1/34
34 vocabulaireflashcards die de kernbegrippen uit het college gedragsgenetica, tweelingonderzoek en evolutiepsychologie samenvatten.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Erfelijkheid (heritability, h²)
Het percentage van de totale variantie in een eigenschap dat verklaard wordt door genetische verschillen tussen individuen (a² / (a² + c² + e²)).
Genetische variantie (a²)
De proportie van de verschillen tussen mensen die toe te schrijven is aan additieve genetische factoren.
Gedeelde omgevingsvariantie (c²)
Het deel van de variantie dat voortkomt uit omgevingsinvloeden die familieleden gemeen hebben, zoals gezin of SES.
Unieke omgevingsvariantie (e²)
Variantiedeel veroorzaakt door omgevingsfactoren die niet gedeeld worden, plus meetfout.
Variantiedecompositie
Het statistisch opsplitsen van de totale variantie in a², c² en e² (en interactietermen).
Tweelingstudie
Onderzoeksdesign dat eneïige en twee-eiige tweelingen vergelijkt om a², c² en e² te schatten.
Eeneiige tweeling (monozygoot, MZ)
Tweeling ontstaan uit één bevruchte eicel; genetisch 100 % identiek.
Twee-eiige tweeling (dizygoot, DZ)
Tweeling ontstaan uit twee eicellen; delen gemiddeld 50 % van hun genen.
Equal Environment Assumption
Aanname dat MZ- en DZ-tweelingen in gelijke mate gedeelde omgevingsinvloeden ervaren relevant voor de bestudeerde eigenschap.
Falconer-formule
Snelle berekening met tweelingcorrelaties: a² = 2(rMZ − rDZ), c² = 2rDZ – rMZ, e² = 1 – rMZ.
Selectieve teelt
Fokexperiment waarbij dieren met extreme scores op een eigenschap met elkaar worden gekruist om genetische invloed te testen.
Familiestudie
Onderzoek naar mate van gelijkenis in eigenschappen tussen familieleden met verschillende genetische verwantschapsgraad.
Adoptiestudie
Design dat adoptiekinderen vergelijkt met biologische en adoptie-ouders om genetische en omgevingsinvloed te scheiden.
Twins Reared Apart
Studie naar MZ-tweelingen die in verschillende gezinnen opgroeien; sterke test van genetische effecten.
Discordante MZ-tweelingen
Genetisch identieke tweelingen met verschillende uitkomsten; ideaal voor het opsporen van omgevingsoorzaken.
Assortative mating
Niet-willekeurige partnerkeuze op basis van gelijksoortige eigenschappen, wat erfelijkheidsschattingen kan vertekenen.
Gen-omgevingsinteractie (G×E)
Situatie waarin het effect van genetische aanleg afhangt van de omgeving (of omgekeerd).
Gen-omgevingscorrelatie (rGE)
Genetische aanleg is systematisch gekoppeld aan bepaalde omgevingen.
Passieve rGE
Ouders geven hun genen én bijpassende omgeving door (bv. leesvaardigheid en boekenkast).
Evocatieve rGE
Individuele genetische eigenschappen roepen specifieke reacties van de omgeving op (bv. strenge opvoeding bij erfelijk disruptief kind).
Actieve rGE (niche picking)
Mensen zoeken actief omgevingen die bij hun genetische neigingen passen (bv. muzikale kinderen zoeken muziekles).
Natuurlijke selectie
Proces waarbij genetische varianten die overleving en voortplanting bevorderen toenemen in frequentie.
Adaptatie
Een door natuurlijke selectie gevormde, erfelijke eigenschap die de fitness verhoogde in het verleden.
Interseksuele selectie
Selectie door partnerkeuze; opvallende kenmerken vergroten kans om gekozen te worden (bv. pauwenstaart).
Inclusive fitness
Totaal reproductief succes inclusief het helpen van genetische verwanten omdat zij genen delen.
Stabiliserende selectie
Selectie die extreme varianten nadelig maakt en zo middenwaardes in stand houdt (behoud genetische variatie).
Directionele selectie
Selectie die één extreme variant bevoordeelt, wat genetische variatie vermindert.
Frequentie-afhankelijke selectie
Fitness van een eigenschap hangt af van hoe vaak zij voorkomt in de populatie (crimineel gedrag kan lonend zijn bij veel altruïsten).
Fluctuating optimum
Optimaliteit van een persoonlijkheidseigenschap wisselt met veranderende omgevingscondities, waardoor variatie blijft bestaan.
Encephalisatiequotiënt
Maat voor relatieve hersenomvang ten opzichte van lichaamsgewicht; bij mensen zeer hoog.
NEO-PI-R Neuroticisme
Big-Five schaal van 12 items die emotionele instabiliteit meet; erfelijkheid ~50 %.
Leefstijl-erfelijkheid
Roken (51 %), alcoholgebruik (53 %) en lichamelijke activiteit (43 %) bij volwassenen tonen substantiële genetische invloed.
Socio-economische status (SES)
Combinatie van opleiding, beroep en inkomen van het gezin; kan genetische effecten op IQ versterken.
Equal Environment Test
Vergelijking van correct en fout geclassificeerde tweelingen om te controleren of EEA standhoudt.
International HapMap Project
Internationaal initiatief dat genetische variatie in menselijke populaties in kaart bracht voor onderzoek naar gezondheid en gedrag.