1/24
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
Rustpotentiaal
Standaard potentiaalverschil van -65 mV. Meer natrium, chloor en calcium buiten de cel. Meer kalium en aminozuren in de cel.
EPSP (Exciterend postsynaptisch potentiaal)
Signaal waarbij de lading van een neuron positiever wordt (depolarisatie), waardoor het ontstaan van een actipotentiaal waarschijnlijker wordt.
IPSP (Inhiberend postsynaptisch potentiaal)
Signaal waarbij de lading van een neuron negatiever wordt (hyperpolarisatie), waardoor het ontstaan van een actiepotentiaal minder waarschijnlijk wordt.
Spanningsafhankelijke natriumkanalen
Als deze open zijn stroomt natrium de cel in, waardoor de lading toeneemt tot 40 mV en de kanalen in inactieve toestand komen.
Spanningsafhankelijke kaliumkanalen
Pompen kalium de cel uit, waardoor de cel repolariseert.
L-type calciumkanalen
Presynaptische kanalen die calcium de cel in laten stromen. Calcium bindt vervolgens aan vesicles met neurotransmitters voor vrijgifte.
Glutamaat
Neurotransmitter met exciterende werking. Werkt op NMDA, AMPA EN kainate (ionotrope receptoren) en group I, II en III (metabotrope receptoren). Wordt verwijderd uit synapsspleet door EAATS’s.
GABA
Neurotransmitter met inhiberende werking. Werkt op GABAA voor chloor instroom en GABAB voor activatie van de kaliumpomp. Wordt verwijderd uit synapsspleet door GAT.
NMDA, AMPA, kainate en group I receptoren
Activatie heeft een exciterende werking. Receptoren zijn Ga/q-gekoppeld en zorgen voor de vorming van IP3, wat leidt tot meer intracellulair calcium.
Group II en III receptoren
Activatie heeft een inhiberende werking. Receptoren zijn Gi-gekoppeld en zorgen voor de vorming van cAMP, wat leidt tot meer intracellulair eiwit.
LTP (long term potentiation)
Toename van synaptische sterkte door glutamaatactivatie van AMPA en NDMA receptoren en instroom van calcium. Zorgt ook voor meer AMPA receptoren.
Focale epilepsie
Begint in 1 hersenhelft. Bewustzijn kan zowel behouden als verminderd zijn.
Gegeneraliseerde epilepsie
Begint in beide hersenhelften. Varianten zijn absence, tonisch en clonisch
Spinothalamische baan
Geeft signalen door aan de thalamus. Wordt geactiveerd door glutamaat, substance P en CGRP.
TRP kanalen (transient receptor potential)
Worden geactiveerd door temperatuur, pijn, chemische stoffen en mechanische prikkels. Zorgen voor instroom van natrium en calcium.
Bradykinine
Komt vrij bij weefselschade. Activeert B2-receptor, waardoor TRPV1 gefosforyleert wordt en makkelijker open gaat.
Prostaglandines
Komen vrij door bradykinine. Blokkeren hyperpolariserende kaliumkanalen en kationkanalen.
ATP
Bindt aan P2X-kanalen, wat leidt tot depolarisatie.
Dalende baan
Inhibitie van pijn. Amygdala - hypothalamus en cortex - PAG - RVM - dorsale hoorn - GABA afgifte.
Werking opioïden ruggengraat
Blokkeren presynaptische calciumkanalen en activeren postsynaptische kaliumkanalen.
Werking opioïden supraspinaal
Binden aan mu-receptoren in het PGA en de RVM, wat zorgt voor minder GABA en de dalende baan activeert.
Pijnladder
Paracetamol
NSAID
Zwakwerkende opioïd
Sterkwerkende opioïd oraal
Sterkwerkende opioïd IV
Noradrenaline
Neurotransmitter die bindt aan alfa en bèta adrenerge receptoren. Heropname via NET.
Serotonine (5-HT)
Neurotransmitter die bindt aan verschillende 5-HT receptoren. Heropname via SERT.
Dopamine
Neurotransmitter die bindt aan GPCR’s. Heropname via DAT.