1/25
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
persoonlijkheidstrekken
relatief stabiele kenmerken die ons gedrag, onze emoties en denkpatronen beïnvloeden → je kan hiermee mensen omschrijven
bijv. iemand is extravert, waarbij het sociaal gedrag past
persoonlijkheid (definitie)
de verzameling van psychologische kenmerken en mechanismen die een individu typeren, die op een relatief duurzame manier georganiseerd zijn, en die de interactie van een persoon met en de aanpassing aan de intrapsychische, fysieke en sociale omgeving beïnvloeden
psychologische kenmerken van persoonlijkheid
persoonlijkheidstrekken: kenmerken die de manieren beschrijven waarop mensen van elkaar verschillen → deze kenmerken beschrijven ook de gemiddelde neiging tot denken/voelen/handelen van een individu
bijv. iemand heeft een extraverte persoonlijkheid, iemand is vriendelijk, etc.
psychologische mechanismen van persoonlijkheid
de processen van informatieverwerking van iemands persoonlijkheid → deze mechanismen bestaan uit input, een beslissingsregel en output
deze mechanismen verschillen afhankelijk van persoonlijkheid, bijvoorbeeld
voor een dappere persoonlijkheid:
input = gevaar → beslissingsregel = tegen het gevaar vechten → output = confrontatie
voor een angstige/laffe persoonlijkheid:
input = gevaar → beslissingsregel = wegrennen van het gevaar → output = vluchten
persoonlijkheidskenmerken zijn georganiseerd
hiermee wordt bedoeld dat persoonlijkheidskenmerken op een specifieke manier gestructureerd zijn (ze hangen met elkaar samen, of juist niet) → mensen die bijv. vriendelijk zijn, zijn vaak ook coöperatief, maar niet per se angstig
onderlinge verbanden en overeenkomsten tussen kenmerken wijzen op gemeenschappelijke biologische of omgevingsoorzaken
persoonlijkheid is duurzaam
hiermee wordt bedoeld dat persoonlijkheid iets is dat een persoon met zich meedraagt in de loop van de tijd, en dat in verschillende situaties (ongeveer) hetzelfde blijft
persoonlijkheid is dus blijvend → het is consistent over situaties en relatief stabiel over de levensloop
invloed van persoonlijkheid op interacties tussen persoon en omgeving (percepties, selecties, evocaties en manipulaties)
deze vier elementen van interactie tussen persoon en omgeving worden beïnvloed door iemands persoonlijkheid
percepties = hoe we een omgeving zien/waarnemen en interpreteren
Bijv. een rommelige kamer → de een interpreteert dit als een creatieve ruimte, de ander als chaos dat opgeruimd moet worden
selecties = de manier waarop we kiezen in welke omgeving wij terecht willen komen → situaties uitkiezen
bijv. een muzikaal persoon die introvert is, wordt niet lid van een band, maar maakt solo muziek
evocaties = reacties die wij bij anderen teweeg brengen
bijv. een persoon die agressief is, lokt ook boze/agressieve reacties uit bij anderen
manipulaties = de manieren waarop wij opzettelijk anderen proberen te beïnvloeden
bijv. een werknemer die introvert is, houdt de deur van zijn kantoor gesloten, om ervoor te zorgen dat anderen niet binnenkomen
persoonlijkheid & aanpassingsvermogen
persoonlijkheid zorgt voor adaptief functioneren/aanpassingsvermogen (bijv. neuroticisme zorgt voor minder goede coping, consciëntieusheid zorgt voor goed doelen bereiken) → dit aanpassingsvermogen is een centraal kenmerk van persoonlijkheid
3 niveaus van persoonlijkheidsanalyse
de menselijke natuur (net als alle anderen → alle mensen met elkaar vergelijken) → hierbij hoort nomothetisch onderzoek = statistische vergelijkingen van individuen of groepen
bijv. iedereen voelt emoties zoals blijdschap/angst/etc) → dit is universeel
individuele- en groepsverschillen (zoals sommige anderen → binnen groepen)
bijv. psychologie studenten zijn nieuwsgieriger dan niet-psychologie studenten
individuele uniciteit (als geen ander → niveau van het individu) → hierbij hoort idiografisch onderzoek = onderzoek dat zich richt op een enkele participant en wat dit individu uniek maakt
bijv. lina is creatief, extravert en perfectionistisch. Jan is creatief, extravert en neurotisch → beide individuen hebben een unieke combinatie van persoonlijkheidskenmerken
trek-beschrijvende adjectieven (trait descriptive adjectives)
bijvoegelijke naamwoorden die peroonlijkheidstrekken omschrijven → eigenschappen die kenmerkend zijn voor die persoon en relatief duurzaam zijn over tijd
bijv. “kalm”, "nieuwsgierig”
wat betekent het dat persoonlijkheidstrekken continu en normaal verdeeld zijn in de populatie?
