OMT-I-2 (3)

0.0(0)
studied byStudied by 1 person
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/114

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

115 Terms

1
New cards

Psychometrie

Het vakgebied dat zich bezighoudt met het meten van psychologische eigenschappen en processen.

2
New cards

Psychologische test

Een systematische procedure om het gedrag van personen te vergelijken of om gedrag van een persoon op verschillende momenten te vergelijken.

3
New cards

Betrouwbaarheid

De mate waarin een test consistent en stabiel meet wat het beoogt te meten.

4
New cards

Constructvaliditeit

De mate waarin een test daadwerkelijk meet wat het beoogt te meten.

5
New cards

Response bias

Vertekeningen in de antwoorden van deelnemers die de betrouwbaarheid en validiteit van een test kunnen beïnvloeden.

6
New cards

Itemanalyse en itemresponstheorie

Methoden om de kwaliteit van individuele testitems te beoordelen en te verbeteren.

7
New cards

Test accuraatheid

De mate waarin een test correcte resultaten oplevert, gemeten aan de hand van verschillende statistieken zoals sensitiviteit en specificiteit.

8
New cards

Objectieve scoren

Het duidelijk vooraf bepalen van antwoorden, scores en responsen, waarbij de scores worden vergeleken met een vooraf opgestelde lijst om tot een conclusie te komen.

9
New cards

Subjectieve scoren

Het scoren waarbij de antwoordmogelijkheden niet op voorhand bekend zijn, wat kan leiden tot verschillende interpretaties door verschillende personen.

10
New cards

Staal van gedrag

Het inzicht verkrijgen in een fenomeen door een beperkt aantal vragen of items te bevragen, waarbij de selectie van deze items cruciaal is om een representatief beeld van het gedrag te meten.

11
New cards

Test score/totaalscore/schaalscore

Het verkrijgen van een score door alle scores per dimensie of vraag op te tellen, waardoor onderzoekers uitspraken kunnen doen en vergelijkingen kunnen maken tussen individuen.

12
New cards

Normen en standaarden

Het gebruik van samenvattingen van testresultaten voor een grote steekproef die representatief is voor een populatie, om scores te interpreteren en te vergelijken.

13
New cards

Voorspellen gedrag buiten de test

Het doel van psychologische tests is niet alleen om scores te voorspellen, maar ook om te voorspellen hoe individuen zich zullen gedragen buiten de testomstandigheden.

14
New cards

Psychologische testen

Tests die worden gebruikt om psychologische kenmerken, capaciteiten of stoornissen van individuen te meten.

15
New cards

Constructvaliditeit

De mate waarin een test daadwerkelijk meet wat het beoogt te meten.

16
New cards

Psychometrie

Wetenschappelijke studie van de kwaliteit van psychologische testen en assessments, gericht op het meten van psychologische kenmerken.

17
New cards

Francis Galton

Een pionier in de differentiële psychologie en statistische testen, bekend om zijn werk in erfelijkheid en eugenetica.

18
New cards

Wilhelm Wundt

Grondlegger van de experimentele psychologie en het eerste psychologische laboratorium in Leipzig, bekend om zijn bijdragen aan psychologische testen en individuele verschillen.

19
New cards

Phrenologie

Een praktijk waarbij psychologische kenmerken worden afgeleid uit de vorm van de schedel of knobbels op het hoofd.

20
New cards

Physiognomie

Het afleiden van psychologische kenmerken uit fysieke kenmerken of uiterlijke verschijning van een persoon.

21
New cards

Bronze Age of Testing

Periode waarin bronzen apparaten werden gebruikt om psychologische constructen te meten, een vroege vorm van objectieve testmethoden.

22
New cards

Normaalverdeling

Een statistische verdeling waarbij de meeste waarnemingen dicht bij het gemiddelde liggen en de extremen minder vaak voorkomen.

23
New cards

Assessment

Een complex proces waarbij meerdere psychologische testen worden afgenomen, aangevuld met andere informatiebronnen, om een holistisch beeld te vormen over het functioneren van een persoon.

24
New cards

James McKeen Cattell

Student van Wundt en Galton die hun ideeën overnam en de term 'mentale test' introduceerde in de VS.

25
New cards

Mentale test

Een test die mentale sterkte (intelligentie) meet, zoals geïntroduceerd door James McKeen Cattell.

