Kaarten: menselijke biologie en ziekteleer | Quizlet

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/548

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

549 Terms

1
New cards

oplosmiddel

vloeistof waarin andere substanties oplossen

2
New cards

opgeloste stof

elke opgeloste substantie

3
New cards

hydrofiel

polaire moleculen die aangetrokken zijn tot water en er makkelijk met interacteren

4
New cards

hydrofoob

niet-polaire, neutrale moleculen die niet interacteren met water en niet oplossen

5
New cards

pH-schaal

een meting van de concentratie aan H+ ionen in een oplossing

6
New cards

homeostase

natuurlijk evenwicht

7
New cards

buffer

elke substantie die ervoor zorgt dat veranderingen in de pH, die normaal bij toevoegen van een zuur of een base optreden, tegengehouden worden

8
New cards

macromoleculen

organische moleculen met onbeperkte grootte, bestaan uit duizenden/miljoenen smallere moleculen

9
New cards

dehydratie synthese

kleinere moleculen (subeenheden) worden toegevoegd via covalente bindingen - elke keer als een subeenheid toegevoegd wordt, wordt het equivalent van een watermolecule verwijdert

10
New cards

hydrolyse

afbreken van macromoleculen - het equivalent van een watermolecule wordt toegevoegd elke keer wanneer een covalente binding tussen twee enkele subeenheden uit de ketting verbroken wordt

11
New cards

monosaccharides

simpelste vorm van koolhydraten, ringvormige structuur die bestaat uit C, O en H in een 1-2-1 verhouding

12
New cards

oligosaccharides

korte ketens van monosaccharides gevormd door dehydratie synthese

13
New cards

polysaccharides

complexe koolhydraten waarbij doormiddel dehydratie synthese duizenden monosaccharides samengevoegd worden in rechte of vertakte ketens

14
New cards

Triglycerides of vetten

gesynthetiseerd van een glycerol molecule en 3 vetzuurstaarten (ketting van hydrocarbons dat eindigt in een carboxylgroep - opgeslagen in vetweefsel en belangrijke bron voor energie in ons lichaam

15
New cards

Phospholipiden

gemodificeerde vorm van lipiden en primaire structurele component van celmembranen

16
New cards

steroïden

opmerkelijke andere structuur, maar niet-oplosbaar in water dus als vet gezien

17
New cards

polypeptide

enkele reeks van 3 tot 100 aminozuren aaneengemaakt d.m.v. dehydratie synthese

18
New cards

eiwit

polypeptide langer dan 100 aminozuren en met complexere structuur en functie - soms reeks van polypeptides

19
New cards

denaturatie

Eiwitstructuur kan permanent beschadigd geraken door veranderingen in T op pH, wat leidt tot verlies van biologische functie

20
New cards

enzymen

een eiwit dat als biologische katalysator fungeert (snelheid chemische reacties versnellen zonder deel te worden)

21
New cards

DNA of deoxyribonucleïnezuur

het genetische materiaal in levende wezens en stuurt alles wat de cel doet - zowel het organisatieplan als de instructies om het plan uit te voeren

22
New cards

RNA of ribonucleïnezuur

verantwoordelijk voor de uitvoering van de instructies van DNA en, in sommige gevallen, voor het reguleren van de activiteit van DNA zelf - bij sommige virussen is RNA het genetisch materiaal (i.p.v. DNA)

23
New cards

Adenosinetrifosfaat of ATP

een universele energiebron voor cellen omdat de bindingen tussen de fosfaatgroepen veel potentiële energie bevatten (identiek aan het adenine bevattende nucleotide in RNA, maar ATP bezit 2 extra fosfaatgroepen)

24
New cards

ADP of adenosinedifosfaat

anorganische fosfaatgroep

25
New cards

plasmamembraan

buitenmembraan waarmee alle cellen omgeven zijn, maakt beweging van sommige stoffen in en uit de cel mogelijk, beperkt de beweging van anderen en maakt de overdracht van informatie over het membraan mogelijk

26
New cards

eukaryoot

menselijke cellen met 3 basiscomponenten (plasmamembraan, nucleus/kern en cytoplasma)