mensen verschillen onderling veel op het gebied van een bepaalde persoonlijkheidstrek → iemand is niet simpelweg “extravert” of niet, of volledig “consciëntieus”, maar dit is een soort spectrum dat normaal verdeeld is
het is dus continu verdeeld omdat er als het ware tussenliggende waarden/scores zijn, niet simpelweg het label “wel/niet extravert” → de ene persoon kan hoger scoren op extraversie dan de ander
dit betekent dus bijv. als je naar “extraversie-intraversie’ kijkt, dat de meeste mensen ongeveer op een gemiddeld niveau zitten (niet heel extravert, niet heel intravert), en dat er steeds minder mensen zijn die extreem extravert of extreem intravert zijn

3 benaderingen om persoonlijkheid te beschrijven
theoretische benadering = op basis van theorie en empirische studies worden belangrijke eigenschappen geïdentificeerd, beschreven, gestructureerd en gemeten
bijv. Myser-Briggs-typen (gebaseerd op de psychologische typen van Carl Jung)
externe benadering (empirical criterion keying) = er is een criteriumgroep (mensen waarvan bekend is dat ze hoog scoren op één of meer eigenschappen) en een controlegroep (mensen waarvan bekend is dat zij laag scoren op die eigenschappen) → deze groepen krijgen allebei een groot aantal items/vragen over persoonlijkheid → vervolgens worden de verschillen tussen de groepen statistisch getest → de items waarvan de scores statistisch verschillen, worden opgenomen in de uiteindelijke vragenlijst
dit is grotendeels atheoretisch, want de criterium groep bepaalt welke persoonlijkheidsverschillen worden gevonden
de inhoud van de items wordt als minder belangrijk gezien
bijv. de MMPI
lexicale benadering = gaat uit van de lexicale hypothese (alle belangrijke individuele verschillen zijn in de loop der tijd gecodeerd in de natuurlijke taal, omdat trek-termen belangrijk zijn voor mensen in communicatie met anderen) → er worden persoonlijkheid-beschrijvende adjectieven gezocht, en hierin worden patronen (bijv. correlaties) onderzocht → vervolgens worden de woorden verminderd tot een meetbare hoeveelheid, bijv. met zelfrapportage
3 criteria die persoonlijkheidskenmerken karakteriseren
consistentie = een persoonlijkheidskenmerk moet in alle situaties enigszins consistent zijn (niet op het werk extravert en op het feestje introvert)
stabiliteit = individuen met een eigenschap zijn ook enigszins stabiel in de tijd in gedragingen die verband houden met de eigenschap (niet vandaag extravert en morgen introvert)
individuele verschillen = mensen verschillen van elkaar in gedragingen die verband houden met de eigenschap (een extravert persoon vertoont heel ander gedrag dan een introvert persoon)
2 criteria voor het identificeren van belangrijke kenmerken bij de lexicale benadering
synoniemenfrequentie = het aantal bijvoegelijke naamwoorden om het kenmerk te beschrijven bepaalt hoe belangrijk dat kenmerk is → hoe meer woorden ervoor zijn, hoe belangrijker het is
interculturele universaliteit = als woorden voor een bepaalde eigenschap in alle culturen voorkomen, dan moet de eigenschap universeel belangrijk zijn voor persoonlijkheid → hoe meer culturen woorden hebben om een eigenschap te beschrijven, hoe belangrijker deze eigenschap is
factoranalyse
statistische techniek om gelijksoortige dingen te groeperen volgens de mate waarin ze met elkaar geassocieerd zijn → dit kan helpen om grotere dimensies te bepalen die voortkomen uit verschillende woorden
bijv. “gezelligheid” en “graag in groepen zijn” zijn met elkaar gecorreleerd → deze vallen allebei onder het domein “extraversie”
