1/114
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Psychometrie
Het vakgebied dat zich bezighoudt met het meten van psychologische eigenschappen en processen.
Psychologische test
Een systematische procedure om het gedrag van personen te vergelijken of om gedrag van een persoon op verschillende momenten te vergelijken.
Betrouwbaarheid
De mate waarin een test consistent en stabiel meet wat het beoogt te meten.
Constructvaliditeit
De mate waarin een test daadwerkelijk meet wat het beoogt te meten.
Response bias
Vertekeningen in de antwoorden van deelnemers die de betrouwbaarheid en validiteit van een test kunnen beïnvloeden.
Itemanalyse en itemresponstheorie
Methoden om de kwaliteit van individuele testitems te beoordelen en te verbeteren.
Test accuraatheid
De mate waarin een test correcte resultaten oplevert, gemeten aan de hand van verschillende statistieken zoals sensitiviteit en specificiteit.
Objectieve scoren
Het duidelijk vooraf bepalen van antwoorden, scores en responsen, waarbij de scores worden vergeleken met een vooraf opgestelde lijst om tot een conclusie te komen.
Subjectieve scoren
Het scoren waarbij de antwoordmogelijkheden niet op voorhand bekend zijn, wat kan leiden tot verschillende interpretaties door verschillende personen.
Staal van gedrag
Het inzicht verkrijgen in een fenomeen door een beperkt aantal vragen of items te bevragen, waarbij de selectie van deze items cruciaal is om een representatief beeld van het gedrag te meten.
Test score/totaalscore/schaalscore
Het verkrijgen van een score door alle scores per dimensie of vraag op te tellen, waardoor onderzoekers uitspraken kunnen doen en vergelijkingen kunnen maken tussen individuen.
Normen en standaarden
Het gebruik van samenvattingen van testresultaten voor een grote steekproef die representatief is voor een populatie, om scores te interpreteren en te vergelijken.
Voorspellen gedrag buiten de test
Het doel van psychologische tests is niet alleen om scores te voorspellen, maar ook om te voorspellen hoe individuen zich zullen gedragen buiten de testomstandigheden.
Psychologische testen
Tests die worden gebruikt om psychologische kenmerken, capaciteiten of stoornissen van individuen te meten.
Constructvaliditeit
De mate waarin een test daadwerkelijk meet wat het beoogt te meten.
Psychometrie
Wetenschappelijke studie van de kwaliteit van psychologische testen en assessments, gericht op het meten van psychologische kenmerken.
Francis Galton
Een pionier in de differentiële psychologie en statistische testen, bekend om zijn werk in erfelijkheid en eugenetica.
Wilhelm Wundt
Grondlegger van de experimentele psychologie en het eerste psychologische laboratorium in Leipzig, bekend om zijn bijdragen aan psychologische testen en individuele verschillen.
Phrenologie
Een praktijk waarbij psychologische kenmerken worden afgeleid uit de vorm van de schedel of knobbels op het hoofd.
Physiognomie
Het afleiden van psychologische kenmerken uit fysieke kenmerken of uiterlijke verschijning van een persoon.
Bronze Age of Testing
Periode waarin bronzen apparaten werden gebruikt om psychologische constructen te meten, een vroege vorm van objectieve testmethoden.
Normaalverdeling
Een statistische verdeling waarbij de meeste waarnemingen dicht bij het gemiddelde liggen en de extremen minder vaak voorkomen.
Assessment
Een complex proces waarbij meerdere psychologische testen worden afgenomen, aangevuld met andere informatiebronnen, om een holistisch beeld te vormen over het functioneren van een persoon.
James McKeen Cattell
Student van Wundt en Galton die hun ideeën overnam en de term 'mentale test' introduceerde in de VS.
Mentale test
Een test die mentale sterkte (intelligentie) meet, zoals geïntroduceerd door James McKeen Cattell.
Handgrip (dynamometer)
Een test die dient als index van mentale sterkte, ontwikkeld door Cattell.
Reactietijd voor geluid
Een van de mentale testen ontwikkeld door Cattell om mentale sterkte te meten.
Clark Wissler
Student van Cattell die data van 300 studenten verzamelde voor zijn doctoraatsonderzoek.
Correlatie
Een statistische maat die de relatie tussen twee variabelen aangeeft, zoals de correlaties die Wissler vond tussen mentale testen en studieresultaten.
Alfred Binet
Samen met Theodore Simon ontwikkelde hij de eerste moderne intelligentietest in 1905 op vraag van de Franse overheid.
Intelligentietest
Een test die ontworpen is om hogere mentale processen te meten, zoals de test ontwikkeld door Binet en Simon.
Testbatterij
Een bundeling van verschillende testen om een specifiek construct, zoals intelligentie, te meten.
Intelligentie quotiënt (IQ)
Geïntroduceerd door Wilhelm Stern in 1914, berekend als mentale leeftijd gedeeld door chronologische leeftijd, om het mentale functioneren in verhouding tot leeftijdsgenoten te meten.
Stanford - Binet test
De Stanford-Binet-test is een intelligentietest die is ontwikkeld door Lewis Terman en aangepast van de Binet-Simon-test voor gebruik in de Verenigde Staten.
