1/20
ADHD
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Wat is ADHD?
ADHD kent twee hoofdkenmerken: aandachtsproblemen en hyperactiviteit-impulsiviteit.
Voorbeelden hiervan zijn: snel afgeleid zijn, moeite met concentratie, druk gedrag en moeite met wachten op de beurt.
ADHD wordt pas vastgesteld als deze gedragingen leiden tot ernstige beperkingen in het functioneren van het kind (DSM-5).
Niet elk druk kind heeft ADHD.
Bij het ouder worden nemen vaak de hyperactiviteit en impulsiviteit af, maar kan er nog steeds innerlijke onrust zijn.
Aandachtsproblemen blijven vaak bestaan, mede door toenemende eisen vanuit werk of studie.
Gedragsmodel (Safren)
Volgens het gedragsmodel van Safren et al. (2005) hebben volwassenen met ADHD vaak problemen met compenserende strategieën, zoals moeite met plannen en organiseren, wat leidt tot problemen op school en werk.
Ze hebben vaak moeite om taken op tijd af te maken, en kampen vaak met een geschiedenis van slechte prestaties en relationele problemen.
(Bv. op de universiteit kunnen ADHD-studenten moeite hebben met op tijd komen, aandacht vasthouden en grote projecten afmaken, wat kan leiden tot studievertraging of uitval zonder diploma.
Deze schoolproblemen kunnen later resulteren in minder kansen op werk.
Volwassenen met ADHD hebben vaak moeite met deadlines halen, efficiënt werken en nauwkeurigheid, wat kan leiden tot ontslag of frequente baanwisselingen.
In relaties ontstaan vaak frustraties door slechte organisatie en planning, waardoor huishoudelijke taken en taakverdeling moeizaam verlopen.
Stemmingsschommelingen kunnen ook relationele spanningen veroorzaken.)
Negatieve ervaringen kunnen leiden tot disfunctionele gedachten, zoals het vermijden van taken uit angst om te falen, wat de stemming beïnvloedt en het gebruik van compenserende strategieën vermindert, waardoor een vicieuze cirkel ontstaat.
👉 De behandeling van ADHD bij volwassenen moet rekening houden met al deze aspecten om zowel de symptomen als de functionele beperkingen te verbeteren.
Toename van diagnoses en medicatie
ADHD is bekender geworden in de afgelopen decennia → meer diagnoses.
Positief: kinderen die vroeger als "lastig" werden gezien, krijgen nu hulp.
Negatief: exponentiële stijging van medicatievoorschriften sinds 1996.
Mogelijk worden nu ook kinderen gediagnosticeerd die de diagnose niet echt nodig hebben
Prevalentie en diagnose
Prevalentie en diagnose
ADHD komt wereldwijd voor.
Bij kinderen: ±5% heeft ADHD; bij volwassenen: 2-3%
Er bestaat geen objectieve medische of psychologische test voor ADHD; het is een gedragsdiagnose.
Diagnose gebeurt op basis van observeerbaar gedrag, zoals zwakke concentratie en gebrekkige zelfcontrole
ADHD bij volwassenen
Volwassenen met ADHD passen zich vaak aan, bv. door banen met weinig bureauwerk te kiezen.
Toch blijven subtiele klachten en beperkingen bestaan.
Het verschil in prevalentie tussen jongens en meisjes in de kindertijd verdwijnt op volwassen leeftijd
Comorbiditeit bij volwassenen
ADHD bij volwassenen gaat vaak samen met andere stoornissen:
Ernstige depressie: 35-50%
Antisociale persoonlijkheidsstoornis: 18-23%
Middelenmisbruik: 30%
Gegeneraliseerde angststoornis: 10-45%
Sociale fobieën en bipolaire stoornissen
Behandeling moet daarom vaak gericht zijn op zowel ADHD als bijkomende stoornissen.
