voc trajet 1 (Parler du code de la route, du permis de conduire et des accident)

0.0(0)
studied byStudied by 4 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/60

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

61 Terms

1
New cards

l’agent de police

de politieagent

2
New cards

l’autoroute

de autosnelweg

3
New cards

la barrière

de slagboom

4
New cards

la camionnette

de bestelwagen

5
New cards

le carrefour

het kruispunt ( c )

6
New cards

le conducteur

de bestuurder

7
New cards

la direction

de richting ( d )

8
New cards

le panneau

het bord

9
New cards

le passage à niveau

de overweg

10
New cards

le passage pour piétons

het zebrapad

11
New cards

le piéton

de voetganger

12
New cards

la piste cyclable

het fietspad

13
New cards

le rond-point

de rotonde

14
New cards

le sens

de richting (s)

15
New cards

la sortie

de afrit, de uitgang

16
New cards

se garer

parkeren (2 woorden)

17
New cards

traverser

oversteken

18
New cards

l'aire de repos / stationnement

de rustplaats, de parkeerplaats

19
New cards

la bande d’arrêt d’urgence

de pechstrook

20
New cards

la voie de circulation de droite / de gauche

de rechterrijstrook, de linkerrijstrook (FR)

21
New cards

la bande de circulation de droite / de gauche

de rechterrijstrook, de linkerrijstrook (BE)

22
New cards

l’automobiliste

de automobilist(e)

23
New cards

le poids lourd

de vrachtwagen

24
New cards

le véhicule

het voertuig

25
New cards

l’arrêt

de stilstand

26
New cards

circuler

circuleren, (door)rijden

27
New cards

déboucher de / sur

komen uit / uitkomen op

28
New cards

dépasser

inhalen

29
New cards

freiner

remmen

30
New cards

quitter

verlaten

31
New cards

ralentir

vertragen

32
New cards

s’engager

inslaan, inrijden, ingaan

33
New cards

s’immobiliser

tot stilstand komen

34
New cards

virer à gauche / à droite

links / rechts afslaan

35
New cards

en sens inverse

in tegengestelde richting

36
New cards

la ceinture de sécurité

de veiligheidsgordel

37
New cards

l’examen pratique

het praktisch examen

38
New cards

l’examen théorique

het theoretisch examen

39
New cards

les feux tricolores

de verkeerslichten

40
New cards

l’intersection

het kruispunt

41
New cards

la limitation de vitesse

de snelheidsbeperking

42
New cards

la priorité

de voorrang

43
New cards

le ralentisseur

de verkeersdrempel

44
New cards

céder le passage

voorrang verlenen

45
New cards

clignoter

knipperen

46
New cards

stationner

parkeren (1 woord)

47
New cards

la collision

de botsing

48
New cards

le conducteur fantôme

de spookrijder

49
New cards

les dégâts matériels

de materiële schade

50
New cards

l’excès de vitesse

de snelheidsovertreding

51
New cards

l’infraction

de overtreding

52
New cards

le verglas

de ijzel

53
New cards

glissant

glad, glibberig

54
New cards

déraper

slippen

55
New cards

entrer en collision

botsen tegen

56
New cards

heurter

botsen tegen, aanrijden

57
New cards

percuter

hard botsen tegen

58
New cards

perdre le contrôle du véhicule

de controle over het voertuig verliezen

59
New cards

renverser

omverrijden

60
New cards

succomber à ses blessures

bezwijken aan zijn verwondingen

61
New cards

sur le coup

op slag