1/609
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Eencellig
Organisme dat uit een cel bestaat
Meercellig
Organisme dat uit meerdere cellen bestaat
Antibioticum
Geneesmiddel dat bacteriën doodt
Paddenstoel
Vruchtlichaam van een meercellige schimmel
Reducenten
Bacteriën en schimmels die resten van dieren en planten afbreken
Schimmeldraden
Lange, dunne draden waaruit meercellige schimmels bestaan
Spore
Cel waaruit een nieuwe schimmel kan ontstaan
Voedselbederf
Voedsel wordt ongeschikt om te eten door schimmels en bacteriën
Ziekteverwekker
Organisme dat een infectie kan veroorzaken bij planten, mensen en dieren
Inwendig skelet
Skelet aan de binnenkant van het lichaam
Sporenplant
Plant die zich voortplant met sporen
Symmetrisch
Iets wat je aan twee gelijke helften kunt verdelen
Uitwendig skelet
Skelet aan de buitenkant van het lichaam
Zaadplant
Plant die zich voortplant met zaden
Koudbloedig
De temperatuur van het lichaam is gelijk aan de temperatuur van de omgeving
Leden
Delen waaruit de poten van geleedpotigen zijn opgebouwd
Segmenten
Delen waaruit het lichaam van geleedpotigen is opgebouwd
Warmbloedig
De lichaamstemperatuur is altijd even hoog
Wervelkolom
Ruggengraat; deel van het skelet van gewervelden dat is opgebouwd uit wervels
Determineertabel
Tabel met vragen die je doorloopt om een organisme te determineren
Determineren
De naam of groep van een organisme bepalen op basis van kenmerken
organisme
Een levend wezen
levenskenmerken
De verschijnselen waaraan je ziet dat iets en iemand nog leeft.
stofwisseling
in de lichaamscellen stappen plaatsvinden waarbij de ene stof wordt omgezet in een andere stof
Groei
verandering in de bouw van de organisme, een van de negen levenskenmerken
reageren op prikkels
Activering van spieren of klieren na een waarneming, een van de negen levenskenmerken
levensfase
periode in het leven van een mens, met eigen kenmerken.
beweging
verplaatsing van het lichaam of delen daarvan, een van de negen levenskenmerken.
ademhaling
opname van zuurstof en afgifte van koolstofdioxide, een van de neen levenskenmerken.
lichamelijke groei en ontwikkeling
veranderen van grootte en vorm van het lichaam
voortplanting
nakomelingen krijgen, een van de negen levenskenmerken.
voeding
opname van energierijke stoffen(eten en drinken), een van de negen levenskenmerken
geestelijke groei en ontwikkeling
Verandering van de manier van denken, leren en voelen.
Uitscheiding
Afvoer van afvalstoffen uit het lichaam, een van de negen levenskenmerken.
ontwikkeling
verandering in de bouw van een organisme, een van de negen levenskenmerken.
Cel
Kleinste bouwsteen van een organisme
orgaan
Deel van het lichaam met een of meer functies
orgaanstelsel
Samenwerkende groep organen bijv. verteringsstelsel of ademhalingsstelsel
organisatieniveau
Niveau van leven waar biologen naar kijken. Elk organisatieniveau is de bouwsteen voor het volgende niveau, bijvoorbeeld: organen zijn de bouwstenen van orgaanstelsels
tussencelstof
Vormt samen met cellen een weefsel. Kenmerken van het weefsel hangen af van het type tussencelstof.
weefsel
Groep cellen met dezelfde vorm en functie.
bladgroenkorrel
Hierin vindt fotosynthese plaats; geeft planten hun groene kleur
celkern
regelt alles wat er in een cel gebeurt.
celmembraan
Dun vlies om een cel
Celwand
Stevige laag om een plantencel. De celwand is tussencelstof en behoort niet tot de cel.
cytoplasma
Stroperige vloeistof van water met opgeloste stoffen.
kleurstofkorrel
Geeft bloemen en vruchten hun opvallende kleur (Geel, oranje, rood).
Vacuole
Blaasje gevuld met vocht in een plantencel.
Zetmeelkorrel
Hierin slaat de plant zetmeel op.
Chromosoom
Lange keten van DNA en eiwit in de celkern.
