H2 Onderzoeksmethoden Sociaal-Psychologie

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
GameKnowt Play
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/133

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

100 flashcards in de stijl Vraag en Antwoord (Question and Answer) over onderzoeksmethoden uit de college-notities in het Nederlands.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

134 Terms

1
New cards

Wat is de cyclische aard van de wetenschappelijke kennisverwerving zoals beschreven in de tekst?

Een cyclus van hypothese opstellen, voorspelling toetsen door observatie, waarna een theorie ontstaat; theorieën worden bekritiseerd en uiteindelijk overtroffen.

2
New cards

Welke drie criteria worden genoemd om een theorie te beoordelen?

Eenvoud, volledigheid en generativiteit.

3
New cards

Wat betekent generativiteit in een theorie?

De mate waarin een theorie aanleiding kan geven tot vervolgonderzoek.

4
New cards

Waarom bevatten theorieën idealiter een beperkt aantal variabelen?

Om ze nauwkeurig te houden, alle relevante informatie te omvatten en vervolgonderzoek mogelijk te maken.

5
New cards

Wat gebeurt er met theorieën na kritiek?

Ze worden bekritiseerd en uiteindelijk overtroffen.

6
New cards

Waaruit kan een onderzoeksidee ontstaan volgens 1.1?

Uit dagelijkse observaties, theorieën, literatuur en intuïtie/persoonlijke ervaringen.

7
New cards

Waarom is literatuuronderzoek belangrijk bij het formuleren van een onderzoeksvraag?

Om te zien of er al evidentie is en om mogelijk antwoorden uit eerder onderzoek te halen.

8
New cards

Wat zijn primaire bronnen?

De onderzoeken zelf die gepubliceerd zijn.

9
New cards

Wat zijn secundaire bronnen?

Beschrijven samenvattend onderzoeksbevindingen, zoals handboeken.

10
New cards

Wat is Web of Science als databank?

Een databank die literatuur snel en gemakkelijk toegankelijk maakt, maar niet kosteloos is.

11
New cards

Wat biedt een stamboomstructuur in literatuuronderzoek?

Informatie over het netwerk van onderzoek naar een bepaald thema, via referenties en citaties.

12
New cards

Hoe kan literatuuronderzoek een onderzoeksvraag preciezer maken?

Door op zoek te gaan naar specifieke condities en relevante bevindingen.

13
New cards

Wat zijn conceptuele variabelen?

Abstracte variabelen zoals conformiteit, attitude, geweld, discriminatie, groepsdruk en agressie.

14
New cards

Wat is een operationele variabele?

De manipulatie of meting van een conceptuele variabele.

15
New cards

Wat is een operationele definitie?

De procedure om conceptuele variabelen te meten of te manipuleren.

16
New cards

Kunnen er meerdere operationele variabelen voor één concept bestaan?

Ja, maar geen enkele operationele variabele dekt volledig de conceptuele variabele.

17
New cards

Geef een voorbeeld van een operationele variabele voor agressie.

Shockintensiteit als operationalisering van agressie.

18
New cards

Wat is begripsvaliditeit?

De mate waarin de manipulat ie en meetinstrumenten daadwerkelijk de beoogde conceptuele variabele meten.

19
New cards

Welke twee categorieën van metingen ontstaan uit operationalisering?

Zelfbeschrijving en observatie.

20
New cards

Wat is zelfbeschrijving?

Deelnemers beschrijven gedachten, gevoelens en gedrag via vragenlijsten.

21
New cards

Wat is de Diener welzijnsvragenlijst?

Een veelgebruikte zelfbeschrijvingsmethode voor subjectief welbevinden met hoge begripsvaliditeit.

22
New cards

Waarom zijn schalen vaak beter dan één enkele vraag?

Om vertekeningen te verminderen en betrouwbaardere metingen te verkrijgen.

23
New cards

Wat betekent interne consistentie?

De mate waarin de vragen op een vragenlijst met elkaar samenhangen en hetzelfde concept meten.

24
New cards

Wat is socialewenselijkheidsvertekening?

De neiging om jezelf positief te presenteren.

25
New cards

Wat is inwilligingstendens?

De neiging om akkoord te gaan en het hoge einde van een schaal te kiezen.

26
New cards

Welke schaal is het meest populair voor zelfrapportage?

De Likert-schaal.

27
New cards

Hoe wordt de eindscore op een Likert-schaal berekend?

Als som of als gemiddelde van de scores op alle items.