26
New cards

Handgrip (dynamometer)

Een test die dient als index van mentale sterkte, ontwikkeld door Cattell.

27
New cards

Reactietijd voor geluid

Een van de mentale testen ontwikkeld door Cattell om mentale sterkte te meten.

28
New cards

Clark Wissler

Student van Cattell die data van 300 studenten verzamelde voor zijn doctoraatsonderzoek.

29
New cards

Correlatie

Een statistische maat die de relatie tussen twee variabelen aangeeft, zoals de correlaties die Wissler vond tussen mentale testen en studieresultaten.

30
New cards

Alfred Binet

Samen met Theodore Simon ontwikkelde hij de eerste moderne intelligentietest in 1905 op vraag van de Franse overheid.

31
New cards

Intelligentietest

Een test die ontworpen is om hogere mentale processen te meten, zoals de test ontwikkeld door Binet en Simon.

32
New cards

Testbatterij

Een bundeling van verschillende testen om een specifiek construct, zoals intelligentie, te meten.

33
New cards

Intelligentie quotiënt (IQ)

Geïntroduceerd door Wilhelm Stern in 1914, berekend als mentale leeftijd gedeeld door chronologische leeftijd, om het mentale functioneren in verhouding tot leeftijdsgenoten te meten.

34
New cards

Stanford - Binet test

De Stanford-Binet-test is een intelligentietest die is ontwikkeld door Lewis Terman en aangepast van de Binet-Simon-test voor gebruik in de Verenigde Staten.

35
New cards

Lewis Terman

Lewis Terman was de psycholoog die de Binet-Simon-test aanpaste en populair maakte in de Verenigde Staten als de Stanford-Binet-test.

36
New cards

Intelligentiequotiënt (IQ)

Het IQ wordt berekend als de mentale leeftijd gedeeld door de chronologische leeftijd, vermenigvuldigd met 100, zonder decimalen, en wordt gebruikt als een maat voor intelligentie.

37
New cards

Binet-Simon test

De Binet-Simon-test was de eerste intelligentietest ontwikkeld door Alfred Binet en Théodore Simon, waarop latere tests zijn gebaseerd.

38
New cards

Goddard

Goddard was betrokken bij het misbruik van intelligentietests door immigranten te testen bij aankomst in de Verenigde Staten en hen te classificeren op basis van hun scores.

39
New cards

Army Alpha en Army Beta

Tests ontwikkeld tijdens de Eerste Wereldoorlog om rekruten te testen, waarbij de Army Alpha-test verbaal gericht was en de Army Beta-test niet-verbaal.

40
New cards

Woodworth Personal Data Sheet

De eerste persoonlijkheidstest ontwikkeld tijdens de Eerste Wereldoorlog om soldaten te screenen op psychoneurose.

41
New cards

Psychometrische kwaliteit

De kwaliteit van psychologische tests, inclusief validiteit, standaardisatie, testafname, testomstandigheden en aandacht voor culturele verschillen.

42
New cards

Wechsler Intelligentietesten

Een reeks intelligentietests ontwikkeld door David Wechsler, waaronder de WPPSI-IV voor kinderen, de WISC-IV voor jongeren en de WAIS-IV voor volwassenen.

43
New cards

Stanford Binet intelligentietest

Een intelligentietest die populair is in Amerika en vergelijkbaar is met de Wechsler intelligentietest. Het test verschillende domeinen zoals non-verbaal en verbaal, en factoren zoals fluide redeneren, kennis, kwantitatief redeneren, visueel-ruimtelijk inzicht en werkgeheugen.

44
New cards

Progressive Matrices van Raven

Een test bestaande uit drie verschillende versies die vaak gebruikt wordt. De versies zijn:coloured progressive matrices (5-11 jaar), standard progressive matrices (vanaf 6 jaar) en advanced progressive matrices (voor kinderen en volwassenen met bovengemiddelde intelligentie). Deze test is volledig niet-verbaal en wordt gebruikt om potentieel in te schatten.

45
New cards

Scholastic Attitude Test (SAT)

Een wereldwijd bekende bekwaamheidstest die toegang tot universiteiten in de VS verschaft. Het test kennis op gebieden zoals lezen, schrijven en wiskunde, en wordt gebruikt om het potentieel van studenten voor succesvolle universitaire studies te voorspellen.

