1/548
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
oplosmiddel
vloeistof waarin andere substanties oplossen
opgeloste stof
elke opgeloste substantie
hydrofiel
polaire moleculen die aangetrokken zijn tot water en er makkelijk met interacteren
hydrofoob
niet-polaire, neutrale moleculen die niet interacteren met water en niet oplossen
pH-schaal
een meting van de concentratie aan H+ ionen in een oplossing
homeostase
natuurlijk evenwicht
buffer
elke substantie die ervoor zorgt dat veranderingen in de pH, die normaal bij toevoegen van een zuur of een base optreden, tegengehouden worden
macromoleculen
organische moleculen met onbeperkte grootte, bestaan uit duizenden/miljoenen smallere moleculen
dehydratie synthese
kleinere moleculen (subeenheden) worden toegevoegd via covalente bindingen - elke keer als een subeenheid toegevoegd wordt, wordt het equivalent van een watermolecule verwijdert
hydrolyse
afbreken van macromoleculen - het equivalent van een watermolecule wordt toegevoegd elke keer wanneer een covalente binding tussen twee enkele subeenheden uit de ketting verbroken wordt
monosaccharides
simpelste vorm van koolhydraten, ringvormige structuur die bestaat uit C, O en H in een 1-2-1 verhouding
oligosaccharides
korte ketens van monosaccharides gevormd door dehydratie synthese
polysaccharides
complexe koolhydraten waarbij doormiddel dehydratie synthese duizenden monosaccharides samengevoegd worden in rechte of vertakte ketens
Triglycerides of vetten
gesynthetiseerd van een glycerol molecule en 3 vetzuurstaarten (ketting van hydrocarbons dat eindigt in een carboxylgroep - opgeslagen in vetweefsel en belangrijke bron voor energie in ons lichaam
Phospholipiden
gemodificeerde vorm van lipiden en primaire structurele component van celmembranen
steroïden
opmerkelijke andere structuur, maar niet-oplosbaar in water dus als vet gezien
polypeptide
enkele reeks van 3 tot 100 aminozuren aaneengemaakt d.m.v. dehydratie synthese
eiwit
polypeptide langer dan 100 aminozuren en met complexere structuur en functie - soms reeks van polypeptides
denaturatie
Eiwitstructuur kan permanent beschadigd geraken door veranderingen in T op pH, wat leidt tot verlies van biologische functie
enzymen
een eiwit dat als biologische katalysator fungeert (snelheid chemische reacties versnellen zonder deel te worden)
DNA of deoxyribonucleïnezuur
het genetische materiaal in levende wezens en stuurt alles wat de cel doet - zowel het organisatieplan als de instructies om het plan uit te voeren
RNA of ribonucleïnezuur
verantwoordelijk voor de uitvoering van de instructies van DNA en, in sommige gevallen, voor het reguleren van de activiteit van DNA zelf - bij sommige virussen is RNA het genetisch materiaal (i.p.v. DNA)
Adenosinetrifosfaat of ATP
een universele energiebron voor cellen omdat de bindingen tussen de fosfaatgroepen veel potentiële energie bevatten (identiek aan het adenine bevattende nucleotide in RNA, maar ATP bezit 2 extra fosfaatgroepen)
ADP of adenosinedifosfaat
anorganische fosfaatgroep
plasmamembraan
buitenmembraan waarmee alle cellen omgeven zijn, maakt beweging van sommige stoffen in en uit de cel mogelijk, beperkt de beweging van anderen en maakt de overdracht van informatie over het membraan mogelijk
eukaryoot
menselijke cellen met 3 basiscomponenten (plasmamembraan, nucleus/kern en cytoplasma)
prokaryoot
bacteriën met criteria
cytosol
zachte, gelachtige vloeistof in cytoplasma
celorganellen
verschillende microscopisch kleine structuren in cytosol
microvilli
microscopisch kleine projecties van plasmamembraan (sommige cellen hebben er talloze)
organellen
membraangeboden structuren van een cel
kernmembraan
buitenoppervlakte van kern bestaat uit dubbellaags membraan
endoplasmatisch reticulum
celorganel dat de meeste biologische moleculen synthetiseerd
blaasjes
membraangeboden bolletjes die iets in de cel omsluiten
endocytose
opnemen van stoffen die door celmembraan werden ingesloten
cytoskelet
losjes gestructureerd netwerk van vezels, microtubuli en microfilamenten
microtubuli
kleine holle buisjes
microfilamenten
dunne vaste vezels
passief transport
transporteren van een molecule zonder dat een cel energie moet gebruiken, berust op het mechanisme van diffusie
diffusie
beweging van moleculen van het ene gebied naar het andere als resultaat van deze willekeurige beweging
selectief permeabel
niet alle stoffen kunnen door diffusie passeren
osmose
de netto diffusie van water over een selectief permeabel membraan
osmotische druk
vloeistofdruk die nodig is om osmose precies tegen te gaan
ureum
neutraal afvalproduct dat door nieren uit lichaam verwijdert wordt)
actief transport
stoffen door het plasmamembraan verplaatsen tegen hun concentratiegradiënt in, energie vereist
endocytose
verplaatst materialen de cel in
exocytose
verplaatst materialen de cel uit
receptoreiwitten
eiwitten die het plasmamembraan overspannen en informatie over het membraan ontvangen en verzenden
toniciteit