28
New cards

Wat is interbeoordelaarsbetrouwbaarheid?

De mate waarin verschillende waarnemers hetzelfde gedrag rapporteren.

29
New cards

Waarom zijn codeerschema’s belangrijk in observatie?

Zodat het gedrag systematisch en reproduceerbaar beoordeeld kan worden.

30
New cards

Welke bias beïnvloedt vaak zelfbeschrijvingen en observaties?

Sociale wenselijkheid en inwilligingstendens.

31
New cards

Wat is het volgeorde-effect in beoordelingen?

Beoordelingen kunnen beïnvloed worden door de volgorde waarin stimuli of kandidaten verschijnen.

32
New cards

Hoe werd het volgorde-effect geïllustreerd in de notes?

Bij de finalisten van de Koningin Elisabethwedstrijd leidden de volgorde en de laatste dagen tot hogere beoordelingen.

33
New cards

Hoe kunnen innerlijke toestanden gemeten worden?

Met instrumenten zoals hartritme, hormoonspiegels en technieken uit de neurowetenschap.

34
New cards

Waarom vormen observatiemethoden een goede aanvulling op zelfbeschrijvingen?

Gedrag zegt vaak meer dan woorden en observatie kan objectiever zijn.

35
New cards

Welke beperkingen kennen zowel observatie als zelfbeschrijvingen?

Geen van beide is perfect; elk heeft beperkingen en kan beïnvloed worden door biases.

36
New cards

Wat is beschrijvend onderzoek?

Doel: beschrijven van gedachten, gevoelens en gedragingen in realistische, natuurlijke of archiefcontexten zonder voorafgaande hypothese.

37
New cards

Wat houdt observationeel onderzoek in?

Systematische observatie van personen in natuurlijke situaties.

38
New cards

Wat is archiefonderzoek?

Bestuderen van bestaande verslagen en documenten zoals krantenartikelen, dagboeken en misdaadstatistieken.

39
New cards

Wat is een opiniepeiling?

Vraagstelling over attitudes en gedragingen met veralgemening naar de populatie.

40
New cards

Hoe zorg je voor representatieve steekproeven?

Zorg dat respondenten uit elke laag van de populatie vertegenwoordigd zijn.

41
New cards

Wat is correlationeel onderzoek?

Onderzoek naar de relaties tussen variabelen en het kwantitatief samenvatten van die samenhang met correlatiecoëfficiënten.

42
New cards

Wat betekent de correlatiecoëfficiënt?

Een getal tussen -1 en 1 dat de sterkte en richting van de samenhang weergeeft.

43
New cards

Wat betekent een positieve correlatie?

Hoge scores op de ene variabele komen samen met hoge scores op de andere.

44
New cards

Wat betekent een negatieve correlatie?

Hoge scores op de ene variabele komen samen met lage scores op de andere.

45
New cards

Wat is een moderatie- of interactie-effect?

Het effect van een onafhankelijke variabele op een afhankelijke variabele hangt af van de waarde van een derde variabele.

46
New cards

Geef een voorbeeld van een moderatie-effect.

Het effect van geweldattitudes op agressie hangt af van het geslacht van de deelnemer.

47
New cards

Wat illustreert het MAOA-voorbeeld in correlatie-onderzoek?

De relatie tussen ooit mishandeld zijn en antisociaal gedrag is sterker bij lage MAOA-activiteit dan bij hoge.

48
New cards

Wat is het belangrijkste verschil tussen correlatie en experiment?

Correlatie toont samenhang zonder causaliteit; experiment manipuleert en controleert om causaliteit vast te stellen.

49
New cards

Wat houdt random assignment in?

Elke deelnemer heeft gelijke kans om in elke experimentele conditie terecht te komen.

50
New cards

Waarom is random assignment belangrijk?

Verwijdert systematische verschillen tussen groepen en vergroot causaliteitsinterpretatie.

51
New cards

Wat is het doel van een controlegroep?

Een vergelijkingspunt om de richting en grootte van het effect te bepalen en interne validiteit te controleren.

52
New cards

Wat toont het BoBo-Doll-experiment aan?

We leren niet alleen door eigen ervaringen, maar ook door watching modellen; imitatie en sociale leertheorie.

53
New cards

Wat zijn hoofdeffecten in experimenteel onderzoek?

De effecten van elke onafhankelijke variabele op de afhankelijke variabele, zonder rekening te houden met andere variabelen.

