1/97
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
la douleur
de pijn
la maladie
de ziekte
le patient/la patiente
de patiënt/de patiënte
la santé
de gezondheid
tomber malade
ziek worden
se sentir mal/bien
zich ziek voelen/zich goed voelen
faire mal
pijn doen
avoir mauvaise mine
er slecht uitzien
(se) soigner
(zich) verzorgen
consulter un médecin
een dokter raadplegen
examiner
onderzoeken
aider
helpen
appeler (l'ambulance)
een ziekenwagen bellen
guérir
genezen
grave
ernstig, erg
urgent
dringend
Au secours !
Help!
Bon rétablissement !
Veel beterschap!
la diarrhée
de diarree
la grippe
de griep
le rhume
de verkoudheid
l'asthme
astma
le bouton
het puistje
la fièvre
de koorts
avoir de la fièvre
koorts hebben
la toux
de hoest
tousser
hoesten
avoir chaud / froid
het warm / koud hebben
avoir des vertiges
duizelig zijn
avoir la tête qui tourne
zich draaierig voelen (tê)
avoir le nez qui coule
een loopneus hebben
avoir le nez bouché
een verstopte neus hebben
vomir
braken, overgeven
s'évanouir
flauwvallen
bouché(e)
verstopt
déprimé(e)
neerslachtig
faible
zwak
fatigué(e)
moe
pâle
bleek
l'accident
het ongeval
se blesser
(zich) verwonden
l'entorse
de verstuiking, verzwikking (en)
se faire une entorse
je enkel verstuiken (en)
se fouler (la cheville)
(zijn enkel) verstuiken
se casser (le bras)
(zijn arm) breken
avoir le bras cassé
een gebroken arm hebben
avoir un bleu
een blauwe plek hebben
avoir une plaie
een wonde hebben
se brûler
zich verbranden
se couper (à)
zich snijden (in)
se faire mal (à)
zich pijn doen (aan)
saigner
bloeden
foulé(e)
verstuikt, verzwikt (fo)
gonflé(e)
gezwollen
la piqûre (de moustique)
de (muggen)beet, de inspuiting
(se) gratter
(zich) krabben
le remède
de remedie, het hulpmiddel, het geneesmiddel
le médicament
het medicijn
l'antidouleur
de pijnstiller
le comprimé
de tablet
la pastille
het tabletje
la pilule
het pilletje, de pil
les gouttes pour le nez
de neusdruppels
le sirop
de siroop
la température
de temperatuur, verhoging
le thermomètre
de thermometer
le repos
de rust
se reposer
(uit)rusten
garder le lit
in bed blijven
vacciner
inenten
le bandage
het verband
le pansement
de pleister (pa)
le sparadrap
de pleister (sp)
le plâtre
het gips, de plaaster
le désinfectant
het ontsmettingsmiddel
désinfecter une plaie
een wonde ontsmetten
la ouate
de watten
la pommade
de zalf
le glaçon
het ijsblokje
les béquilles
de krukken
passer des radios
röntgenfoto's laten maken
l'appareil dentaire
de (tand)beugel
la clinique
het ziekenhuis (cl)
l'hôpital
het ziekenhuis
l'infirmerie
de ziekenboeg
l'infirmier/l'infirmière
de verpleger/verpleegster
le médecin
de dokter, arts
le docteur
de dokter (do)
la pharmacie
de apotheek
le/la dentiste
de tandarts
le/la kiné(sithérapeute)
de kinesist
battre
kloppen (van het hart)
bouger
bewegen
courir
lopen, rennen
marcher
stappen
respirer
ademen
se brosser les dents
zijn tanden poetsen
se peigner les cheveux
zijn haar kammen