functieleer H8.3 + H8.4 + H8.5 taal

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
0.0(0)
full-widthCall Kai
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
GameKnowt Play
Card Sorting

1/8

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

9 Terms

1
New cards

morfeem & hoe herkennen we woorden?

morfeem = het kleinste bestanddeel van een woord met een betekenis of grammaticale waarde → woorden zijn morfologisch complex als ze bestaan uit veel morfemen (bijv. samengestelde woorden, vervoegingen, etc.)

morfologisch complexe woorden kan je op 2 manieren herkennen:

  • het woord wordt opgesplitst in verschillende morfemen
    - voor laag-frequente woorden
    - voor lange woorden
    - voor complexe/onbekende woorden die ene letterlijke betekenis hebben

  • het woord wordt in zijn geheel opgeslagen in het mentale lexicon
    - voor hoog-frequente woorden
    - voor korte woorden
    - voor complexe woorden die geen “letterlijke” betekenis hebben (bijv. “oogappel” betekent niet oog + appel, maar is iemand die je leuk vindt)

2
New cards

de snelheid van woordherkenning & priming

de snelheid van woordherkenning hangt af van verschillende principes:

  • frequentie-principe = woorden die vaak voorkomen in de taal worden sneller herkend & uitgesproken dan woorden die niet vaak voorkomen

  • leeftijd van verwerving = hoe eerder een woord wordt geleerd, hoe beter het wordt herkend

  • gerelateerde context (priming) = woorden kunnen betekenisgerelateerde woorden activeren → een prime zal de activatie van een doelwoord verhogen, en daardoor zal het doelwoord sneller worden herkend
    Dit werkt ook als de prime onbewust wordt waargenomen
    Er is ook gemedieerde priming = de prime activeert een woord, en dat woord activeert weer een ander woord (oorlog → (vrede) → rust)
    En er is ook priming bij assymetrische associaties = bij “melk” denk je snel aan “wit”, maar bij “wit” denk je minder snel aan “melk”. Het priming effect blijft wel bestaan

3
New cards

syntaxis, semantiek & organisatieschema’s

syntaxis = classificatieschema voor woordsoorten (zn, bn, ww, etc.) en de grammaticale regels voor het samenvoegen van woorden (pv, ow, etc.)

syntax staat los van semantiek (betekenis) → bijv. de zin “kleurloze groene ideeën slapen boosaardig”, je kan hier benoemen dat slapen het ww is, ideeën een zn is, etc.

er is wel interactie tussen syntaxis en semantiek → syntaxis (woordvolgorde / functie van woorden in de zin) zorgt ervoor dat je de betekenis juist interpreteert

wij geven betekenis aan zinnen op basis van organisatieschema’s = georganiseerde voorstellingen van de structuur van de wereld, gebeurtenissen, mensen & acties (“kennis van het leven”) → deze schema’s vormen een context waarin je dingen kan begrijpen

VB: Mary hoorde de ijscoman komen.

Zij herinnerde zich haar zakgeld.

Ze rende het huis in.
Op  basis van het schema “ijscoman” kan je
interpreteren dat Mary naar huis gaat om zakgeld te halen om een ijsje te kopen.

pragmatisme = de spreker en de luisteraar stemmen hun communicatie op elkaar af, zodat ze termen gebruiken die voor allebei betekenis hebben

4
New cards

semantisch systeem

semantisch systeem = de betekenis van woorden wordt opgeslagen in een semantisch netwerk, dat bestaat uit concepten (psychologische voorstellingen van alle woorden die gemeenschappelijke eigenschappen hebben → concepten die met elkaar verbonden zijn vormen een categorie)

hoe worden categorieën gevormd?

