Vocab 1

貴方 (あなた)

u

あの人 (あのひと)

hij, zij, die persoon

あの方 (あのかた)

hij, zij, die persoon (beleefd)

～さん

dhr., mw.

～ちゃん

(suffix achter kindernamen, meisjesnamen)

～人 (～じん)

(suffix voor nationaliteit, herkomst e.d.)

先生 (せんせい)

docent, leraar (als je de docent aanspreekt)

教師 (きょうし)

docent (over jezelf)

学生 (がくせい)

student

会社員 (かいしゃいん)

bedrijfsmedewerker

社員 (しゃいん)

medewerker

銀行員 (ぎんこういん)

bankmedewerker

医者 (いしゃ)

arts

研究者 (けんきゅうしゃ)

onderzoeker

大学 (だいがく)

universiteit

病院 (びょういん)

ziekenhuis

だれ

wie

どなた

wie (beleefd)

～歳 (～さい)

...jaar

何歳 (なんさい)

hoe oud

おいくつ

hoe oud (beleefd)

はい

ja

いいえ

nee

初めまして。 (はじめまして。)

Aangenaam kennis te maken. (lett.: Het is voor het eerst.)

～から来ました。 (～からきました。)

ik kom uit... .

[どうぞ]よろしく[お願いしま す] 。 ([どうぞ]よろしく[おねがいします] 。)

Fijn u te ontmoeten. (zeer veel gebruikte veelzijdige uitdrukking wanneer je iemand vraagt iets voor je te doen. Lett. 'Ik doe een verzoek'.)

失礼ですが、 (しつれいですが、)

Pardon, maar..., Neem me niet kwalijk maar...

お名前は？ (おなまえは？)

Wat is uw naam?

こちらは～さんです。

Dit is dhr./mw. ... .

オランダ

Nederland

ベルギー

België

アメリカ

Verenigde Staten

イギリス

Verenigd Koninkrijk

インド

India

インドネシア

Indonesië

韓国 (かんこく)

Korea

タイ

Thailand

中国 (ちゅうごく)

China

ドイツ

Duitsland

日本 (にほん)

Japan

ブラジル

Brazilië