46
New cards

General Aptitude Test Battery (GATB)

Een test die gebruikt wordt bij werving en selectie om het potentieel van kandidaten om goed te presteren als werknemer te beoordelen, zelfs zonder ervaring. Het wordt niet gebruikt in onderwijscontexten zoals de SAT.

47
New cards

Creativiteitstest

Een test die meet in welke mate iemand nieuwe, originele ideeën of oplossingen voor problemen kan bedenken. Het focust op creativiteit en kan vergelijkbaar zijn met IQ-tests, maar met een specifieke nadruk op creativiteit.

48
New cards

Persoonlijkheidstest

Een test die persoonlijkheidstrekken of gedrag meet dat een persoon typeert. Voorbeelden zijn de Personal Data Sheet (Woodworth) en Big Five test, die verschillende aspecten van persoonlijkheid evalueren zoals emotionele instabiliteit.

49
New cards

Projectieve testen

Tests die een subjectief scoringssysteem hebben en oorspronkelijk uit de psychoanalyse komen. Voorbeelden zijn de Rorschach-test en de thematic apperception test, die vaak gebruikt worden ondanks kritiek op subjectieve scoring.

50
New cards

Interesse test

Een test die de voorkeur van een persoon voor bepaalde onderwerpen of activiteiten meet. Het wordt gebruikt om interesses te bepalen en kan helpen bij loopbaanbegeleiding en het identificeren van geschikte loopbanen.

51
New cards

Gedragsprocedures

Procedures om gedrag te beschrijven, de frequentie ervan te bepalen en de oorzaken en gevolgen van gedrag te analyseren. Dit omvat gestructureerde methoden zoals interviews, observaties en zelfbeoordelingen.

52
New cards

Neuropsychologische test

Tests die cognitieve, sensorische, perceptuele en motorische vaardigheden meten. Voorbeelden zijn aandachts-, concentratie- en geheugentesten, sensorische testen zoals kleurenblindheidstesten en motorische testen zoals steadiness tests.

53
New cards

Individuele testen

Testen die op individuele basis worden afgenomen, waardoor rijke data kunnen worden verzameld, maar die ook tijdrovend en duur kunnen zijn.

54
New cards

Gestandaardiseerd afnemen

Het op uniforme wijze afnemen van testen, waarbij iedereen dezelfde test op hetzelfde moment krijgt, in tegenstelling tot groepstesten.

55
New cards

Operationaliseren

Het omzetten van theoretische concepten naar meetbare variabelen om ze te kunnen onderzoeken.

56
New cards

Empirische constructen

Meetbare concepten die direct waarneembaar zijn, zoals reactietijd.

57
New cards

Hypothetische constructen

Concepten die niet direct waarneembaar zijn en indirect gemeten moeten worden, zoals angst of burn-out.

58
New cards

Identiteit

Een fundamentele eigenschap van getallen die aangeeft tot welke categorie metingen behoren, zonder wiskundige waarde.

59
New cards

Orde

Geeft informatie over de relatieve hoeveelheid van het gemeten kenmerk, zonder de exacte grootte van het verschil aan te geven.

60
New cards

Kwantiteit

Geeft informatie over de grootte of hoeveelheid van het verschil tussen metingen, met gestandaardiseerde meeteenheden.

61
New cards

Het getal nul (0)

Kan een absoluut nulpunt aanduiden (afwezigheid van kenmerk) of een relatief nulpunt (arbitrair gekozen punt op de schaal).

62
New cards

Meetschalen

Classificatie van meetniveaus zoals ratio, interval, ordinaal en nominaal, waarbij ratio het meeste informatie bevat en nominaal het minste.

63
New cards

Variabelen

Verschillende meetbare eigenschappen of kenmerken in een dataset.

64
New cards

SPSS

Statistical Package for the Social Sciences, een softwareprogramma voor statistische analyses.

65
New cards

Sociale media gebruik

De mate waarin personen gebruikmaken van sociale media platforms.

66
New cards

Depressie, angst en stress (DASS)

Een vragenlijst om de mate van depressie, angst en stress te meten.

