1/32
NLT vwo 6 periode 1 leerdoelen GEEN BEGRIPPEN
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
wat zijn de verschillende fasen van een onderzoek
1: drug discovery
2: preklinische ontwikkeling
3: klinische ontwikkeling
Uit welke fasen bestaat de drug discovery
1: target finding
2: lead finding
3: lead optimization
uit welke fasen bestaat de preklinische ontwikkeling
1: in vitro
2: in vivo
uit welke fasen bestaat de klinische ontwikkeling
1: farmacokinetiek, korte termijn toxicologie, formulering, opschaling synthese
2: op kleine schaal trials om werking en dosis vast te stellen, lange termijn toxicologie
3: op grote schaal dubbelblind onderzoek
4: postmarketing serveillance
merknaam
naam die fabrikant geeft, makkelijk te onthouden, zegt vaak niks over werking van medicijn
generieke naam
werkzame stofnaam, officiële naam van werkzame stof in middel, vastgelegd door internationale
Uit welke fasen bestaat de kinetiek
-Farmaceutische fase
-Absorptie
-Distributie
-Metabolisme
-Eliminatie
FADME
farmaceutische fase
Het geneesmiddel komt vrij uit zijn toedieningsvorm (bijv. tablet, capsule, zalf) en lost op in het lichaam (bijv. in de maag of darmen).
Hierbij wordt bepaald hoe en hoe snel de werkzame stof beschikbaar komt voor opname.
Voorbeeld: een “slow-release” tablet geeft het middel langzaam vrij over meerdere uren.
absorptiefase
De werkzame stof wordt opgenomen vanuit het toedieningsgebied (zoals darm, huid of longen) in het bloed.
De vetoplosbaarheid van het middel bepaalt vaak hoe goed dit lukt.
Alles wat via de darm wordt opgenomen, gaat eerst naar de lever via de poortader → hier vindt het first-pass-effect plaats.
distributiefase
Het geneesmiddel verspreidt zich via het bloed door het lichaam.
Een deel bindt aan bloedeiwitten, een ander deel dringt door in weefsels.
Alleen het vrije (ongebonden) geneesmiddel kan actief zijn.
Factoren zoals vetoplosbaarheid en bloed-hersenbarrière beïnvloeden de verdeling.
metabolische fase
In de lever (en soms op de plaats van werking) wordt het geneesmiddel omgezet (gemetaboliseerd) door enzymen.
Dit kan leiden tot:
-Inactivatie van het middel,
-Activering bij zogeheten pro-drugs (bijv. codeïne → morfine).
Het doel is het middel wateroplosbaarder te maken zodat het kan worden uitgescheiden.
eliminatiefase
De lever en nieren verwijderen het geneesmiddel en zijn metabolieten uit het lichaam.
De uitscheiding gebeurt via:
-Urine (nieren),
-Gal/feces (lever),
-Of soms via zweet of adem.
Uiteindelijk daalt de plasmaconcentratie totdat het middel volledig is verdwenen.
biologische beschikbaarheid
Zegt iets over hoeveel van een toegediende dosis geneesmiddel daadwerkelijk in de bloedbaan terechtkomt en dus beschikbaar is om een effect uit te oefenen (F)
klaring
hoe snel het lichaam een geneesmiddel uit het bloed verwijdert (Cl)
steady-state
hoeveelheid geneesmiddel die per tijdseenheid wordt toegediend=hoeveelheid geneesmiddel die per tijdseenheid wordt gee¨limineerd
Met andere woorden: de gemiddelde plasmaconcentratie van het geneesmiddel blijft constant over tijd, ook al wordt het middel herhaaldelijk toegediend.
klaring
halfwaardetijd
zegt iets over hoeveel tijd nodig is voordat het medicijn is gehalveerd uit het bloed/plasmaconcentratie
-Na één halfwaardetijd is nog 50% aanwezig
-Na twee halfwaardetijden is nog 25% aanwezig
-Na vijf halfwaardetijden is nog ~3% aanwezig → praktisch weg
plasmaconcentratie
hoeveelheid geneesmiddel die aanwezig is in het bloedplasma, meestal uitgedrukt in mg/L of µg/mL.
