
Familiegeschiedenis: beste voorspeller van problematisch drinken – biolog. kwetsbaarh.
Sociaal-demografische factoren: lagere opgeleid, lager inkomen, alleen wonen
Psychologische (ontspanning, ontremming, vertroebeld zien en denken, …) & lichamelijke effecten op alle organen lichaam (alcoholhepatitis = ontstek lever, levercirrose = aantasting levercellen, littekenweefsel, Korsakov = aantast hersenen)
Voorkomt bloedstolsels(bij matig gebruik!), ↑ goeie cholesterol (vetafzetting weg)
Persoonlijke & sociale kosten van alcohol > van alle illegale drugs samen
barbituraten
Oudere versie van benzodiazepines (Valium, Xanax, …)
Geneesmiddelen ifv verlichten angst, spanning, pijn verdoven, slaap opwekken
Populaire straatdrug: ontspannend / lichte euforie / bij hoge dosis effect cfr alcohol - 3à6
Mengeling alc en barbituraten: 4x zo sterk effect!
Psychol. & fysiol. afh. (delirium, tolerantie, onthoudingsverschijnselen, epilepsie bij plots stoppen, soms dood)
barbituraten: synoniem
sedativa (kalmeringsmiddel)
opiaten: synoniem
narcotica
daling pijn
stijging slaap
opiaten
Morfine, heroïne, codeïne => papaver “plant van vreugde”
Bewustzijnsverlaging; euforie, roes tgv stimulatie genotscentra in de hersenen- cfr. endorfine (neurotransmittors regelen pijn en genot)
Opiaten bootsen effect van endorfines na - daarom zo’n populaire streetdrug
Snel fysiologische afhankelijkheid/ ernstige onthoudingsverschijnselen
griepsymptomen, angst, hunkering, tremor, stijging bloeddruk, hartslag, koorts, braken, diarree, slapeloosheid
=> Pijnbestrijding / analgesie als medische toepassing!
stimulantia: algemeen
↑ activiteit ZS => euforie, zelfvertrouwen,…
Verhogen noradrenaline & dopamine => zeer actief en alert ZS
amfetamines (synthetisch)
Gebruik in hoge dosis => euforische flash (speed, uppers)
Tablet of gerookt (ice of cristal meth) of geïnjecteerd (vloeibare metamfetamine)
Langdurig high => crash: depressie, slapeloosheid of hypersomnia, psychose
Onthoudingsverschijnselen!! Hersenbeschadiging leer en geheugenproblemen
ecstasy/MDMA (synthetisch)
Lichte euforie & hallucinaties –populair bij jongeren
Psychol. bijwerkingen: angst, depressie, psychose, paranoia, slapeloosheid, geheugenproblemen (hoe grotere hoeveelheid, hoe groter risico langdurige veranderingen in de hersenen)
Lich. bijwerkingen: hartslag, bloeddruk, koud/warm
Cocaïne: cocaplant (natuurlijk)
Gerookt (crack) – gesnoven
Tolerantie & onthoudingsverschijnselen: depressief, slaap- & eetstoornissen, hunkering, verlies vermogen om plezier te ervaren, uitputting ‘crash’
Psychotisch gedrag meer mogelijk na veel gebruik
hallucinaties/bewustzijn veranderende middelen
= psychedelica
psychedelica: opsomming
paddo’s
LSD
Fencyclidine/ PCP: ‘angel dust’ anestheticum
marihuana + hasj (=> cannabis plant)
paddo’s
gedroogde paddenstoelen
ecodrug
smart drug
LSD: kleuren en visuele vertekeningen, persoonsafhankelijk
Bad trip – flash backs
Effecten erg onvoorspelbaar en afhankelijk van verwachtingen, persoon, stemming, omgeving
Fencyclidine / PCP: ‘angel dust’ - anestheticum
Hallucinaties, stijgen hartslag, stijgen BD, transpireren, verdoofd gevoel
Diliriant: drugs die toestand van delirium kunnen teweegbrengen
Dissociatieve effecten : gevoel van onzichtbare barrière tussen zz en omgeving
Marihuana + hasj (=> cannabis plant)
Lage dosis: ontspannend in soc. contacten (cfr. alcohol) - hogere dosis: zich terugtrekken
Soms versterking seksuele beleving bij sterke intoxicatie – visuele hallucinaties
effecten persoonsafh.: soms angstaanjagend, misselijkheid, braken, desoriëntatie
bij chronisch gebruik: sensitisatie (overgevoeligheid) / tolerantie
Groter risico op depressie, angst, schizofrenie (nog in onderzoek)
verslavingen: theoretische perspectieven
biologische perspectief
leerperspectieven
cognitieve perspectieven
psychodynamische perspectieven
sociaal culturele perspectieven
biologische perspectief: verslavingen
Neurotransmitters: Plezierige effecten door ↑ dopamine in genotscentrum
MAAR langdurig gebruik => beschadiging hersencircuits
=> Minder zelf dopamine aanmaken
Endorfinen ~ opiaten: pijnstillend geproduceerd door hypofyse tijdens lichamelijke inspanning, opwinding, pijn,…
MAAR langdurig gebruik => minder zelf endorfine aanmaken
=> gevolg: moeilijk om zonder middel verder te kunnen want hersenen niet meer in staat om zelf gevoelens van plezier te weeg te brengen en gevoelens van depressie, angst en pijn te vermijden
biologisch perspectief: genetische factoren
Gevoeligheid voor verslaving kan samengaan met bepaalde genen
Indien familiegesch van druggebruik: 4 à 8x grotere kans op ontwikkelen zelfde soort stoornissen
Echter, genen op zich sturen geen gedrag! => belang van omgeving, soc., cult. & psychologische factoren
cognitieve perspectieven
Verwachting over effect van gebruik van middelen (bij adolescenten sterk groepsgericht!!!)
Houding van groepsgenoten tegenover gebruik alcohol/drugs heeft grote invloed
‘one drink effect’:
= neiging van alcoholisten om na een drankje te blijven drinken
= selfulfilling prophecy = absolutistisch denken
psychodynamische perspectieven
Fixatie in orale fase (lust/ onlust), afhankelijkheid
Drinken, roken = pogingen van individu om orale bevrediging te verkrijgen
sociaal culturele perspectieven
Woonplaats, cultuur, normen, religie, media