54
New cards

Wat is een interactie- of moderatie-effect?

Het effect van een onafhankelijke variabele hangt af van het niveau van een andere onafhankelijke variabele.

55
New cards

Hoe kun je een interactie-effect herkennen in een staafdiagram?

Als de lijnen elkaar snijden; parallel lijnen duiden op geen interactie.

56
New cards

Wat betekent statistische significantie?

Een resultaat is significant als de kans op toeval kleiner is dan 5% (p < .05) bij de analyse.

57
New cards

Waarom is replicatie belangrijk in onderzoek?

Om te controleren of bevindingen herhaalbaar en robuust zijn onder verschillende omstandigheden.

58
New cards

Wat is interne validiteit?

De mate waarin variatie in de afhankelijke variabele kan worden toegeschreven aan de onafhankelijke variabele, met controle op alternatieve verklaringen.

59
New cards

Wat is externe validiteit?

De mate waarin de resultaten generaliseerbaar zijn naar andere personen en situaties.

60
New cards

Wat is experimenteel realisme?

De mate waarin de experimentele situatie als echt wordt ervaren door de deelnemers, ongeacht overeenstemming met de echte wereld.

61
New cards

Wat draagt bij aan externe validiteit volgens de tekst?

Experimenteel realisme en wereldrealisme vergroten de kans dat bevindingen op andere contexten gelden.

62
New cards

Wat is de rol van deceptie in experimenten?

Deceptie kan het experimenteel realisme verhogen, maar vereist een debriefing om de schade te herstellen.

63
New cards

Wat is de debriefing in ethische evaluaties?

Na deceptive procedures moet het werkelijke doel en de gebeurtenissen worden onthuld en negatieve gevoelens worden weggenomen.

64
New cards

Wat is geïnformeerde toestemming?

Deelnemers geven expliciete toestemming nadat zij begrijpen waar het onderzoek over gaat en wat deelname inhoudt.

65
New cards

Waarom is misleiding verboden wat betreft risico's?

Misleiding over lichamelijke risico’s, ongemak of emotionele ervaringen is verboden; minder essentiële informatie mag wel achtergehouden worden.

66
New cards

Wat is de rol van institutionele beoordelingscommissies?

Beschermen het welzijn van deelnemers en evalueren ethische aspecten van de studies.

67
New cards

Welke kwestie rond waarden en wetenschap wordt genoemd?

Waarden en ideologie kunnen de keuzes over wat wel of niet bestudeerd wordt en hoe resultaten geïnterpreteerd worden beïnvloeden.

68
New cards

Hoe kunnen ideologie en funding onderzoek beïnvloeden?

Onderwerpen worden gekozen met het oog op financiering en mogelijke publicatiewins; dit kan subjectiviteit beïnvloeden.

69
New cards

Hoe wordt academisch succes gemeten volgens de noten?

Aantal artikelen in peer-reviewed tijdschriften en citaties, en het vermogen om onderzoeksfinanciering te krijgen.

70
New cards

Welke risico's bestaan bij competitieve financiering?

Risico op onethisch gedrag en het verkiezen van сала onderwerpen die aantrekkelijker zijn voor fondsen.

71
New cards

Wat is het doel van replicatie nog eens?

Bevestigen dat resultaten zich onder herhaalde toedracht constant voordoen en algemeen geldig zijn.

72
New cards

Wat is de rol van realisme in de onderzoekscontext?

Zeker stellen dat onderzoeksomstandigheden aansluiten bij echte wereldsituaties waar men in werkt.

73
New cards

Wat betekent 'stamboomstructuur' in literatuuronderzoek?

Het netwerk van verwijzingen en citaties dat aangeeft hoe artikelen onderling verwijzen en zich naar elkaar verhouden.

74
New cards

Wat is een voorbeeld van een sociale variabele genoemd in de noten?

Conformiteit, attitude, agressie, discriminatie en groepsdruk zijn voorbeelden van conceptuele variabelen.

75
New cards

Hoe kan de verhouding tussen variabelen in longitudinaal onderzoek worden onderzocht?

Door metingen op meerdere tijdstippen uit te voeren om mogelijk causaliteitsrelaties te onderzoeken.

76
New cards

Wat is het verschil tussen beschrijvend en correlationeel onderzoek?

Beschrijvend onderzoek beschrijft de fenomenen zonder voorspelling; correlationeel onderzoek onderzoekt relaties tussen variabelen.