Plasma = het vloeibare deel van het bloed zonder de bloedcellen
Dit is het gedeelte waarin geneesmiddelen opgelost zijn en door het lichaam worden vervoerd.
welke 2 maatregelen zijn genomen nadat er kinderen waren geboren met ernstige afwijkingen doordat de moeder thalidomide (softenon) had gebruikt?
1: eisen gesteld: werkzaamheid van geneesmiddelen, kwaliteit van geneesmiddelen, veiligheid van geneesmiddelen. Toegelaten → RVG nummer
2: bijwerkingen van geneesmiddelen kunnen gemeld worden
welke typen bijwerkingen zijn er
-voorspelbare effecten
-onvoorspelbare effecten
-congenitale effecten
-late effecten
-onthoudingsreacties
voorspelbare effecten
dosisafhankelijk, effecten vanwege het werkingsmechanisme
vb: COX-remmers, bloeddrukverlager:
Primair effect: bloeddrukverlaging → gewenst
Bijwerking: duizeligheid door lage bloeddruk → voorspelbaar (het hangt logisch samen met het primaire effect)
onvoorspelbare effecten
niet verwacht
vb: allergische reactie, lever- of pancreastoxiciteit (schadelijk voor lever of alvleesklier)
congenitale effecten
effecten via de moeder opgelopen
teratogeen: schadelijk voor de ongeboren vrucht
vb: softenon, DES-dochters (tegen miskramen), ACEremmers (kans groot dat bij de foetus het centraal zenuwstelsel en hart- en vaten niet goed worden aangelegd), NSAID’s (verhoogde kans hersenbloeding baby)
late effecten
bijwerkingen merk je pas na jaren, dus kan slecht voorspeld worden
vb: cytostatica zoals: methotrexaat (MTX) (tegen reumatoïde artritis; vaak kankerverwekkend bij langdurig gebruik)
onthoudingsreacties
verslavende werking
bv: slaapmiddelen (als je acuut stopt met een slaapmiddel, kom je daarna zelf niet meer in slaap. Is getest met placebo), betablokkers (hart reageert met versnelling hartritme)
COX-remmers
remmen het cyclo-oxygenasa (COX) enzym, vermindert pijn, koorts en ontsteking door COX te remmen
vb: NSAID’s
COX
zet arachidonzuur om in prostaglandinen, stoffen die zorgen voor pijn, koorts en ontsteking.
NSAID’s
COX-remmer,
remmen COX-1 en COX-2 → zowel gewenste effecten (pijn, ontsteking) als bijwerkingen (maag, nieren, bloedingen) en COX-3
bijwerkingen COX-remmers
-Maagproblemen (ulcera)
-Verhoogde bloedingsneiging
-Verminderde nierfunctie, vooral bij uitdroging of andere risicofactoren
-Astma-aanvallen bij gevoelige personen (door omzetting van arachidonzuur via lipoxygenase naar leukotriënen)
Aspirine bijzondere COX-remmer
het remt COX irreversibel, waardoor de enzymen permanent worden uitgeschakeld. Bij bloedplaatjes, die geen celkern hebben, blijft de functie daardoor geremd gedurende hun hele levensduur. Hierdoor wordt aspirine in lage doses gebruikt om bloedklonters te voorkomen bij hart- en vaatziekten, terwijl andere cellen snel nieuwe COX kunnen aanmaken en minder worden beïnvloed.
Waarom is paracetamol een goede COX-remmer
het remt voornamelijk COX 3, dat is een iso-enzym dat is betrokken bij pijn en koorts. In tegenstelling tot NSAID’s remt paracetamol COX-1 en COX-2 nauwelijks, waardoor het weinig bijwerkingen heeft op de maag, bloedstolling en nieren
voorbeelden van NSAID’s
ibuprofen, naproxen en aspirine remmen vaak COX-1 en COX-2, waardoor zowel de gewenste effecten (pijnstillend en ontstekingsremmend) als bijwerkingen optreden
NSAID
Non-Steroidal Anti-Inflammatory Drug, medicijnen die ontsteking, pijn en koorts verminderen, zonder dat ze stereoïden zijn