Biology

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/609

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

610 Terms

1
New cards

Eencellig

Organisme dat uit een cel bestaat

2
New cards

Meercellig

Organisme dat uit meerdere cellen bestaat

3
New cards

Antibioticum

Geneesmiddel dat bacteriën doodt

4
New cards

Paddenstoel

Vruchtlichaam van een meercellige schimmel

5
New cards

Reducenten

Bacteriën en schimmels die resten van dieren en planten afbreken

6
New cards

Schimmeldraden

Lange, dunne draden waaruit meercellige schimmels bestaan

7
New cards

Spore

Cel waaruit een nieuwe schimmel kan ontstaan

8
New cards

Voedselbederf

Voedsel wordt ongeschikt om te eten door schimmels en bacteriën

9
New cards

Ziekteverwekker

Organisme dat een infectie kan veroorzaken bij planten, mensen en dieren

10
New cards

Inwendig skelet

Skelet aan de binnenkant van het lichaam

11
New cards

Sporenplant

Plant die zich voortplant met sporen

12
New cards

Symmetrisch

Iets wat je aan twee gelijke helften kunt verdelen

13
New cards

Uitwendig skelet

Skelet aan de buitenkant van het lichaam

14
New cards

Zaadplant

Plant die zich voortplant met zaden

15
New cards

Koudbloedig

De temperatuur van het lichaam is gelijk aan de temperatuur van de omgeving

16
New cards

Leden

Delen waaruit de poten van geleedpotigen zijn opgebouwd

17
New cards

Segmenten

Delen waaruit het lichaam van geleedpotigen is opgebouwd

18
New cards

Warmbloedig

De lichaamstemperatuur is altijd even hoog

19
New cards

Wervelkolom

Ruggengraat; deel van het skelet van gewervelden dat is opgebouwd uit wervels

20
New cards

Determineertabel

Tabel met vragen die je doorloopt om een organisme te determineren

21
New cards

Determineren

De naam of groep van een organisme bepalen op basis van kenmerken

22
New cards

organisme

Een levend wezen

23
New cards

levenskenmerken

De verschijnselen waaraan je ziet dat iets en iemand nog leeft.

24
New cards

stofwisseling

in de lichaamscellen stappen plaatsvinden waarbij de ene stof wordt omgezet in een andere stof

25
New cards

Groei

verandering in de bouw van de organisme, een van de negen levenskenmerken

26
New cards

reageren op prikkels

Activering van spieren of klieren na een waarneming, een van de negen levenskenmerken

27
New cards

levensfase

periode in het leven van een mens, met eigen kenmerken.

28
New cards

beweging

verplaatsing van het lichaam of delen daarvan, een van de negen levenskenmerken.

29
New cards

ademhaling

opname van zuurstof en afgifte van koolstofdioxide, een van de neen levenskenmerken.

30
New cards

lichamelijke groei en ontwikkeling

veranderen van grootte en vorm van het lichaam

31
New cards

voortplanting

nakomelingen krijgen, een van de negen levenskenmerken.

32
New cards

voeding

opname van energierijke stoffen(eten en drinken), een van de negen levenskenmerken

33
New cards

geestelijke groei en ontwikkeling

Verandering van de manier van denken, leren en voelen.

34
New cards

Uitscheiding

Afvoer van afvalstoffen uit het lichaam, een van de negen levenskenmerken.

35
New cards

ontwikkeling

verandering in de bouw van een organisme, een van de negen levenskenmerken.

36
New cards

Cel

Kleinste bouwsteen van een organisme

37
New cards

orgaan

Deel van het lichaam met een of meer functies

38
New cards

orgaanstelsel

Samenwerkende groep organen bijv. verteringsstelsel of ademhalingsstelsel

39
New cards

organisatieniveau

Niveau van leven waar biologen naar kijken. Elk organisatieniveau is de bouwsteen voor het volgende niveau, bijvoorbeeld: organen zijn de bouwstenen van orgaanstelsels

40
New cards

tussencelstof

Vormt samen met cellen een weefsel. Kenmerken van het weefsel hangen af van het type tussencelstof.

41
New cards

weefsel

Groep cellen met dezelfde vorm en functie.

42
New cards

bladgroenkorrel

Hierin vindt fotosynthese plaats; geeft planten hun groene kleur

43
New cards

celkern

regelt alles wat er in een cel gebeurt.

44
New cards

celmembraan

Dun vlies om een cel

45
New cards

Celwand

Stevige laag om een plantencel. De celwand is tussencelstof en behoort niet tot de cel.

46
New cards

cytoplasma

Stroperige vloeistof van water met opgeloste stoffen.

47
New cards

kleurstofkorrel

Geeft bloemen en vruchten hun opvallende kleur (Geel, oranje, rood).

48
New cards

Vacuole

Blaasje gevuld met vocht in een plantencel.

49
New cards

Zetmeelkorrel

Hierin slaat de plant zetmeel op.

50
New cards

Chromosoom

Lange keten van DNA en eiwit in de celkern.