67
New cards

Big Five persoonlijkheidstrekken

Vijf brede persoonlijkheidsdimensies:extraversie, vriendelijkheid, zorgvuldigheid, emotionele stabiliteit en openheid voor ervaringen.

68
New cards

Sociale wenselijkheid (SD)

De neiging van respondenten om sociaal aanvaardbare antwoorden te geven.

69
New cards

Inter individuele verschillen

Verschillen tussen individuen.

70
New cards

Intra individuele verschillen

Verschillen binnen een individu.

71
New cards

Neuroticisme

Een persoonlijkheidstrek die geassocieerd is met emotionele instabiliteit en negatieve emoties.

72
New cards

Schaalscore

De som van scores verbonden met antwoordopties op vragen in een test.

73
New cards

Modus

De waarde die het meest frequent voorkomt in een dataset.

74
New cards

Mediaan

De middelste waarde in een geordende dataset.

75
New cards

Variantie

Een maat voor de spreiding van waarden in een dataset.

76
New cards

Standaarddeviatie

De vierkantswortel van de variantie, geeft aan hoeveel waarden afwijken van het gemiddelde.

77
New cards

Skewness

Een maat voor de symmetrie van de verdeling van gegevens.

78
New cards

Covariantie

De mate waarin twee variabelen samen variëren.

79
New cards

Positieve covariantie

Er is een positief verband tussen beide variabelen.

80
New cards

Covariantie coëfficiënt

De covariantie gedeeld door de standaarddeviatie.

81
New cards

Correlatie

Geeft informatie over de richting en grootte van het verband tussen variabelen.

82
New cards

Lambda

Wordt gebruikt om het verband tussen 2 dichotome variabelen te onderzoeken.

83
New cards

Chi-kwadraat

Een statistische test die kan worden gebruikt bij dichotome of categorische variabelen met meer dan 2 antwoordcategorieën.

84
New cards

Normaalverdeling

Een symmetrische verdeling die vaak voorkomt in de natuur en statistiek.

85
New cards

Transformatie meetwaarden

Het proces van het omzetten van ruwe scores naar gestandaardiseerde meetwaarden voor een betere interpretatie.

86
New cards

Percentage juist

De score die aangeeft hoeveel items correct zijn beantwoord, berekend als 100 x (aantal correcte items / totaal aantal items).

87
New cards

Rangnummers

Nummers die worden toegekend aan ruwe meetwaarden op basis van hun positie op een ordinale schaal.

88
New cards

Percentiele rangen

De positie van een ruwe meetwaarde in verhouding tot andere meetwaarden, uitgedrukt als een percentage.

89
New cards

Lineaire standaard meetwaarden

Meetwaarden die zijn omgezet naar een standaardnormale verdeling, zoals z-waarden en T-meetwaarden.

90
New cards

Genormaliseerde standaard meetwaarden

Ruwe meetwaarden die zijn omgezet naar een normaalverdeling voor verdere analyse.

91
New cards

Stanines

Een manier om normaalverdeelde scores in 9 categorieën in te delen, waarbij stanines 2 tot 8 een halve standaarddeviatie breed zijn.

92
New cards

Normen opstellen

Het vaststellen van standaarden voor testresultaten op basis van representatieve gegevens, om scores te interpreteren en vergelijken.

93
New cards

Leeftijdsnormen

Normen die rekening houden met leeftijd bij het interpreteren van testresultaten.

94
New cards

Percentielnormen

Normen gebaseerd op percentielen om de positie van een individu binnen een populatie te bepalen.

95
New cards

Betrouwbaarheid

De mate waarin verschillen tussen geobserveerde scores het gevolg zijn van verschillen tussen true scores.

96
New cards

Meetfouten

Fouten die optreden bij het meten van een variabele, zoals toevallige meetfouten en systematische meetfouten.

97
New cards

Toevallige meetfouten

Kortstondige factoren die de geobserveerde score doen afwijken van de true score.

98
New cards

Systematische meetfouten

Meetfouten waarbij de geobserveerde score systematisch afwijkt van de true score, relevant bij construct validiteit.

99
New cards

Rater bias

Meetfout veroorzaakt door verschillende beoordelaars, wat een systematische fout is.

100
New cards

Instrument bias

Meetfout veroorzaakt door het instrument zelf, wat een systematische fout is.