1/212
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
l'arc-en-ciel
de regenboog
la boue
de modder
la campagne
het platteland
la cascade
de waterval
le champ
het veld
le ciel
de hemel
la colline
de heuvel
la côte
de kust
le désert
de woestijn
la dune
de duin
l'étang
de vijver
l'étoile
de ster
la flaque
de plas
le fleuve
de stroom
la forêt
het bos, het woud
l'herbe
het gras
l'île
het eiland
le lac
het meer
la lune
de maan
la mer
de zee
la montagne
de berg
la nature
de natuur
le palmier
de palmboom
le paysage
het landschap
la pierre
de steen
la plage
het strand
la rivière
de rivier
le rocher
de rots
le sable
het zand
le sentier
het pad
le sommet
de top
la terre
de aarde
la vague
de golf
le volcan
de vulkaan
l'automme
de herfst
le brouillard
de mist
le bulletin météo
het weerbericht
la canicule
de hittegolf
le climat
het klimaat
le coucher de soleil
de zonsondergang
le degré
de graad
l'éclair
de bliksem
l'éclaircie
de opklaring
l'été
de zomer
le gel
de vrieskou
la gréle
de hagel
l'hiver
de winter
le lever de soleil
de zonsopgang
le nuage
de wolk
l'orage
het onweer
le printemps
de lente
la température
de temperatuur
la tempête
de storm
le tonnerre
de donder
ensoleillé(e)
zonnig
humide
vochtig
nuageux/nuageuse
bewolkt
orageux, orageuse
onweerachtig
pluvieux, pluvieuse
regenachtig
sec/sèche
droog
variable
wisselvalig
annoncer
aankondigen, voorspellen
briller
schitteren
il grêle/ il tombe de la grêle
het hagelt
Il ya des nuages
er zijn wolken
il ya du soleil
de zon schijnt
il ya du vent
Er is wind. Het waait.
attraper un rhume
een verkoudheid oplopen
avoir chaud / froid
het warm/koud hebben
avoir de la fièvre
koorts hebben
avoir des nuasées
zich misselijk voelen
avoird des vertiges
duizelig zijn
avoir la grippe
griep hebben
avoir la tête qui tourne
zich draaierig voelen
avoir le bras cassé
een gebroken arm hebben
avoir le nez bouché
een verstopte neus hebben
avoir mauvaise mine
er slecht uitzien
se blesser
zich kwetsen
faire mal
pijn doen
se gratter
(zich) krabben
prescrire
voorschrijven
saigner
bloeden
se brûler
zich verbranden
se casser (le bras)
(zijn arm) breken
se couper (à)
zich snijden (in)
se faire mal (à)
zich pijn doen (aan)
se fouler ( la cheville)
(zijn enkel) verstuiken
se sentir mal
zich slecht voelen
s'évanouir
flauwvallen
tomber
vallen
tomber malade
ziek worden
tousser
hoesten
vomir
overgeven
l'ambulance
de ziekenwagen
la clinique
het ziekenhuis
le/la dentiste
de tandarts
le docteur
de dokter
l'hôpital
het ziekenhuis
l'infirmerie
de ziekenboeg
l'infirmier
de verpleger