relatieve concentratie van opgeloste stoffen in twee vloeistoffen
hypertoon
concentratie buiten cel is groter dan binnen de cel - cel krimpt
hypotoon
concentratie buiten cel is kleiner dan binnen de cel - cel zwelt op
metabolisme of stofwisseling
som van alle chemische reacties die plaatsvinden in het organisme
metabole route
ene reactie volgt naar de andere in geordende en voorspelbare patronen
anabolisme
moleculen samengevoegd tot grotere moleculen met meer energie - vereist energie
katabolisme
grotere moleculen worden afgebroken tot kleinere moleculen - geeft energie vrij
glucose
suikermolecuul met 6 koolstofatomen, klein molecuul met veel potentiële energie in zijn bindingen
glycogeen
opslagvorm glucose
triglyceriden
opslagvorm vet
anaëroob
zonder zuurstof
weefsels
groepen gespecialiseerde cellen die qua structuur vergelijkbaar zijn en gemeenschappelijke functies vervullen Bv: hartspierweefsel (hartspiercellen die samenwerken om bloed te pompen)
epitheelweefsels
weefsels die bestaan uit cellagen die verschillende oppervlakken en lichaamsholten bekleden en bedekken
klieren
epitheelweefsels dat gespecialiseerd zijn om producten te synthetiseren en uit te scheiden
exocriene klieren
scheiden producten af in een hol orgaan of kanaal (bv: zweetklieren)
endocriene klieren
scheiden hormonen af in de bloedbanen (bv: schildklier)
squamous epithelium
plaveisepitheel
cuboidal epithelium
kubusvormig epitheel
columnar epithelium
zuilvormig epitheel (kolomepitheel)
slijmbekercellen
cellen in het kolomepitheel die een dikke vloeistof uitscheiden dat de weefsels smeert en bacteriën, virussen en irriterende deeltjes vasthoudt
eenvoudig of simple epitheel
bestaat uit één laag en is zo dun dat moleculen er gemakkelijk doorheen kunnen
gestratificeerd epitheel
bestaat uit meerdere lagen of strata, is dikker en biedt bescherming voor onderliggende cellen
basismembraan
ondersteunende niet-cellulaire laag die zich onder de cellen van het epitheelweefsel bevindt
bindweefsel
weefsels die zachtere organen tegen de zwaartekracht in ondersteunen, lichaamsdelen met elkaar verbinden, vet opslaan en bloedcellen produceren
de matrix
Grootste deel bestaat uit niet-levend extracellulair materiaal
vezelig bindweefsel
vezelig bindweefsel dat instaat voor de verbindingen tussen verschillende lichaamsdelen en zorgt voor kracht, ondersteuning en flexibiliteit
collageen vezels
gemaakt uit eiwitten, geven kracht en zijn enigszins flexibel
elastische vezels
dunne opgerolde vezels, gemaakt uit eiwit elastine, kunnen uitrekken zonder te breken
reticulaire vezels
dunne collageenvezels die met elkaar verbonden zijn, niet altijd een element, intern structureel raamwerk voor sommige zachte organen (lever, milt, lymfeklieren)
de grondsubstantie
bevat vetcellen, mestcellen, witte bloedcellen en fibroblasten
mestcellen
gespecialiseerde bindweefselcellen die histamine afgeven
fibroblasten
cellen die verantwoordelijk zijn voor het produceren en afscheiden van eiwitten die collageen-, elastische en reticulaire vezels vormen
gespecialiseerd bindweefsel
Groep van weefsels die elk gespecialiseerd zijn om een bepaalde functie van in lichaam uit te voeren
chrondoplasten (chrondoblasten)
kraakbeenvormers, cellen, waaruit het kraakbeenweefsel wordt gevormd
lacunen
cellen ingesloten in kleine kamers
plasma
(bloed)cellen gesuspendeerd in een vloeibare matrix
rode bloedcellen
transporteren zuurstof, voedingsstoffen en afvalstoffen van en naar lichaamscellen
witte bloedcellen
functioneren in immuunsysteem dat lichaam verdedigt
bloedplaatjes
nemen deel aan stollingsproces na verwonding
vetcellen
adipocyten
spierweefsel
weefsel dat bestaat uit cellen die gespecialiseerd zijn om in te korten of samen te trekken, wat resulteert in een of andere vorm van beweging
spiervezels
dicht opeengeplakte cellen waaruit spierweefsel bestaat
zenuwweefsel
weefsel dat voornamelijk bestaat uit cellen die gespecialiseerd zijn in het opwekken en doorgeven van elektrische impulsen doorheen het hele lichaam
neuron
zenuwweefselcellen die elektrische impulsen opwekken en doorgeven
gliacellen
geven geen elektrische impulsen door, ondersteunende rol door neuronen te omringen en te beschermen en ze van voedingsstoffen te voorzien
organen
structuren die zijn samengesteld uit twee of meer weefseltypen die met elkaar verbonden zijn en die een specifieke functie of functies vervullen
orgaansystemen
groepen organen die samen een brede functie vervullen die belangrijk is voor het overleven van individueel organisme of een soort - sommige vervullen verschillende functies
grote voorste holte
borstholte + buikholte met middenrif ertussen
borstholte
twee pleuraholten (elk een long) + pericardiale holte (hart)
onderste deel buikholte
bekkenholte
kleinere achterste holte
schedelholte + wervelholte (wervelkanaal)
weefselmembranen
bestaan uit een laag bindweefsel en een laag epitheelcellen (eentje niet!) • Bekleden elke lichaamsholte en vormen onze huid