  • vaste “regels” (definities, zoals een cirkel = rond figuur)

  • op basis van prototypes en familiegelijkenis (elke categorie heeft een prototype: één voorbeeld die de categorie vertegenwoordigd)
    Deze hebben een hiërarchische structuur:
    - bovengeschikte categorie (overkoepelend, bijv. “dier”)
    - basiscategorie (waar je algemene eigenschappen van kent, bijv. ‘vogel”)
    - ondergeschikte categorie (specifiek, bijv. “merel”)
    Prototype werkt goed voor voorwerpen, maar minder goed bij abstracte concepten (wat is hét voorbeeld van “wetenschap”?)

  • op basis van exemplaren (vergelijken met andere concepten van de categorie)

5
New cards

embodied cognition

vroeger dacht men dat concepten abstracte representaties waren die vanuit verschillende codes geactiveerd konden worden

tegenwoordig gaan we uit van embodied cognition = “denken zit in het lijf verankerd” → woorden activeren direct gebieden in de sensorische en motorische cortex (ook emoties) → concepten zijn “knopen” die verbindingen maken tussen verbale, sensorische en motorische knopen
VB: als je “stampen” zegt, is er activatie te zien in de motorische cortex voor “voeten”

alle zintuigen worden dus gecombineerd tot één concept → bij een woord komt meteen een levendig beeld en een emotie

je kan de verbindingssterkte tussen concepten op 3 manieren onderzoeken:

  • woordassociaties (mensen laten opschrijven welke woorden ze met iets associëren)

  • overlapping tussen semantische kenmerken vergelijken (dief betekent ong. hetzelfde als boef)

  • computeranalyse: hoe vaak komen woorden samen voor in teksten (bijv. oorlog en rusland)

Verbindingen zijn sterker als ze hoogfrequent en vroeg geleerd zijn.

6
New cards

proposities & ACT-R theorie

propositie = combinatie van concepten en hun relatie die de betekenis/boodschap van een zin weergeven

ACT-R theorie = een zin is een reeks van proposities die met elkaar gecombineerd worden en die opgeslagen worden in het declaratieve geheugen → als je een zin hoort, onthoud je niet de volgorde van de zin, maar de algemene boodschap

<p><strong>propositie </strong>= combinatie van concepten en hun relatie die de betekenis/boodschap van een zin weergeven</p><p><strong>ACT-R theorie</strong> = een zin is een reeks van proposities die met elkaar gecombineerd worden en die opgeslagen worden in het declaratieve geheugen → als je een zin hoort, onthoud je niet de volgorde van de zin, maar de algemene boodschap</p>
7
New cards

gebarentaal

gebarentaal heeft een aantal functies:

  • ondersteunen wat er gezegd wordt

  • helpt de spreker om zijn boodschap goed te formuleren

  • andere vorm van communicatie (bijv. voor dove mensen)

8
New cards

meertaligheid

klassiek model: voor iedere taal die je spreekt heb je een ander mentaal lexicon → deze zijn verbonden met hetzelfde semantisch systeem
VB: in het NL-lexicon heb je “klein” en in het EN-lexicon heb je “smal” → deze zijn in het semantische systeem verbonden aan dezelfde betekenis

alternatief model: er is één lexicon → dit betekent dat alle woorden die je kent (in alle talen) in één gemeenschappelijke woordenschat zitten → daarom ontstaat verwarring tussen de talen als woorden op elkaar lijken → context helpt om woorden uit te sluiten

syntactische priming werkt ook met 2 talen (je neemt de zinsstructuur van de ene taal over in de andere taal)

9
New cards

taal bij dieren

dieren kunnen geen taal spreken vanwege:

  • anatomie van het spraakorgaan

  • organisatie van de hersenen

dieren kunnen soms wel taal “verstaan” als ze getraind zijn → Chomsky zegt dat dit komt door verfijnde conditionering, niet omdat ze taal begrijpen

dieren kunnen niet (begrijpen):

  • dingen die niet aanwezig zijn in ruimte/tijd (abstracte concepten)

  • het combineren van een beperkt aantal symbolen/regels tot een oneindig aantal boodschappen

mensen leren taal automatisch aan wanneer dit in de kritische periode (vroege jeugd) gebeurt, dieren leren alleen door bekrachtiging