Lewis Terman
Lewis Terman was de psycholoog die de Binet-Simon-test aanpaste en populair maakte in de Verenigde Staten als de Stanford-Binet-test.
Intelligentiequotiënt (IQ)
Het IQ wordt berekend als de mentale leeftijd gedeeld door de chronologische leeftijd, vermenigvuldigd met 100, zonder decimalen, en wordt gebruikt als een maat voor intelligentie.
Binet-Simon test
De Binet-Simon-test was de eerste intelligentietest ontwikkeld door Alfred Binet en Théodore Simon, waarop latere tests zijn gebaseerd.
Goddard
Goddard was betrokken bij het misbruik van intelligentietests door immigranten te testen bij aankomst in de Verenigde Staten en hen te classificeren op basis van hun scores.
Army Alpha en Army Beta
Tests ontwikkeld tijdens de Eerste Wereldoorlog om rekruten te testen, waarbij de Army Alpha-test verbaal gericht was en de Army Beta-test niet-verbaal.
Woodworth Personal Data Sheet
De eerste persoonlijkheidstest ontwikkeld tijdens de Eerste Wereldoorlog om soldaten te screenen op psychoneurose.
Psychometrische kwaliteit
De kwaliteit van psychologische tests, inclusief validiteit, standaardisatie, testafname, testomstandigheden en aandacht voor culturele verschillen.
Wechsler Intelligentietesten
Een reeks intelligentietests ontwikkeld door David Wechsler, waaronder de WPPSI-IV voor kinderen, de WISC-IV voor jongeren en de WAIS-IV voor volwassenen.
Stanford Binet intelligentietest
Een intelligentietest die populair is in Amerika en vergelijkbaar is met de Wechsler intelligentietest. Het test verschillende domeinen zoals non-verbaal en verbaal, en factoren zoals fluide redeneren, kennis, kwantitatief redeneren, visueel-ruimtelijk inzicht en werkgeheugen.
Progressive Matrices van Raven
Een test bestaande uit drie verschillende versies die vaak gebruikt wordt. De versies zijn:coloured progressive matrices (5-11 jaar), standard progressive matrices (vanaf 6 jaar) en advanced progressive matrices (voor kinderen en volwassenen met bovengemiddelde intelligentie). Deze test is volledig niet-verbaal en wordt gebruikt om potentieel in te schatten.
Scholastic Attitude Test (SAT)
Een wereldwijd bekende bekwaamheidstest die toegang tot universiteiten in de VS verschaft. Het test kennis op gebieden zoals lezen, schrijven en wiskunde, en wordt gebruikt om het potentieel van studenten voor succesvolle universitaire studies te voorspellen.
General Aptitude Test Battery (GATB)
Een test die gebruikt wordt bij werving en selectie om het potentieel van kandidaten om goed te presteren als werknemer te beoordelen, zelfs zonder ervaring. Het wordt niet gebruikt in onderwijscontexten zoals de SAT.
Creativiteitstest
Een test die meet in welke mate iemand nieuwe, originele ideeën of oplossingen voor problemen kan bedenken. Het focust op creativiteit en kan vergelijkbaar zijn met IQ-tests, maar met een specifieke nadruk op creativiteit.
Persoonlijkheidstest
Een test die persoonlijkheidstrekken of gedrag meet dat een persoon typeert. Voorbeelden zijn de Personal Data Sheet (Woodworth) en Big Five test, die verschillende aspecten van persoonlijkheid evalueren zoals emotionele instabiliteit.
Projectieve testen
Tests die een subjectief scoringssysteem hebben en oorspronkelijk uit de psychoanalyse komen. Voorbeelden zijn de Rorschach-test en de thematic apperception test, die vaak gebruikt worden ondanks kritiek op subjectieve scoring.
Interesse test
Een test die de voorkeur van een persoon voor bepaalde onderwerpen of activiteiten meet. Het wordt gebruikt om interesses te bepalen en kan helpen bij loopbaanbegeleiding en het identificeren van geschikte loopbanen.
Gedragsprocedures
Procedures om gedrag te beschrijven, de frequentie ervan te bepalen en de oorzaken en gevolgen van gedrag te analyseren. Dit omvat gestructureerde methoden zoals interviews, observaties en zelfbeoordelingen.
Neuropsychologische test
Tests die cognitieve, sensorische, perceptuele en motorische vaardigheden meten. Voorbeelden zijn aandachts-, concentratie- en geheugentesten, sensorische testen zoals kleurenblindheidstesten en motorische testen zoals steadiness tests.
Individuele testen
Testen die op individuele basis worden afgenomen, waardoor rijke data kunnen worden verzameld, maar die ook tijdrovend en duur kunnen zijn.
Gestandaardiseerd afnemen
Het op uniforme wijze afnemen van testen, waarbij iedereen dezelfde test op hetzelfde moment krijgt, in tegenstelling tot groepstesten.
Operationaliseren
Het omzetten van theoretische concepten naar meetbare variabelen om ze te kunnen onderzoeken.
Empirische constructen
Meetbare concepten die direct waarneembaar zijn, zoals reactietijd.