27
New cards

prokaryoot

bacteriën met criteria

28
New cards

cytosol

zachte, gelachtige vloeistof in cytoplasma

29
New cards

celorganellen

verschillende microscopisch kleine structuren in cytosol

30
New cards

microvilli

microscopisch kleine projecties van plasmamembraan (sommige cellen hebben er talloze)

31
New cards

organellen

membraangeboden structuren van een cel

32
New cards

kernmembraan

buitenoppervlakte van kern bestaat uit dubbellaags membraan

33
New cards

endoplasmatisch reticulum

celorganel dat de meeste biologische moleculen synthetiseerd

34
New cards

blaasjes

membraangeboden bolletjes die iets in de cel omsluiten

35
New cards

endocytose

opnemen van stoffen die door celmembraan werden ingesloten

36
New cards

cytoskelet

losjes gestructureerd netwerk van vezels, microtubuli en microfilamenten

37
New cards

microtubuli

kleine holle buisjes

38
New cards

microfilamenten

dunne vaste vezels

39
New cards

passief transport

transporteren van een molecule zonder dat een cel energie moet gebruiken, berust op het mechanisme van diffusie

40
New cards

diffusie

beweging van moleculen van het ene gebied naar het andere als resultaat van deze willekeurige beweging

41
New cards

selectief permeabel

niet alle stoffen kunnen door diffusie passeren

42
New cards

osmose

de netto diffusie van water over een selectief permeabel membraan

43
New cards

osmotische druk

vloeistofdruk die nodig is om osmose precies tegen te gaan

44
New cards

ureum

neutraal afvalproduct dat door nieren uit lichaam verwijdert wordt)

45
New cards

actief transport

stoffen door het plasmamembraan verplaatsen tegen hun concentratiegradiënt in, energie vereist

46
New cards

endocytose

verplaatst materialen de cel in

47
New cards

exocytose

verplaatst materialen de cel uit

48
New cards

receptoreiwitten

eiwitten die het plasmamembraan overspannen en informatie over het membraan ontvangen en verzenden

49
New cards

toniciteit

relatieve concentratie van opgeloste stoffen in twee vloeistoffen

50
New cards

hypertoon

concentratie buiten cel is groter dan binnen de cel - cel krimpt

51
New cards

hypotoon

concentratie buiten cel is kleiner dan binnen de cel - cel zwelt op

52
New cards

metabolisme of stofwisseling

som van alle chemische reacties die plaatsvinden in het organisme

53
New cards

metabole route

ene reactie volgt naar de andere in geordende en voorspelbare patronen

54
New cards

anabolisme

moleculen samengevoegd tot grotere moleculen met meer energie - vereist energie

55
New cards

katabolisme

grotere moleculen worden afgebroken tot kleinere moleculen - geeft energie vrij

56
New cards

glucose

suikermolecuul met 6 koolstofatomen, klein molecuul met veel potentiële energie in zijn bindingen

57
New cards

glycogeen

opslagvorm glucose

58
New cards

triglyceriden

opslagvorm vet

59
New cards

anaëroob

zonder zuurstof

60
New cards

weefsels

groepen gespecialiseerde cellen die qua structuur vergelijkbaar zijn en gemeenschappelijke functies vervullen Bv: hartspierweefsel (hartspiercellen die samenwerken om bloed te pompen)

61
New cards

epitheelweefsels

weefsels die bestaan uit cellagen die verschillende oppervlakken en lichaamsholten bekleden en bedekken

62
New cards

klieren

epitheelweefsels dat gespecialiseerd zijn om producten te synthetiseren en uit te scheiden

63
New cards

exocriene klieren

scheiden producten af in een hol orgaan of kanaal (bv: zweetklieren)

64
New cards

endocriene klieren

scheiden hormonen af in de bloedbanen (bv: schildklier)

65
New cards

squamous epithelium

plaveisepitheel

66
New cards

cuboidal epithelium

kubusvormig epitheel

67
New cards

columnar epithelium

zuilvormig epitheel (kolomepitheel)

68
New cards

slijmbekercellen

cellen in het kolomepitheel die een dikke vloeistof uitscheiden dat de weefsels smeert en bacteriën, virussen en irriterende deeltjes vasthoudt

