My Big Fat Fabulous French Sentences

Comment ça va ?

Hoe gaat het?

Je ne comprends pas

Ik begrijp het niet

Pouvez-vous répéter ?

Kunt u dat herhalen?

Où est la gare ?

Waar is het station?

Je voudrais un café

Ik wil graag een koffie

Quel âge as-tu ?

Hoe oud ben jij?

Je suis désolé(e)

Het spijt me

Parlez-vous anglais ?

Spreekt u Engels?

À quelle heure ?

Om hoe laat?

Je travaille ici

Ik werk hier

Il faut étudier

Je moet studeren

J’ai besoin d’aide

Ik heb hulp nodig

C’est une bonne idée

Dat is een goed idee

Je ne sais pas

Ik weet het niet

Pouvez-vous m’aider ?

Kunt u mij helpen?

Où habites-tu ?

Waar woon jij?

Je suis fatigué(e)

Ik ben moe

C’est trop cher

Dat is te duur

Je t’aime

Ik hou van jou

Il fait beau aujourd’hui

Het is mooi weer vandaag

Je vais bien

Ik maak het goed

Qu’est-ce que tu fais ?

Wat doe jij?

Je suis en retard

Ik ben te laat

Je ne parle pas bien français

Ik spreek niet goed Frans

Tu as raison

Jij hebt gelijk

J’ai faim

Ik heb honger

Je suis content(e)

Ik ben blij

Je dois partir

Ik moet gaan

On se voit demain?

Zien we elkaar morgen?

Il est important de pratiquer

Het is belangrijk om te oefenen

Je cherche un livre

Ik zoek een boek

Je voudrais réserver une table

Ik wil graag een tafel reserveren

Je suis perdu(e)

Ik ben verdwaald

C’est facile à comprendre

Dat is makkelijk te begrijpen

Tu peux m’appeler

Je kan me bellen

J’ai une question

Ik heb een vraag

Il est tard

Het is laat

Je suis malade

Ik ben ziek

Je vais au travail

Ik ga naar het werk

Je voudrais acheter ça

Ik wil dat kopen

C’est mon ami

Dat is mijn vriend

J’ai oublié

Ik ben het vergeten

Il y a un problème

Er is een probleem

Je ne peux pas venir

Ik kan niet komen

Je suis prêt(e)

Ik ben klaar

Je veux apprendre le français

Ik wil Frans leren

Je suis d’accord

Ik ben het ermee eens

Je dois étudier

Ik moet studeren

Je reviens bientôt

Ik ben zo terug

Fais attention

Wees voorzichtig

Je travaille dur

Ik werk hard

Tu viens avec moi ?

Komen jullie met mij mee?

Il fait froid aujourd’hui

Het is koud vandaag

Nous sommes en retard

We zijn te laat

Elle a beaucoup d’amis

Zij heeft veel vrienden

Je ne veux pas partir

Ik wil niet vertrekken

Ils habitent loin

Zij wonen ver weg

Peux-tu m’expliquer ?

Kun je mij uitleggen?

J’aime cette chanson

Ik hou van dit liedje

Tu dois te reposer

Jij moet uitrusten

Je vais au marché

Ik ga naar de markt

Nous aimons voyager

Wij houden van reizen

Il a perdu ses clés

Hij is zijn sleutels kwijt

Tu comprends ce que je dis ?

Begrijp je wat ik zeg?

Je cherche mon téléphone

Ik zoek mijn telefoon

Elle travaille à l’école

Zij werkt op school

Je veux apprendre plus

Ik wil meer leren

Tu peux m’aider ?

Kun je me helpen?

Il est temps de partir

Het is tijd om te gaan

Je me sens bien

Ik voel me goed

Nous avons gagné

Wij hebben gewonnen

Ils jouent au football

Zij spelen voetbal

Je dois finir mes devoirs

Ik moet mijn huiswerk afmaken

Tu as faim ?

Heb jij honger?

Je vais te téléphoner

Ik ga je bellen

Nous sommes heureux

We zijn gelukkig

Elle parle trois langues

Zij spreekt drie talen

Je t’attends ici

Ik wacht hier op je

Tu dois faire attention

Jij moet opletten

Il pleut beaucoup

Het regent veel

Je veux un verre d’eau

Ik wil een glas water

Nous allons partir demain

We vertrekken morgen

Il est très gentil

Hij is heel vriendelijk

Je ne peux pas attendre

Ik kan niet wachten

Tu veux venir avec nous ?

Wil je met ons mee?

Elle est très intelligente

Zij is heel slim

Je suis prêt(e) à commencer

Ik ben klaar om te beginnen

Tu as besoin de quelque chose ?

Heb jij iets nodig?

Il faut être patient

Je moet geduldig zijn

Je ne trouve pas mes clés

Ik kan mijn sleutels niet vinden

Nous allons au cinéma

We gaan naar de bioscoop

Ils sont en vacances

Zij zijn op vakantie

Je veux un nouveau livre

Ik wil een nieuw boek

Tu peux répéter s’il te plaît ?

Kun je dat alsjeblieft herhalen?

Il fait nuit

Het is donker

Je suis content(e) de te voir

Ik ben blij je te zien

Tu dois étudier plus

Jij moet meer studeren

Elle est toujours occupée

Zij is altijd druk

Nous avons besoin d’aide

We hebben hulp nodig

Le développement durable est une priorité mondiale

De duurzame ontwikkeling is een mondiale prioriteit