Erfelijkheid van ADHD
ADHD is sterk erfelijk: erfelijke factoren verklaren ±76% van de variatie in symptomen, vergelijkbaar met de erfelijkheid van lichaamslengte.
Daarom hebben volwassenen met ADHD vaak kinderen met ADHD: ongeveer 50% van deze volwassenen heeft een kind met dezelfde stoornis
Ouderschap en behandeling
ADHD-symptomen kunnen het ouderschap bemoeilijken, wat de genetische risico’s voor kinderen verder kan beïnvloeden.
Ouderlijke ondersteuning is daarom vaak een essentieel onderdeel van de behandeling van volwassenen met ADHD.
Genetische en omgevingsinvloeden
ADHD wordt beïnvloed door meerdere risicogenen; geen enkel gen veroorzaakt ADHD op zichzelf.
Het gaat om een genetische gevoeligheid, waarbij combinaties van genen én omgevingsfactoren leiden tot uiteenlopende ernst van symptomen.
Belangrijke omgevingsfactoren:
Voor de geboorte: blootstelling aan alcohol of lood.
Tijdens de geboorte: zuurstoftekort.
Na de geboorte: lage sociaaleconomische status, ongestructureerde opvoeding.
ADHD en neuropsychologische theorieën
Geen eenduidige oorzaak van ADHD: ADHD ontstaat niet door één enkele factor, maar door een samenspel van genetische, neurobiologische en omgevingsinvloeden.
Neuropsychologische theorieën: Deze theorieën combineren verschillende inzichten om ADHD en de behandeling ervan beter te begrijpen.
Belangrijkste theorieën:
Gedragsremming (Barkley, 1997):
Mensen met ADHD hebben moeite om ongepast gedrag te remmen. Dit leidt tot problemen met planning, monitoring en gedragsflexibiliteit, wat zich uit in aandachtsproblemen en hyperactief/impulsief gedrag.
Beloningsgevoeligheid (Luman et al., 2010):
ADHD’ers zijn gevoeliger voor directe beloningen en minder gevoelig voor uitgestelde beloningen. Hierdoor tonen ze vaker impulsief gedrag en houden minder rekening met langetermijngevolgen.
Dual pathway-model (Sonuga-Barke, 2003): (= geen theorie maar een model).
ADHD-symptomen kunnen ontstaan via twee hersenroutes:
Een uitvoerend pad (problemen met uitvoerende functies).
Een motivationeel pad (problemen met motivatie).
Sommige mensen met ADHD hebben problemen in één van beide paden, anderen in beide (Solanto et al., 2001).
Timingproblemen (Sonuga-Barke et al., 2010):
Een minder actief frontocerebellair netwerk leidt tot moeite met tijdsinschatting en planning. Dit beïnvloedt dagelijkse taken zoals agendaplanning of tijdsbeheer.
Cognitief-energetisch model:
ADHD’ers hebben een onregelmatig reactiepatroon bij mentale taken door schommelingen in aandacht en energie. Zelfs met inspanning blijft het lastig om prestaties consistent te houden.
Conclusie: ADHD kent geen universeel onderliggend tekort. Er zijn aanzienlijke neuropsychologische verschillen tussen mensen met ADHD.
🧠 Verschillen in hersenstructuren bij mensen met ADHD:
Grootste hersenstudie ooit:
Bij mensen met ADHD zijn vijf hersengebieden gemiddeld 5% kleiner dan bij mensen zonder ADHD, vooral op jonge leeftijd. Het totale hersenvolume is ook kleiner.
Betrokken hersengebieden:
Amygdala: Emotieregulatie en verwerking van emoties.
Hippocampus: Geheugen en emotionele reacties.
Basale ganglia (drie delen): Bewegingscontrole, emotieregulatie en cognitieve functies.
