1/40
Vocabulary flashcards based on lecture notes about the atmosphere, hydrosphere, and weather patterns.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Atmosfeer (dampkring)
Dun gasomhulsel dat door de zwaartekracht rond de aarde blijft hangen.
Troposfeer
De onderste laag van de atmosfeer, waar het weer zich afspeelt.
Stratosfeer
Laag in de atmosfeer boven de troposfeer, met de ozonlaag.
Mesosfeer
Laag in de atmosfeer boven de stratosfeer, waar meteoren verbranden.
Ionosfeer
Laag in de atmosfeer boven de mesosfeer, ook wel thermosfeer genoemd.
Exosfeer
De buitenste laag van de atmosfeer.
Fotosynthese
Proces waarbij planten en sommige bacteriën zonlicht gebruiken om koolstofdioxide en water om te zetten in zuurstof en glucose.
Ozon (O3)
Gas in de atmosfeer dat UV-straling filtert.
Ozonlaag
De laag in de stratosfeer die schadelijke Uv-straling van de zon tegenhoudt.
Broeikasgassen
Gassen in de atmosfeer die warmte vasthouden en bijdragen aan de opwarming van de aarde.
Invalshoek
De hoek waaronder zonnestralen een oppervlak bereiken.
Culminatiehoogte
De maximale hoogte van de zon boven de horizon op een bepaalde dag.
Warmtecapaciteit
De mate waarin een materiaal warmte kan vasthouden.
Zeestromen
Hete of koude stromen die het klimaat van bepaalde gebieden beïnvloeden.
Evapotranspiratie
Het proces waarbij water verdampt uit planten.
Luchtdruk
De druk die de atmosfeer uitoefent op het aardoppervlak.
Depressie (cycloon, minimum)
Gebied met lage luchtdruk.
Anticycloon (maximum)
Gebied met hoge luchtdruk.
Isobaren
Lijnen die plaatsen met dezelfde luchtdruk verbinden.
Aardrotatie
De draaiing van de aarde om haar eigen as.
Intertropische convergentiezone (ITCZ)
Zone met stijgende luchtbewegingen in de buurt van de evenaar.
Straalstroom (jet stream)
Een relatief smalle zone met hoge windsnelheden in de bovenste troposfeer.
Waterkringloop (hydrologische kringloop)
De continue beweging van water op aarde, inclusief verdamping, condensatie en neerslag.
Zeestromingen (oppervlaktestromingen)
Continue bewegingen van het oceaanwater, voornamelijk veroorzaakt door de zon en wind.
Thermohaliene circulatie (THC)
Circulatie van oceaanwater aangedreven door verschillen in temperatuur en zoutgehalte.
Isohyetenkaart
Kaart die de jaarlijkse neerslag in een gebied weergeeft.
Absolute luchtvochtigheid
De hoeveelheid waterdamp in de lucht (g/m³).
Relatieve luchtvochtigheid
Het percentage van de maximale hoeveelheid waterdamp dat de lucht kan bevatten.
Dauwpunt
De temperatuur waarbij de lucht verzadigd is en condensatie optreedt.
Wolk
Ophoping van fijne waterdruppels, onderkoelde waterdruppels of ijskristallen in de atmosfeer.
Regen
Neerslag in de vorm van samengegroeide waterdruppels.
Sneeuw
Neerslag in de vorm van ijskristallen.
Hagel
Neerslag in de vorm van ijskorrels.
Stijgingsregen
Regen die ontstaat wanneer lucht gedwongen wordt te stijgen, bijvoorbeeld door een gebergte.
Regenschaduweffect
Het effect waarbij de loefzijde van een gebergte veel neerslag krijgt en de lijzijde droog is.
Zenitale regen (convectieregen)
Regen die ontstaat door intense opwarming van het aardoppervlak in de tropen.
Front
De scheidingslijn tussen twee verschillende luchtsoorten.
Rode lijn, met rode halve cirkels, die aangeeft dat er aan de andere kant warme lucht zit.
Warmtefront
Blauwe lijn, met blauwe driehoekjes, die aangeeft dat er aan de andere kant koude lucht zit.
Koufront
Occusiefront
Plaatsen waar een warmtefront en een koufront samenvallen, paarse driehoeken en cirkels staan bij elkaar op één paarse lijn.
Frontale depressie
Een laag luchtdrukgebied dat ontstaat bij de botsing van koude en warme lucht.