College 4 - The governance of social problems, or the social problem of governance?

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
0.0(0)
full-widthCall Kai
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
GameKnowt Play
Card Sorting

1/30

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

31 Terms

1
New cards

Wat is het hoofdthema van college 4?

The Social Problem of Governance – waarom governance zelf een sociaal probleem is geworden.

2
New cards

Wat is het doel van dit college?

Inzien dat bestuur geen exacte wetenschap is en dat principal–agentproblemen structureel zijn binnen moderne staten.

3
New cards

Wat is volgens Fukuyama het kernpunt?

Er bestaat geen “science of public administration”; bestuur is contextueel, menselijk en normatief.

4
New cards

Wat is het uitgangspunt van rationeel bestuur?

De veronderstelling dat beleid lineair en voorspelbaar is: kiezer → parlement → regering → uitvoering.

5
New cards

Waarom werkt dit model niet meer?

De werkelijkheid is complex; beleid ontstaat via netwerken, waarden en interpretatie.

6
New cards

Wat bedoelt Fukuyama met “public administration is not aircraft maintenance”?

Bestuur is geen machine die je kunt optimaliseren; het is een sociaal proces vol onzekerheid.

7
New cards

Wat is het Principal–Agentprobleem?

De opdrachtgever (principal) vertrouwt een uitvoerder (agent), maar die heeft eigen belangen en informatievoordeel.

8
New cards

Noem drie voorbeelden van principal–agentrelaties.

Parlement → regering; regering → ambtenaren; staat → gemeenten.

9
New cards

Wat zijn Fukuyama’s drie redenen waarom het P–A-probleem structureel is?

1 Onduidelijke doelen 2 Lage specificiteit 3 Veranderlijke omstandigheden.

10
New cards

Wat betekent ‘lage specificiteit’?

Publieke diensten zijn moeilijk meetbaar waardoor controle vrijwel onmogelijk is.

11
New cards

Wat bedoelt Fukuyama met ‘veranderlijke omstandigheden’?

Wat vandaag werkt, kan morgen falen; bestuur moet voortdurend aanpassen.

12
New cards

Waarom noemt Fukuyama principal–agentproblemen “features” van governance?

Omdat ze onvermijdelijk zijn; ze horen bij menselijk en moreel handelen.

13
New cards

Wat is discretion?

De vrijheid van uitvoerders om eigen oordelen te maken bij beleidsuitvoering.

14
New cards

Wie zijn street-level bureaucrats?

Professionals zoals leraren, artsen en politieagenten die direct beleid uitvoeren en discretion toepassen.

15
New cards

Wat tonen Tummers & Bekkers aan over discretion?

Dat meer discretion leidt tot meer betekenisvolheid (client meaningfulness) en bereidheid tot implementatie.

16
New cards

Wat is client meaningfulness?

De ervaren zinvolheid van werk voor de cliënt of burger.

17
New cards

Wat is willingness to implement?

De motivatie van uitvoerders om beleid actief en met overtuiging toe te passen.

18
New cards

Wat is de belangrijkste indirecte relatie in hun model?

Discretion → client meaningfulness → willingness to implement.

19
New cards

Wat is de spanning rond discretion?

Te weinig vrijheid → demotivatie; te veel vrijheid → risico op willekeur.

20
New cards

Waarom is governance een sociaal probleem?

Omdat waarden, belangen en interpretaties botsen; er is geen eenduidige rationele oplossing.

21
New cards

Wat illustreert de migratiecasus?

Er zijn meerdere principals (EU, staten, burgers) met tegenstrijdige waarden – niemand heeft het monopolie op ‘het publieke belang’.

22
New cards

Waarom zijn publieke taken moeilijk te meten?

Ze zijn relationeel en moreel; resultaten zijn niet kwantitatief vast te leggen.

23
New cards

Wat is het gevolg van te veel controle?

Minder vertrouwen, lagere motivatie en slechtere uitvoering.

24
New cards

Wat zegt Fukuyama over centralisatie?

Er is geen universele optimale schaal; de juiste balans verschilt per context.

25
New cards

Wat leert de defensiecasus?

De ‘juiste’ schaal voor besluitvorming verschilt per land, dreiging en geschiedenis – geen one-size-fits-all.

26
New cards

Wat is Fukuyama’s kernzin over rationaliteit?

“We cannot optimize the machinery of democratic governance because it is no machine.”

27
New cards

Wat is de overgang van science → art?

Als bestuur geen exacte wetenschap is, moet het worden gezien als de kunst van balans en improvisatie.

28
New cards

Wat betekent governance as art?

Bestuurders moeten leren improviseren, afwegen en moreel handelen in onzekerheid.

29
New cards

Waarom sluit dit aan bij Boutellier’s Improvising Society?

Omdat improvisatie een antwoord is op structurele onzekerheid en complexiteit in governance.

30
New cards

Wat is het belangrijkste inzicht van college 4?

Governance is menselijk, moreel en contextueel; principal–agentproblemen horen erbij en vragen om vertrouwen i.p.v. controle.

31
New cards

Wat is de morele opdracht van moderne governance?

Evenwicht vinden tussen regels, vertrouwen en discretion om legitimiteit te behouden.