1/16
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
Dunedin study
Prospectieve longitudinale studie naar temperament en verband met latere persoonlijkheid. Hieruit bleken drie clusters te komen; goed aangepaste cluster, geremde cluster en ongecontroleerde cluster. Ook werden er verbanden gevonden tussen persoonlijkheidsstructuren en sociaal functioneren en psychiatrische stoornissen
Goed aangepaste cluster
Kinderen die veerkrachtig zijn, zelfcontrole en zelfvertrouwen hebben en niet overstuur zijn bij confrontatie met nieuwe elementen (Dunedin study)
Geremde cluster
Sociaal teruggetrokken kinderen, angstig, niet op gemak bij vreemde mensen (Dunedin study)
Ongecontroleerde cluster
Impulsieve kinderen, rusteloos, negatief en onvoorspelbaar in reactie/emotie (Dunedin study)
Thomas en Chess temperament model
Model met stilistische componenten van gedrag = negen gedragstrekken ‘hoe’ het kind reageert (activiteit, regelmaat. aanpassen, toenadering, intensiteit, stemmingskwaliteit, drempelwaarde, afleidbaarheid en taakvolhouding) → drie persoonlijkheidstypes (gemakkelijk, traag-op-gang-komend en moeilijk kind)
Gemakkelijk kind
Verkeert doorgaans in positieve stemming, heeft regelmatig biologische functies en lage tot matige responsintensiteit, goede adaptie, raakt niet van streek in nieuwe situaties (Thomas en Chess temperament model)
Traag-op-gang-komend kind
Heeft vaak negatieve stemming, laag activiteitsniveau, lage responsintensiteit, is geneigd zich terug te trekken in nieuwe situaties (Thomas en Chess temperament model)
Moeilijk kind
Verkeert doorgaans in een negatieve gemoedsstemming, onregelmatige biologische functies, hevige reacties, geringe adaptie en is geneigd om zich terug te trekken in nieuwe situaties (Thomas en Chess temperament model)
Goodness of fit
Verantwoordelijkheid ouders om goed het temperament kind te ondersteunen voor de optimale ontwikkeling
EAS(I) model
Model over temperament van Buss en Plomin, die stelt dat er vier dimensies zijn van genetische basis van temperament: emotionaliteit, activiteit, sociabiliteit en impulsiviteit
Rothbart temperament model
Voegt emotioneel component toe aan EAS(I) model → reactiviteit en zelfregulatie → negatief affect, surgency en effertful control
Negatief affect
Onderdeel reactiviteit Rothbart, neiging van kinderen om triest, angstig of prikkelbaar te reageren op situaties
Surgency
Onderdeel reactiviteit Rothbart, mate van energie en motorische activiteit in spreken en handelen/uiten van positieve emoties en plezier in intense activiteiten
Effortful control
Component van zelfregulatie volgens Rothbart, individuele verschillen in het richten en volhouden van aandacht, het inhiberen van gedrag en het volhouden van take (2-3 jaar)
Evocatieve gen-omgevingscorrelaties
Het verband tussen genetische aanleg van temperament en de omgeving die vanuit die bepaalde aanleg wordt gecreëerd
Top down benadering
Big five vragenlijst gebruiken en kijken hoe dat bij kinderen en jongeren werkt (= vertrekken van iets dat we al hebben) → veel bevestiging maar ander onderzoek drukt drie duidelijke interpreteerbare factoren
Bottom up benadering
Kijken hoe persoonlijkheid bij jongeren is en vanuit daar nieuw model opbouwen; onderzoeken welke dimensies ten gronde liggen aan individuele verschillen kinderen en jongeren → 5 factoren die sterk correleren met FFM