1/60
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
complexe interactie vn veel versch verschilskenm
- cogn vaardigheden
- waarden
- attitudes
- persoonlijkheid
- emotionele inteliigentie
- interesses
- perceptie
- leerprocessen
fundamentele assumpties
- volw beschikken ovr variëteit aan kenm die relatief stabiel zijn ovr de tijd heen (handig vr predicities nr de toekomst)
- we knn deze kenm op een betrouwbare en valide mnr meten (waarde vn construct)
- mensen verschillen mt betrekking tt deze kenm en deze verschillen zijn gerelateerd aan relevante gedragingen en uitkomsten in de werksetting (gaat over predicties)
- het belang van deze kenm verschilt naargelang de context waarin deze kenm moeten worden getoond of gebruikt
g
general
algemene mentale vaardigheid
def vn int voor arbeidspsy
‘Intelligentie is een zeer algemene mentale capaciteit dat, naast andere dingen, het vermogen om te redeneren, plannen, problemen oplossen, abstract denken, complexe ideeën begrijpt, snel leren en uit ervaring leren, bevat.’
inteligentie relevant in werkcontext
- voorspelt werkprestaties
- voorspelt OCB
- voorspelt objectief loopbaansucces
jobkennis als mediator
tss cogn vaardigheden en jobprestaties
int laat toe om bij te leren over het werk
jobcomplexiteit als modererende rol
effect vn cogn vaardigheden is sterker bij complexere jobs
gf
vloeiende int
redeneervermogen en infoverwerking
in werkcontext: oplossen van nieuwe en complexe problemen op het werk
gc
gekristalliseerde int
verworven kennis en vaardigheden om problemen op te lossen
werkcontext: welke kennis en ervaring heeft iemand opgedaan ovr hoet het werk optimaal kan w uitgevoerd
cattell-horn-carroll model (CHC)
hiërarchisch
brede g-factor + meer spec factoren
afhv job die je doet zijn bep spec factoren belangrijker dan de andere
gf en gc in levensloop
gf neemt af
gc neemt toe
incrementele validiteit CHC model
- btr inspelen op sterktes
- beroep doen op spec meetinstrumenten
kenm en gevolgen vn waarden in ons handelen
- vertegenwoordigen doelen die mensen belangrijk vinden
- zijn van toepassing op verschillende situaties en over tijd heen
- knn worden gerangschikt obv subjectieve belang
- w als basis gebruikt om normen en crit te vromen
oorsprong waarden
- combi erf en omg
- 60% versch in werkwaarden verklaard door omg
- relatief stabiel in levensloop
terminale waarden
einddoelen waarnaar we streven
instrumentele waarden
mnr waarop we doelen willen bereiken
18 terminale en instrumentele waarden

10 cross culturele waarden schwartz
- universaliteit
- welwillendheid
- conformiteit
- traditie
- zekerheid
- macht
- prestatiegericht
- hedonisme
- stimulatie
- zelfsturing
graad van compabiliteit
2 basisconflicten
- openheid voor verandering <-> zelfverbetering
- zelftranscendentie <-> zelfverbetering

ASA-cyclus
- attraction (aangetrokken tt omg die bij hen past)
- selection (actieve keuzes voor afstemming persoonlijke en organisatiekenm)
- attrition (gn compatibele waarden -> meer kans om af te vallen)
organizational socialisation
proces waarlangs de leden ve org geleidelijk aan spec waarden vd org leren en internaliseren
voordelen mensen aannemen obv culturele fit
- mensen met zelfde waarden komen btr overeen = minder kans op conflict
- mensen die fitten gaan wellicht langer blijven
- mensen voelen dt de org aandacht heeft vr hun eig waarden -> werkt welzijn id hand
nadelen mensen aannemen obv cult fit
- weinig diversiteit binnen mensen = minder nieuwe idieeën
- minder aandacht voor competentie
- culturele fit is statisch = wie nu past binnen een bedrijf past er mss binnen een aantal jaar nt meer
- homogeniteit = org gaat id loop vd tijd steeds meer bestaan uit medewerkers mt hetzelfde profiel
attitudes
pos of neg evaluaties vh zogenaamde attitudeobject
vormen een predispositie of voorbestemdheid om op gunstige of ongunstige mnr te reageren
3 componenten ve attitude
- cogn component
- affectieve component
- gedragsmatige comp
cogn dissonantie
gebrek aan overeenstemming tss
- 2 attitudecomponenten
- attitude en gedrag
- attitude en realiteit
4 strategien om mt dissonantie om te gaan
- gedrag ver
- attitude ver
- voordelen vn 1 vd componenten benadrukken
- nadelen vn 1 vd componenten minimaliseren
honeymoon-hangover effect
als vn job veranderen
- super blij wnt alles is nieuw en enkel pos zien (honeymoon)
- daarna minder tevreden nr heel ontvreden (hangover)
verloop grafiek
- zicht op nieuwe job -> hogere tevredenheid
- moment nieuwe job -> tevredenheid nog hoger
- beetje later -> tevredenh trg op initiële niveau of zelfs lager