het vijf-factoren model (the big five) & voor- en nadelen hiervan
dit model bestaat uit 5 belangrijke eigenschappen:
openheid (openness) = de neiging om nieuwe kunst, ideeën, waarden, gevoelens en gedragingen te waarderen
consciëntieusheid (conscientiousness) = de neiging om voorzichtig te zijn, op tijd te zijn, regels te volgen en hard/precies te werken
extraversie (extraversion) = de neiging om spraakzaam te zijn, gezellig te doen en anderen te amuseren, en de neiging om een dominante stijl te hebben
vriendelijkheid (agreeableness) = de neiging om het met anderen eens te zijn en mee te gaan in plaats van de eigen mening/keuzes te laten gelden
neuroticisme (neuroticism) = de neiging om vaak negatieve emoties te ervaren (bijv. woede, angst en verdriet) en om interpersoonlijk gevoelig te zijn
voordelen van de big five:
bijna alesomvattend beschrijvend model van eigenschappen → brede domeinen organiseren veel meer specifieke kenmerken
biedt structuur voor onderzoek en toepassing in de praktijk
het is een goede voorspeller van levensuitkomsten
nadelen van de big five:
kijkt niet naar positieve/negatieve evaluaties, mannelijkheid/vrouwelijkheid, religiositeit/spriritualiteit en aantrekkelijkheid
niet altijd intercultureel repliceerbaar (met name openheid niet)
slechts een beschrijvend model, niet verklarend
hiërarchieën van eigenschappen (persoonlijkheid van breed → smal) & facetten
trek domeinen (bijv. “extraversie”) → aspecten → facetten (bijv. “gezellig”) → nuances
facetten = kleinere onderdelen van persoonlijkheid die specifieker zijn dan de big five eigenschappen, die helpen om iemands persoonlijkheid gedetailleerder te beschrijven → er is geen universeel geaccepteerde lijst met facetten

vijf-factoren theorie (five factor theory) van Costa & McCrae 1996
deze theorie stelt dat eigenschappen diepe onderliggende psychologische en neurologische entiteiten zijn → onze persoonlijkheidskenmerken beïnvloeden onze gevoelens, gedragingen, gedachtes en verlangens (ABCD’s → affect, behaviour, cognition, desires)
gelijkenis van de big five structuren tussen culturen suggereert dat deze persoonlijkheidskenmerken door onze biologie/genen worden bepaald, maar de precieze oorzaak is nog niet duidelijk → de trekken zijn 50% erfelijk
persoonlijkheidstrekken zijn niet deterministisch (ABCD’s altijd hetzelfde, ongeacht de situatie), maar juist probabilistisch: ze vertegenwoordigen onze algemene manier van voelen, denken, gedrag en verlangen, maar deze kunnen ook beïnvloed worden door de situatie → aanpassen is normaal, als je je niet kan aanpassen kan dit maladaptief zijn
dus niet “als ik hoog scoor op extraversie, ben ik altijd spraakzaam” (deterministisch), maar “als ik hoog scoor op extraversie, ben ik eerder spraakzaam dan iemand met een lagere score”

persoonlijkheidsstaat (personality state)
onze ABCD’s op een bepaald moment (in het “nu”) → in een maand tijd zal een introvert persoon ook wel eens extravert gedrag vertonen
als je je voor lange tijd “out of character” gaat gedragen, kost dit veel energie en kan het leiden tot neveneffecten (bijv. vermoeidheid)
Hans Eysenck’s PEN model & circumplex
model met 3 centrale persoonlijkheidstrekken:
psychoticisme
extraversie
neuroticisme
dit model past bij de theoretische benadering → Eysenck ging uit van de theorie dat persoonlijkheidstrekken een psychofysiologische basis hebben en dat ze erfelijk zijn
Eysenck kwam met een neurologisch model voor extraversie en neuroticimse:
extraversie: extraverte mensen hebben een minder gevoelig ascenderend reticulair activerend systeem (ARAS): Verantwoordelijk voor arousal(‘opwinding’), aandacht, slaap-waak-cyclus → extraverte mensen hebben daarom meer stimulatie nodig dan introverte mensen
neuroticisme: neurotische mensen hebben een verhoogde reactiviteit van hun limbisch systeem (verantwoordelijk voor o.a. emotionele verwerking)
Eysenck’s circumplex = hiermee deelde hij de meeste persoonlijkheidsverschillen in op dimensies van extraversie en neuroticisme

Jeffrey Gray’s Reinforcement Sensitivity Theory
theorie waarin extraversie en neuroticisme gekoppeld zijn aan fundamentele hersensystemen die reageren op beloning en straf:
extraversie: extraverte mensen zoeken beloning en vertonen assertief gedrag omdat hun ascenderend reticulair activerend systeem (ARAS, verantwoordelijk voor arousal) minder gevoelig is
neuroticisme: neurotische mensen vermijden straf en voelen vaak angst door verhoogde gevoeligheid voor bedreigingen, waarschijnlijk veroorzaak door een overactief limbisch systeem (verantwoordelijk voor emotionele verwerking)
Grey introduceerde twee basis neurologische systemen:
BAS (Behavioral Activation System) = reageert sterk op positieve prikkels & beloningen → zorgt voor gedragsactivatie
impulsiviteit is gerelateerd aan een hoge BAS-score
BIS (Behavioral Inhibition System) = reageert sterk op negatieve prikkels en straf → zorgt voor gedragsinhibitie
angst is gerelateerd aan een hoge BIS-score
HEXACO-model
dit model is een uitbreiding op de Big Five, met toevoeging van de eigenschap bescheidenheid (honesty-humility) → mensen die hoog scoren op deze eigenschap zijn eerlijk, oprecht en bescheiden
4 onderdelen van persoonlijkheidspsychologie (wat ze onderzoeken → analyse-eenheden)
persoonlijkheidstrekken (big five, etc.)
motivatie = verlangens van mensen, bijv. prestatiedrang, levensdoelen, etc.
vaardigheden = cognitieve vaardigheden (bijv. IQ) en sociale/emotionele vaardigheden (bijv. empathie)
narratieve identiteit = verhalen die mensen over hun eigen leven vertellen → dit is tijdgebonden en gebaseerd op persoonlijke ervaringen
hier zijn 3 soorten van
- motiverend en affectief = emoties en doelen
- autobiografisch = persoonlijke herinneringen en het verwerken hiervan
- structureel = hoe ervaringen worden georganiseerd/verteld
pogingen om deze verschillende analyse-eenheden te integreren tot overkoepelende modellen zijn allemaal mislukt
persoonlijkheidsontwikkeling
dit onderzoekt hoe en waarom persoonlijkheid verandert en stabiel blijft over tijd
dmv longitudinaal onderzoek is aangetoond dat persoonlijkheidskenmerken met de leeftijd steeds consistenter worden (vooral na 25 jaar) → bij oudere mensen neemt de stabiliteit weer iets af. Jongvolwassenheid is een belangrijke periode voor verandering in persoonlijkheid
ook motivaties en vaardigheden zijn consistent → narratieve identiteit kan meer veranderen, maar is redelijk stabiel
persoonlijkheidsprocessen
deze proberen te begrijpen hoe en waarom persoonlijkheid gedrag en uitkomsten beïnvloedt
aanbevelingen voor het vakgebied van persoonlijkheidspsychologie in de toekomst
beter begrip van kernconcepten: persoonlijkheidspsychologie moet investeren in het beter begrijpen van de basisbegrippen binnen het vakgebied
nieuwe meetmethoden: traditionele manieren om persoonlijkheid te meten (bijv. zelfrapportage) kunnen worden vervangen door “real-time” methoden zoals EAR, waarbij iemands persoonlijkheid in het dagelijks leven wordt gevolg