biodiversiteit
Het aantal soorten planten en dieren dat in een bepaald gebied voorkomt.
broeikasgassen
Gassen (waterdamp, koolstodioxide, methaan, distikstof-oxide en ozon) in de atmosfeer die bijdragen aan het verhogen en in stand houden van de evenwichtstemperatur van de aarde.
dendrochronologie
Gebruik van groeiringen van bomen om ouderdom ervan en om de eigenschappen van het klimaat in de groeiperiode van de bomen te bepalen.
diepwaterpomp
De daling van zeewater door afkoeling en een hoog zoutgehalte in de afzinkgebieden op hoge breedte. De daling bevordert de oceanische circulatie en verbindt de warme bovenstromen en de koude onderstromen in de oceanen met elkaar.
duurzame energiebronnen
Hernieuwbare energiebronnen zonder uitstoot van broeikas-gassen, zoals waterkracht, windkracht, zonne-energie en biobrandstoffen.
emissiehandel
Handelssysteem voor de handel in uitstoot van CO2
fossielenonderzoek
Techniek om it de versteende restanten van planten en dieren (fossielen) informatie te verkrijgen over het klimaat in een bepaalde tijdsperiode.
glaciale wip
lIstijdtheorie die de afwisseling van ijstijden en inter-glacialen verklaart door verticale bewegingen in de aardkorst.
hogedrukgebied
Gebied met hoge luchtdruk en daardoor een dalende luchtbeweging en het uitstromen van lucht naar alle richtingen (divergentie).
Holoceen
Het huidige, 10.000 jaar geleden begonnen, geologische tijdvak.
ijskernenonderzoek
Onderzoek van ijs in een ijskap voor informatie over de samenstelling van gassen in de lucht ten tijde van de vorming van het ijs. Die samenstelling is een indicatie voor de temperatur in die periode.
ijstijd (glaciaal)
Perioden tijdens het Pleistoceen waarbij de julitemperatur onder 10 °C daalde.
isotopenonderzoek
Isotopen van de chemische elementen koolstof (C) en zuurstof (O) worden veel gebruikt bij klimaatonderzoek.
keileem
Een grondsoort die bestaat it een ongesorteerd mengsel van keien, grind, zand en leem.
klimaatconferentie
Jaarlijkse bijeenkomst waarin landen proberen gezamenlijk afspraken te maken over maatregelen om klimaat-verandering te beperken.
koolstofbalans
Balans van de toevoer en afvoer van CO2 naar de atmosfeer, afgeleid uit de opslag van koolstof in een aantal reservoirs: atmosfeer, ondiepe en diepe ocean, land, planten en fossiele brandstoffen.
koolstofdatering
Methode om de ouderdom van organisch material te bepalen met behulp van de isotoop 14C.
kustverdediging
Het beschermen van kust door het verhogen en versterken van zeewerende dijken (harde kustverdediging) en duinen (zachte kustverdediging).
Kwartair
Jongste geologische periode die 2.500.000 jaar geleden begon en bestaat it Pleistoceen en Holoceen.
lagedrukgebied
Gebied met lage luchtdruk en dus met een opstijgende luchtbeweging en het toestromen van lucht it alle richtingen (convergentie).
landschapszone
Groot gebied dat de breedtezones volt en die wat betreft de opbouw en werking van klimaat, plantengroei, water en bodem een eenheid vormt.
moesson
Een passaat waarbii sprake is van een halfiaarliikse omkering van de windrichting. In de zomer is er een natte moesson en in de winter een droge moesson.
neerslagvariabiliteit
De mate waarin de werkelijke jaarlijkse neerslag afwijkt van de gemiddelde neerslag volgens de klimaatgegevens.
oceanische circulatie
Het stromingspatroon van het zeewater in de oceanen.
paleoklimaat
De klimaten in het geologische verleden.
paleomagnetisme
De richting van het magnetisch veld in een gesteente.
passaat
Constant waaiende winden aan het aardoppervlak van het subtropisch hogedrukgebied rond de 30° breedte naar de Intertropische Convergentiezone (ITCZ) rond de evenaar.
pingoruïne
Restant van een heuvel (pingo) die ontstond doordat tijdens de laatste iistiid een islens de bodem tientallen meters omhoogdrukte.
Pleistoceen
Geologisch tijdvak dat 2.500.000 jaar geleden begon en
10.000 jaar geleden eindigde.
pollenonderzoek
Techniek om de plantengroei en het klimaat in een bepaalde periode te reconstrueren aan de hand van stuifmeelkorrels (pollen) van planten in oude lagen sediment.
steenzout
Zoutlagen ontstaan door indamping van zouthoudend water van een binnenzee of meer in een zeer droog en warm klimaat (BW- en BS-klimaat).
stralingsbalans
Het saldo op een bepaalde plaats aan het aardoppervlak van de inkomende kortgolvige straling van de zon en de langgolvige uitstraling van de aarde. Dit saldo kan positief (stralingsoverschot) of negatief (stralingstekort) zijn.
stuwwal
Door landijs tijdens het Saalien tot een heuvel opgeduwd materiaal.
terugkoppelingsmechanismen
Effecten die het warmer worden van het klimaat ofwel versterken (positive terugkoppelingsmechanismen) ofwel verzwakken (negatieve terugkoppelingsmechanismen).
tussenijstijd (interglaciaal)
Periode met een julitemperatur boven 10 °C.
U-dal
Dal met een U-vorm: platte bodem en aan weerszijden steile hellingen. Ontstaat vooral door uitschuring van een dal door een gletsjer.
versterkte broeikaseffect
Versterking van het natuurlijke broeikaseffect doordat de mens broeikasgassen als kool(stof) dioxide (CO,), methaan
(CH), distikstofoxide en cfk's in de lucht brengt.
verzilting
Toename van de concentratie aan zouten in en op de bodem. Is vaak het gevolg van het verdampen van irrigatiewater.
zwerfsteen
Kei of steen die door een gletsjer of ijskap van zijn oorsprongsgebied is weggevoerd en elders afgezet.