77
New cards

Welke rol speelt de geloofwaardigheid van de literatuur in hypothesevorming?

Literatuur helpt bij het formuleren van beknopte, toetsbare hypothesen en het leggen van basis voor theorie.

78
New cards

Waarom is het belangrijk om verschillende operatieve definities te gebruiken?

Om te voorkomen dat geen enkele operationalisatie alle conceptuele variabelen volledig dekt en om robustheid te testen.

79
New cards

Wat is het effect van omgevingscondities op de validiteit van een studie?

Context kan de bevindingen beïnvloeden; replicatie in verschillende contexten verhoogt externe validiteit.

80
New cards

Welke rol speelt de proefleidereffect in de interpretatie van bevindingen?

De verwachtingen van de proefleider kunnen het gedrag van deelnemers beïnvloeden en de resultaten sturen.

81
New cards

Wat is de kern van ethiek in sociale psychologie zoals genoemd in de notes?

Bescherming van de deelnemers tegen schade, gerechtvaardigde onderzoeksdoelstellingen en verantwoorde publicatie.

82
New cards

Welke twee vormen van validiteit worden genoemd als essentieel voor onderzoek?

Interne validiteit (causaliteit binnen de studie) en externe validiteit (generaliseerbaarheid buiten de studie).

83
New cards

Wat betekent 'wereldrealisme' in de context van externe validiteit?

Hoe realistisch de onderzoekssituatie is in vergelijking met de echte wereld.

84
New cards

Wat gebeurt er als de resultaten niet gerepliceerd kunnen worden?

De betrouwbaarheid en generaliseerbaarheid van de bevindingen kunnen worden betwijfeld.

85
New cards

Hoe kan men de invloed van vraagformulering minimaliseren?

Door gebruik te maken van meerdere vragen en neutrale bewoordingen, en door validiteit van de schaal te verbeteren.

86
New cards

Wat is een voorbeeld van een ethische overweging bij het gebruiken van deception?

Balans tussen onderzoeksdoel en mogelijke psychologische schade; debriefing is verplicht.

87
New cards

Welke maatstaf wordt vaak gebruikt om significantie te beoordelen?

Een drempel van p < .05.

88
New cards

Wat is een voordeel van longitudinaal onderzoek?

Geeft aanwijzingen voor causaliteit door tijdsvolgorde van variabelen aan te geven.

89
New cards

Wat is het doel van een codeerschema bij observatie?

Gelijke en betrouwbare beoordeling van gedrag door verschillende waarnemers.

90
New cards

Waarom is de betrouwbaarheid van meetinstrumenten belangrijk?

Zorgt ervoor dat metingen betrouwbaar zijn en vergelijkbaar across time and groups.

91
New cards

Welke relatie heeft 'hoge externe validiteit' met replicatie?

Replicatie in verschillende contexten vergroot externe validiteit.

92
New cards

Hoe werkt de term 'interne validiteit' in een experimenteel onderzoek?

Aangeeft in hoeverre uitschijdingen in de afhankelijke variabele verklaard kunnen worden door de manipulatie van de onafhankelijke variabele.

93
New cards

Wat gebeurt er als er geen randomisatie is in een onderzoek?

Nieuwe verschillen tussen groepen kunnen bestaan die de conclusie kunnen vertekenen.

94
New cards

Wat is de kern van 'depressie en waarneming' in de context van neurowetenschap?

Neurowetenschap registreert innerlijke processen, maar interpretatie vereist zorgvuldige context.

95
New cards

Welke factoren dragen bij aan de sociale wenselijkheid in zelfrapportage?

Druk om een positief beeld te geven, vooral bij gevoelige onderwerpen.

96
New cards

Welke voordelen biedt 'observatie' als onderzoeksinstrument?

Objectiever dan zelfrapportage en kan gedrag beter vastleggen.

97
New cards

Wat kan de volgorde van stimuli doen in een proef?

Beïnvloeden van responscappen en observaties door volgorde-effecten.

98
New cards

Wat is de 'proefleidereffect' in één zin?

De verwachtingen van de onderzoeker kunnen de reacties van deelnemers beïnvloeden.

99
New cards

Waarom is debriefing essentieel bij deception?

Om het ware doel en de redenen van de opzet uit te leggen en negatieve gevoelens weg te nemen.

100
New cards

Hoe beïnvloedt ethiek de vraagstelling in onderzoek?

Ethische normen beperken wat onderzocht kan worden en hoe data geanalyseerd wordt.