Chromosomenpaar
In lichaamscellen komen chromosomen in tweetallen voor. De chromosomen van een paar bevatten informatie voor dezelfde erfelijke eigenschappen.
DNA
Stof waarin de informatie voor de erfelijke eigenschappen is opgeslagen.
erfelijke eigenschap
Eigenschap die je krijgt van je ouders, zoals de kleur van je ogen of een huid met sproeten.
lichaamscel
Cel waarin de chromosomen in paren voorkomen. Het aantal chromosomen is altijd een even getal.
Celdeling
Laatste stap van de gewone celdeling: het cytoplasma deelt zich in tweeën zodat twee cellen ontstaan.
dochtercellen
Twee nieuwe cellen die ontstaan na celdeling.
gewone celdeling
Mitose. Uit een moedercel ontstaan twee dochtercellen met dezelfde chromosomenparen als de moedercel.
kerndeling
De twee DNA-ketens van elk chromosoom worden van elkaar getrokken, de celkern deelt zich in tweeën.
kopiëren
Als voorbereiding op de kerndeling vormt elk chromosoom een kopie van zichzelf.
mitose
Gewone celdeling
moedercel
Cel die zich deelt.
plasmagroei
Toename van de hoeveelheid cytoplasma in een dochtercel.
spiraliseren(opkrullen)
Chromosomen worden korter en dikker doordat ze zich oprollen als een spiraal.
Eicel
vrouwelijke geslachtscel
geslachtscel
Voortplantingscel met een chromosoom van elk chromosomenpaar
geslachtschromosomen
Chromosomenpaar dat bepaalt of een baby een jongen of een meisje is.
meiose
Reductiedeling: vorming van geslachtscellen. Elke dochtercel krijgt de helft van elk chomosomenpaar.
reductiedeling
Meiose, vorming van geslachtscellen.
X-chromosoom
vrouwelijk geslachtshormoon
XX
Geslachtschromosomenpaar van een meisje
XY
Geslachtschromosomenpaar van een jongen.
Y-Chromosoom
Mannelijk geslachtschromosoom
zaadcel
Mannelijke geslachtscel.
conclusie
Beoordelen of het resultaat van het onderzoek overeenkomt met de hypothese.
controlegroep
organismen die niet blootstaan aan de factor die je onderzoekt.
onderzoeksvraag
vraag die precies omschrijft wat je wilt onderzoeken.
preparaat
Heel dun laagje weefsel of cellen op een glazen plaatje.
prepareermateriaal
Gereedschap om een preparaat te maken.
probleemstelling
De (algemene) vraag waarmee het onderzoek start.
proefgroep
Organismen die blootstaan aan de factor die je onderzoekt (bijvoorbeeld temperatuur).
resultaten van een onderzoek
Overzichtelijk weergegeven waarnemingen van een onderzoek.
uitvoering
Doen wat in het werkplan van een onderzoek staat.
verwachting
Vermoedelijke uitkomst van het onderzoek op basis van de hypothese.
waarnemingen
wat je ziet, ruikt, hoort en/of voelt tijdens het onderzoek.
werkplan
Beschrijving van het onderzoek wat je wilt uitvoeren en hoe je dat gaan doen.
Balzak
Huidplooi waarin teelballen en bijballen liggen
Bijballen
Tijdelijke opslag voor zaadcellen
Eikel
Top van de penis; gevoelig voor prikkels
Penis
Uitwendig geslachtsorgaan van de man
Prostaat
Orgaan dat vocht toevoegt aan de zaadcellen
Teelballen (zaadballen)
Delen die zaadcellen produceren
Urinebuis
Transport van urine en sperma
Voorhuid
Huidplooi om de eikel
Zaadblaasjes
Organen die vocht toevoegen aan de zaadcellen
Zaadleiders
Transport van zaadcellen van bijbal naar prostaat
Zwellichamen
Delen die zich vullen met bloed en de penis in erectie brengen
Baarmoeder
Orgaan waarin zich het embryo ontwikkeld
Binnenste schaamlippen
Huidplooien die vocht (kunnen) aanmaken
Buitenste schaamlippen
Behaarde huidplooien
Clitoris
Geslachtsorgaan van de vrouw, bestaat uit zwellichamen (inwendig) en clitoriseikel (uitwendig)