🔍 Belangrijke hersengebieden volgens Prof. Dr. Sarah Durston (2013):
Prefrontale cortex:
Betrokken bij planning, organisatie, impulscontrole en besluitvorming. Verminderde activiteit in dit gebied hangt samen met impulsiviteit en aandachtsproblemen.
Striatum (deel van basale ganglia):
Verantwoordelijk voor beweging, motivatie en beloningsverwerking. Het striatum ontvangt input van de prefrontale cortex en andere hersengebieden en is betrokken bij het aansturen van doelgericht gedrag. Problemen hierin kunnen leiden tot verminderde impulscontrole, beloningsverwerking en motivatie.
Cerebellum:
Achterin de hersenen, betrokken bij timing en coördinatie. Werkt samen met de prefrontale cortex voor tijdsbeleving en planning.
🔄 Belangrijke hersenbanen (neurale circuits):
Dorsale fronto-striatale circuits: Gedragscontrole.
Orbitofrontostriatale circuits: Beloningsgevoeligheid.
Fronto-cerebellaire circuits: Timing en tijdsinschatting.
👉 Deze neurologische netwerken ondersteunen drie eerder besproken neuropsychologische theorieën:
Gedragsremming (Barkley)
Beloningsgevoeligheid (Luman)
Timingproblemen (Sonuga-Barke)
⚡ Neurotransmitters betrokken bij ADHD
Dopamine:
Cruciaal voor aandacht, motivatie en impulscontrole. Verstoorde dopaminebalans hangt samen met ADHD-symptomen (problemen met aandacht, impulsiviteit en motivatie).
Noradrenaline:
Speelt een rol in aandacht, alertheid en stressrespons. Veranderingen hierin dragen bij aan hyperactiviteit en aandachtsproblemen.
Medicatie bij ADHD
Stimulerende middelen zijn het meest gebruikt:
Methylfenidaat (Ritalin, Concerta)
Amfetaminen (Adderall)
Verminderen van hyperactiviteit, impulsiviteit en het verbeteren van de aandacht en concentratie.
Niet-stimulerende middelen:
Atomoxetine (Strattera)
Antidepressiva zoals Bupropion (Wellbutrin)
Natuurlijke alternatieven en voedingsadvies bestaan ook
Effect van medicatie
Normalisatie van hersenactiviteit:
Verhoogde activiteit in de prefrontale cortex (aandacht en impulscontrole).
Verminderde activiteit in het default mode network (DMN) (rust en dagdromen).
Veranderingen in neurotransmitters:
Verhoging van dopamine en noradrenaline
Verbeteren van aandacht, concentratie en impulscontrole
Verbeterde communicatie tussen hersengebieden
Structurele hersenveranderingen:
Mogelijke toename in corticale dikte bij langdurig gebruik
Geassocieerd met verbeterde cognitieve functies
Executive Function (EF)-training
Gericht op zelfregulatie, plannen, organisatie, aandacht en impulscontrole
Uitgevoerd door psychologen, ergotherapeuten of opgeleide leerkrachten
Onderdelen:
Cognitieve training
Gedragsstrategieën
Metacognitieve en sociale vaardigheden
Online tools beschikbaar:
Cogmed
Braingame Brian
Effectief alleen bij transfer naar dagelijkse praktijk
Ouderbegeleiding
Verbetert ouderschapsbeleving en gevoel van controle
Ouders merken afname van symptomen thuis
Derden zien dit effect minder duidelijk
Lichaamsbeweging
Positief effect op symptomen van ADHD
Verbetert (bandbreedte)/werking van prefrontale cortex → executieve functies
Volwassenen met ADHD
Beste aanpak via psychotherapie
Gericht op planningsvaardigheden en zelfbeeld
3 belangrijke dingen om te onthouden over ADHD
1. ADHD is niet alleen een Westers fenomeen
2. ADHD verschilt tussen mensen wat betreft symptomen, betrokken hersensystemen en oorzaken.
3. Hersenen en gedrag beïnvloeden elkaar, ook bij ADHD