1/18
Flashcards in woord-en-definitie (vocabulary) stijl over de belangrijkste begrippen uit het college ‘Persoonlijkheid, Religie en Politiek’.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Institutionele religie
Vorm van religie waarbij men lid is van een georganiseerde religieuze groep of instelling.
Persoonlijke religie
Individuele, vaak mystieke of heilige ervaringen los van een organisatie.
Rijpe religie (William James, 1902)
Religie die genuanceerd, intrinsiek gemotiveerd, ethisch consistent, allesomvattend, integratief en niet-dogmatisch is.
Religieuze Oriëntatie-schaal (ROS)
Meetinstrument dat onderscheid maakt tussen intrinsieke en extrinsieke religie.
Intrinsieke religie
Beleving waarbij religie belangrijk is om levensvragen te beantwoorden; hangt zwak samen met welzijn en prosociale trekken.
Extrinsieke religie
Beleving waarbij religie vooral dient om sociale contacten of voordelen te verkrijgen; zwakke relatie met etnische vooroordelen.
Religie als zoektocht
Oriëntatie waarbij religieuze vragen belangrijk zijn maar men beseft dat er geen definitieve antwoorden zijn; correleert met analytische cognitieve stijl.
Spiritualiteit
Gevoel van eenheid met het goddelijke of het universum; positief gerelateerd aan openheid voor ervaringen.
Fundamentalisme
Strikte overtuigingen en onderwerping aan religieuze regels en doctrines; negatief gerelateerd aan openheid.
Mindfulness (oorsprong)
Boeddhistische ethische praktijk en contemplatie gericht op aandacht en acceptatie.
Mindfulness (westerse variant)
Seculiere technieken voor het monitoren van aandacht en het accepteren van ervaringen.
Trait mindfulness
Stabiele neiging om aandachtig en niet-oordeelend aanwezig te zijn in het moment; sterk gerelateerd aan laag neuroticisme en hoog consciëntieusheid.
Kentucky Inventory of Mindfulness Skills
Vragenlijst van Baer et al. (2004) om vaardighedendimensies van mindfulness te meten.
Big Five en mindfulness
Big-Five-trekken verklaren 44 % van de variantie in trait mindfulness; neuroticisme en consciëntieusheid zijn de sterkste voorspellers.
Atheïsme
Afwezigheid van geloof in god(en); zwak positief gecorreleerd met intelligentie (r≈.20) en analytische cognitieve stijl.
Scheiding kerk en staat
Historisch principe (bijv. Paus Gregorius XIe eeuw) dat seculiere en religieuze domeinen gescheiden zijn.
‘Geef aan de keizer wat des keizers is…’ (Marcus 12:13-17)
Bijbelpassage die de scheiding tussen wereldlijke en goddelijke zaken illustreert.
APA-leden en religie
Slechts 32 % van klinisch psychologen gelooft in God, tegenover 64 % van de algemene bevolking.
Conclusie college
Religiositeit is relatief onafhankelijk van persoonlijkheid; mindfulness overlapt meer met persoonlijkheid; atheïsme hangt (zwak) samen met intelligentie en analytisch denken.