69
New cards

eenvoudig of simple epitheel

bestaat uit één laag en is zo dun dat moleculen er gemakkelijk doorheen kunnen

70
New cards

gestratificeerd epitheel

bestaat uit meerdere lagen of strata, is dikker en biedt bescherming voor onderliggende cellen

71
New cards

basismembraan

ondersteunende niet-cellulaire laag die zich onder de cellen van het epitheelweefsel bevindt

72
New cards

bindweefsel

weefsels die zachtere organen tegen de zwaartekracht in ondersteunen, lichaamsdelen met elkaar verbinden, vet opslaan en bloedcellen produceren

73
New cards

de matrix

Grootste deel bestaat uit niet-levend extracellulair materiaal

74
New cards

vezelig bindweefsel

vezelig bindweefsel dat instaat voor de verbindingen tussen verschillende lichaamsdelen en zorgt voor kracht, ondersteuning en flexibiliteit

75
New cards

collageen vezels

gemaakt uit eiwitten, geven kracht en zijn enigszins flexibel

76
New cards

elastische vezels

dunne opgerolde vezels, gemaakt uit eiwit elastine, kunnen uitrekken zonder te breken

77
New cards

reticulaire vezels

dunne collageenvezels die met elkaar verbonden zijn, niet altijd een element, intern structureel raamwerk voor sommige zachte organen (lever, milt, lymfeklieren)

78
New cards

de grondsubstantie

bevat vetcellen, mestcellen, witte bloedcellen en fibroblasten

79
New cards

mestcellen

gespecialiseerde bindweefselcellen die histamine afgeven

80
New cards

fibroblasten

cellen die verantwoordelijk zijn voor het produceren en afscheiden van eiwitten die collageen-, elastische en reticulaire vezels vormen

81
New cards

gespecialiseerd bindweefsel

Groep van weefsels die elk gespecialiseerd zijn om een bepaalde functie van in lichaam uit te voeren

82
New cards

chrondoplasten (chrondoblasten)

kraakbeenvormers, cellen, waaruit het kraakbeenweefsel wordt gevormd

83
New cards

lacunen

cellen ingesloten in kleine kamers

84
New cards

plasma

(bloed)cellen gesuspendeerd in een vloeibare matrix

85
New cards

rode bloedcellen

transporteren zuurstof, voedingsstoffen en afvalstoffen van en naar lichaamscellen

86
New cards

witte bloedcellen

functioneren in immuunsysteem dat lichaam verdedigt

87
New cards

bloedplaatjes

nemen deel aan stollingsproces na verwonding

88
New cards

vetcellen

adipocyten

89
New cards

spierweefsel

weefsel dat bestaat uit cellen die gespecialiseerd zijn om in te korten of samen te trekken, wat resulteert in een of andere vorm van beweging

90
New cards

spiervezels

dicht opeengeplakte cellen waaruit spierweefsel bestaat

91
New cards

zenuwweefsel

weefsel dat voornamelijk bestaat uit cellen die gespecialiseerd zijn in het opwekken en doorgeven van elektrische impulsen doorheen het hele lichaam

92
New cards

neuron

zenuwweefselcellen die elektrische impulsen opwekken en doorgeven

93
New cards

gliacellen

geven geen elektrische impulsen door, ondersteunende rol door neuronen te omringen en te beschermen en ze van voedingsstoffen te voorzien

94
New cards

organen

structuren die zijn samengesteld uit twee of meer weefseltypen die met elkaar verbonden zijn en die een specifieke functie of functies vervullen

95
New cards

orgaansystemen

groepen organen die samen een brede functie vervullen die belangrijk is voor het overleven van individueel organisme of een soort - sommige vervullen verschillende functies

96
New cards

grote voorste holte

borstholte + buikholte met middenrif ertussen

97
New cards

borstholte

twee pleuraholten (elk een long) + pericardiale holte (hart)

98
New cards

onderste deel buikholte

bekkenholte

99
New cards

kleinere achterste holte

schedelholte + wervelholte (wervelkanaal)

100
New cards

weefselmembranen

bestaan uit een laag bindweefsel en een laag epitheelcellen (eentje niet!) • Bekleden elke lichaamsholte en vormen onze huid