51
New cards

Chromosomenpaar

In lichaamscellen komen chromosomen in tweetallen voor. De chromosomen van een paar bevatten informatie voor dezelfde erfelijke eigenschappen.

52
New cards

DNA

Stof waarin de informatie voor de erfelijke eigenschappen is opgeslagen.

53
New cards

erfelijke eigenschap

Eigenschap die je krijgt van je ouders, zoals de kleur van je ogen of een huid met sproeten.

54
New cards

lichaamscel

Cel waarin de chromosomen in paren voorkomen. Het aantal chromosomen is altijd een even getal.

55
New cards

Celdeling

Laatste stap van de gewone celdeling: het cytoplasma deelt zich in tweeën zodat twee cellen ontstaan.

56
New cards

dochtercellen

Twee nieuwe cellen die ontstaan na celdeling.

57
New cards

gewone celdeling

Mitose. Uit een moedercel ontstaan twee dochtercellen met dezelfde chromosomenparen als de moedercel.

58
New cards

kerndeling

De twee DNA-ketens van elk chromosoom worden van elkaar getrokken, de celkern deelt zich in tweeën.

59
New cards

kopiëren

Als voorbereiding op de kerndeling vormt elk chromosoom een kopie van zichzelf.

60
New cards

mitose

Gewone celdeling

61
New cards

moedercel

Cel die zich deelt.

62
New cards

plasmagroei

Toename van de hoeveelheid cytoplasma in een dochtercel.

63
New cards

spiraliseren(opkrullen)

Chromosomen worden korter en dikker doordat ze zich oprollen als een spiraal.

64
New cards

Eicel

vrouwelijke geslachtscel

65
New cards

geslachtscel

Voortplantingscel met een chromosoom van elk chromosomenpaar

66
New cards

geslachtschromosomen

Chromosomenpaar dat bepaalt of een baby een jongen of een meisje is.

67
New cards

meiose

Reductiedeling: vorming van geslachtscellen. Elke dochtercel krijgt de helft van elk chomosomenpaar.

68
New cards

reductiedeling

Meiose, vorming van geslachtscellen.

69
New cards

X-chromosoom

vrouwelijk geslachtshormoon

70
New cards

XX

Geslachtschromosomenpaar van een meisje

71
New cards

XY

Geslachtschromosomenpaar van een jongen.

72
New cards

Y-Chromosoom

Mannelijk geslachtschromosoom

73
New cards

zaadcel

Mannelijke geslachtscel.

74
New cards

conclusie

Beoordelen of het resultaat van het onderzoek overeenkomt met de hypothese.

75
New cards

controlegroep

organismen die niet blootstaan aan de factor die je onderzoekt.

76
New cards

onderzoeksvraag

vraag die precies omschrijft wat je wilt onderzoeken.

77
New cards

preparaat

Heel dun laagje weefsel of cellen op een glazen plaatje.

78
New cards

prepareermateriaal

Gereedschap om een preparaat te maken.

79
New cards

probleemstelling

De (algemene) vraag waarmee het onderzoek start.

80
New cards

proefgroep

Organismen die blootstaan aan de factor die je onderzoekt (bijvoorbeeld temperatuur).

81
New cards

resultaten van een onderzoek

Overzichtelijk weergegeven waarnemingen van een onderzoek.

82
New cards

uitvoering

Doen wat in het werkplan van een onderzoek staat.

83
New cards

verwachting

Vermoedelijke uitkomst van het onderzoek op basis van de hypothese.

84
New cards

waarnemingen

wat je ziet, ruikt, hoort en/of voelt tijdens het onderzoek.

85
New cards

werkplan

Beschrijving van het onderzoek wat je wilt uitvoeren en hoe je dat gaan doen.

86
New cards

Balzak

Huidplooi waarin teelballen en bijballen liggen

87
New cards

Bijballen

Tijdelijke opslag voor zaadcellen

88
New cards

Eikel

Top van de penis; gevoelig voor prikkels

89
New cards

Penis

Uitwendig geslachtsorgaan van de man

90
New cards

Prostaat

Orgaan dat vocht toevoegt aan de zaadcellen

91
New cards

Teelballen (zaadballen)

Delen die zaadcellen produceren

92
New cards

Urinebuis

Transport van urine en sperma

93
New cards

Voorhuid

Huidplooi om de eikel

94
New cards

Zaadblaasjes

Organen die vocht toevoegen aan de zaadcellen

95
New cards

Zaadleiders

Transport van zaadcellen van bijbal naar prostaat

96
New cards

Zwellichamen

Delen die zich vullen met bloed en de penis in erectie brengen

97
New cards

Baarmoeder

Orgaan waarin zich het embryo ontwikkeld

98
New cards

Binnenste schaamlippen

Huidplooien die vocht (kunnen) aanmaken

99
New cards

Buitenste schaamlippen

Behaarde huidplooien

100
New cards

Clitoris

Geslachtsorgaan van de vrouw, bestaat uit zwellichamen (inwendig) en clitoriseikel (uitwendig)