jobtevredenheid
subjectieve evaluatie vn iemands job
wt bepaalt jobtevredenheid?
- dispositionele factoren (persh)
- meningen vn anderen
- jobkenm
gevolgen jobtevredenheid
matige corr mt jobprestaties
6 opties verband JP en JS

organisatiebetrokkenheid
mate waarin een werknemer het gevoel heeft een pos relatie te hbb mt de org waarbij men werkt
3 componenten orgbetrokkenheid
- affectieve commitment -> emotioneel
- continuance commitment -> te grote 'kost' door weg te gaan
- normatieve commitment -> blijven dr loyaliteitsgevoel
ideografische benadering persh
vertrekt vanuit eigenheid vh individu
nomothetische benadering persh
bij iedere pers zijn een aantal persh trekken in meer of mindere mate aanwezig
= trekbenadering
beschrijft indiv relatief tov anderen
deze benadering centraal in A&O psy
big five
- extraversie
- agreeableness (vriendelijkheid)
- neuroticisme (neg emotionaliteit)
- openheid
- consciëntieusheid
big five inventory
extraversie:
- sociabiliteit
- assertivitiet
- energie
vriendelijkheid:
- medeleven
- respect
- vertrouwen
conscientieusheid:
- orde
- productiviteit
- verantwoordelijkheid
neg emotionaliteit (neuroticisme):
- angst
- depressesiviteit
- emotionele kwetsbaarheid
openheid:
- intellectuele nieuwgierigheid
- esthetische gevoeligheid
- creatieve verbeelding
problemen met typologische modellen
- hokje of label is nooit helemaal passend
- lage temporele betrouwbaarheid
- nauwelijks voorspellende waarde in de werkcontext
persh ~ werkuitkomsten
- wergerelateerde attitudes
- welzijn op de werkvloer
- teamprocessen- en dynamieken
- leiderschap
- creativiteit en innovatie
leader emergence
terecht komen in leiderschapsrol of nt
leader effectiviness
het effectieve succes vn leider
rol vn persh in 3 principes
- spec uitkomsten relateren aan spec trekken
- trekactivatie
- trekinteracties
spec uitkomsten relateren aan spec trekken
afstemmen bandbreedte voorspeller en uitkomst
trekactivatie
- C is universele voorspeller vr jobprestatie
- trekken geven aanleiding tt btre prestaties indien de situatie de juiste 'cues' geeft mbt welke trekken moeten w ingezet
trekinteracties
trekken interageren mt elkaar
deze interacties tss trekken kleuren het gedrag vd werknemers
LT ontw dynamiek persoonlijkheid
- relatieve stabiliteit (positie tov anderen blijft stabiel)
- absolute verandering (C en A stijgen, N en E dalen, O stijgt eerst en daalt later)
- individuele verschillen
dark triad
- narcisme
- machiavellisme (focus op eigenbelang, eig gewin en onethisch gedrag)
- (subklinische) psychopathie (antisoc gedrag, impulsiviteit en gebrek aan schuldgevoel)
4 onderdelen EQ daniel goleman
- zelfbewustzijn
- zelfmanagement
- soc bewustzijn
- relatiebeheer
ability based model (Mayer en Salove)
EQ duidelijk buiten de pershssfeer mr als aanvulling op traditionele intmodellen
basis vr MSCEIT
MSCEIT
mayer salovey caruzo emotional intelligence test
4 onderdelen EQ mayer en salovey
- waarnemen vn emoties
- gebruik vn emoties om denken te bevorderen
- begrijpen vn emoties
- managen vn emoties
cascademodel vn EQ
- wet gefundeerd
- EQ als ketting vn emotieprocessen, eerder dn afzonderlijke componenten
- expliciete aandacht vr antecedenten -> link tss persh en cogn vaardigheden
interesses
diepgewortelde voorkeuren vr activiteiten op het werk, contexten waarin die activiteiten plaatsvinden, en/of uitkomsten die volgen uit deze activiteiten
geven richting aan ons gedrag
RIASOC (holland)
- realistisch
- investigative
- artistiek
- sociaal
- ondernemend
- conventioneel
2 assen:
- ideen vs gegevens
- dingen vs mensen

ABC vn interesse theorie (Holland)
- pers knn w beschreven adhv riasec gebieden
- omg knn volgend diezelfde riasec gebieden w beschreven
- mensen zijn intrinsiek gemotiveerd om een passende omg te selecteren: interesse fit of congruentie
- congruentie zorgt vr meer tevredenheid en btre prestatie
perceptie
proces vn verwerking en interpretatie ve sensorische input dt vervolgens leidt tt het toekennen ve betekenis
3 factoren beïnvloeden perceptie
- de observator
- het waargenomen object
- de context
attributietheorie 3 componenten
- locus (intern vs extern)
- stabiliteit
- controle
fundamentele attributiefout
- gedrag vn anderen vaker toegschrijven aan interne factoren
- eig gedrag vaker toeschrijven aan exteren factoren
bias in onze perceptie
- selectieve aandacht
- eerste indruk
- stereotypering
- Halo effect <-> horn effect
- contrasteffect
- similar-to-me-effect
halo effect
obv 1 pos info ovr een pers een algemene pos evaluatie maken