Hypothetische constructen
Concepten die niet direct waarneembaar zijn en indirect gemeten moeten worden, zoals angst of burn-out.
Identiteit
Een fundamentele eigenschap van getallen die aangeeft tot welke categorie metingen behoren, zonder wiskundige waarde.
Orde
Geeft informatie over de relatieve hoeveelheid van het gemeten kenmerk, zonder de exacte grootte van het verschil aan te geven.
Kwantiteit
Geeft informatie over de grootte of hoeveelheid van het verschil tussen metingen, met gestandaardiseerde meeteenheden.
Het getal nul (0)
Kan een absoluut nulpunt aanduiden (afwezigheid van kenmerk) of een relatief nulpunt (arbitrair gekozen punt op de schaal).
Meetschalen
Classificatie van meetniveaus zoals ratio, interval, ordinaal en nominaal, waarbij ratio het meeste informatie bevat en nominaal het minste.
Variabelen
Verschillende meetbare eigenschappen of kenmerken in een dataset.
SPSS
Statistical Package for the Social Sciences, een softwareprogramma voor statistische analyses.
Sociale media gebruik
De mate waarin personen gebruikmaken van sociale media platforms.
Depressie, angst en stress (DASS)
Een vragenlijst om de mate van depressie, angst en stress te meten.
Big Five persoonlijkheidstrekken
Vijf brede persoonlijkheidsdimensies:extraversie, vriendelijkheid, zorgvuldigheid, emotionele stabiliteit en openheid voor ervaringen.
Sociale wenselijkheid (SD)
De neiging van respondenten om sociaal aanvaardbare antwoorden te geven.
Inter individuele verschillen
Verschillen tussen individuen.
Intra individuele verschillen
Verschillen binnen een individu.
Neuroticisme
Een persoonlijkheidstrek die geassocieerd is met emotionele instabiliteit en negatieve emoties.
Schaalscore
De som van scores verbonden met antwoordopties op vragen in een test.
Modus
De waarde die het meest frequent voorkomt in een dataset.
Mediaan
De middelste waarde in een geordende dataset.
Variantie
Een maat voor de spreiding van waarden in een dataset.
Standaarddeviatie
De vierkantswortel van de variantie, geeft aan hoeveel waarden afwijken van het gemiddelde.
Skewness
Een maat voor de symmetrie van de verdeling van gegevens.
Covariantie
De mate waarin twee variabelen samen variëren.
Positieve covariantie
Er is een positief verband tussen beide variabelen.
Covariantie coëfficiënt
De covariantie gedeeld door de standaarddeviatie.
Correlatie
Geeft informatie over de richting en grootte van het verband tussen variabelen.
Lambda
Wordt gebruikt om het verband tussen 2 dichotome variabelen te onderzoeken.
Chi-kwadraat
Een statistische test die kan worden gebruikt bij dichotome of categorische variabelen met meer dan 2 antwoordcategorieën.
Normaalverdeling
Een symmetrische verdeling die vaak voorkomt in de natuur en statistiek.
Transformatie meetwaarden
Het proces van het omzetten van ruwe scores naar gestandaardiseerde meetwaarden voor een betere interpretatie.
Percentage juist
De score die aangeeft hoeveel items correct zijn beantwoord, berekend als 100 x (aantal correcte items / totaal aantal items).
Rangnummers
Nummers die worden toegekend aan ruwe meetwaarden op basis van hun positie op een ordinale schaal.
Percentiele rangen
De positie van een ruwe meetwaarde in verhouding tot andere meetwaarden, uitgedrukt als een percentage.
Lineaire standaard meetwaarden
Meetwaarden die zijn omgezet naar een standaardnormale verdeling, zoals z-waarden en T-meetwaarden.
Genormaliseerde standaard meetwaarden
Ruwe meetwaarden die zijn omgezet naar een normaalverdeling voor verdere analyse.
Stanines
Een manier om normaalverdeelde scores in 9 categorieën in te delen, waarbij stanines 2 tot 8 een halve standaarddeviatie breed zijn.
Normen opstellen
Het vaststellen van standaarden voor testresultaten op basis van representatieve gegevens, om scores te interpreteren en vergelijken.
Leeftijdsnormen
Normen die rekening houden met leeftijd bij het interpreteren van testresultaten.
Percentielnormen
Normen gebaseerd op percentielen om de positie van een individu binnen een populatie te bepalen.
Betrouwbaarheid
De mate waarin verschillen tussen geobserveerde scores het gevolg zijn van verschillen tussen true scores.
Meetfouten
Fouten die optreden bij het meten van een variabele, zoals toevallige meetfouten en systematische meetfouten.
Toevallige meetfouten
Kortstondige factoren die de geobserveerde score doen afwijken van de true score.
Systematische meetfouten
Meetfouten waarbij de geobserveerde score systematisch afwijkt van de true score, relevant bij construct validiteit.
Rater bias
Meetfout veroorzaakt door verschillende beoordelaars, wat een systematische fout is.
Instrument bias
Meetfout veroorzaakt door het instrument zelf, wat een systematische fout is.