1/23
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
descriptief onderzoek
heeft als doel een concrete maatschappelijke groep of verschijnsel beter te begrijpen door het object te beschrijven in termen die ontleend zijn aan de sociologische, psychologische of economische theorie
Exploratief onderzoek
Bij exploratief onderzoek wordt het register van mogelijke alternatieve verklaringen (rivaliserende & complementaire) en hun paradigmatische achtergronden zo breed mogelijk opengetrokken.
toetsend onderzoek
De alternatieve verklaringsgronden worden geëvalueerd op hun verklarende waarde, waarbij zowel consonante als dissonante informatie wordt betrokken
ideaaltypologie
op deductieve wijze afgeleid uit een theorie, en bevat abstracte concepten die een aaneenschakeling vormen van eigenschappen die althans theoretisch met elkaar in verband staan.
een systeem
een aantal met elkaar verbinden elementen of variabelen die in een onderlinge samenhang zijn georganiseerd. Een systeem kan dynamisch, adaptief, doelzoekend, zelf-instandhoudend of evolutionair gedrag vertonen.
liniare relatie
toename in Y is constant voor eenheidstoename in X (ongeacht startwaarde X)
Exponentiele functie
toename in Y zal eerst gering zijn voor een gegeven toename van X, maar daarna telkens verhogen bij iedere verder constante toename van X (afh van startwaarde X)
Polynomiale relatie
keerpunt, bijvoorbeeld: eerst neemt Y toe bij een toename van X, om na het punt X = N weer af te nemen
logistische functie
bij iedere eenheidstoename van X neemt Y eerst traag toe, daarna versnelt de groei van Y tot een maximumsnelheid op het buigpunt N. Daarna vertraagt de groei van Y om dan nagenoeg inelastisch te worden tov X à verloopt symmetrisch
trapfunctie
op kritieke waarden van X treedt een plotse sprong op van Y
experimenteel design
Indien de onderzoeker de stimulus zelf kan aanbrengen & opmeten van het effect op de afhankelijke variabele. Meerdere meetmomenten (longitudinaal). MAAR: ook diverse factoren die een dergelijke causale bewijsvoering bemoeilijken. Experiment moet voldoen aan een aantal validiteitsvoorwaarden.
Quasi-experimenteel design
indien de onderzoeker de stimulus of oorzakelijke factor niet zelf kan aanbrengen, maar de proefpersonen hebben zichzelf geselecteerd in twee onderscheiden groepen (vb: rokers en niet-rokers) à In vivo aanwezig. Een Quasi-experiment kan prospectief (kijken naar de toekomst) of retrospectief (kijken naar verleden) zijn en kan meerdere meetmomenten bevatten (longitudinaal). MAAR: moeilijkheden bij de causale interpretatie van deze resultaten. Kunnen daarom nooit dezelfde graad van validiteit bekomen.
Panalstudie
Wanneer men een vaste groep van personen volgt doorheen de tijd > longitudinaal
Causale interferentie
hierbij conceptualiseert de onderzoeker een model waarin de causale relaties worden gespecifieerd, en dit op basis van bepaalde tijdssequenties die de variabelen ordenen, of op basis van een theoretisch aangenomen asymmetrie. Meestal slechts één meetmoment à Dit a priori gedefinieerde causale model wordt getoetst aan de set van symmetrische associaties (correlatie coëfficiënten) die tussen de variabelen worden waargenomen (de correlatiematrix). Nadien zal men het a priori causaal model aanvaarden, aanpassen of verwerpen. MAAR: dit is een techniek die hoogstens vermoedens kan aanscherpen, NIET in staat tot sluitend bewijs
interne validiteit
geldigheid van oorzaak-gevolg-conclusie à het gebruikte design en mogelijke vertekening in de bekomen causale conclusies
individuele matching
gebaseerd op het zoeken van een tweeling: voor iedere persoon in de experimentele groep, wordt iemand anders gevodnen met zoveel mogelijk gelijke relevante karakteristieken, deze persoon wordt dan opgenomen in de controlegroep. ‘Sociale tweelingen’ of gelijkaardige individuen kan ke opsporen via de gegevens van bevolkingsregisters of omvangrijke surveys die tal van relevante kenmerken opmeten. Nadelen: - - Personen voor wie geen ‘tweeling’ gevonden kan worden, gaan verloren voor het onderzoek De procedure is erg omslachtig en doet vragen rijzen over wat precies de ‘relevante karakteristieken’ zijn.
Externe valiteit
de mate waarin de bevindingen vatbaar zijn voor generalisatie: tot welke populatie, omstandigheden en variabelen kan het effect worden veralgemeend?
groepmatching
a priori worden de relevante matchingcriteria bepaald. Dit geeft aanleiding tot een serie subgroepen met diverse combinaties van de weerhouden matchingkarakteristieken. De aantallen personen die thuishoren bij een bepaalde subgroep, moeten niet langer gelijk zijn. Voor beide groepen berekent men het gemiddelde en het verschil d1. De verhouding van het aantal personen in een bepaalde subcategorie tov de totale beschouwde populatie levert een wegingscoëfficiënt. De verschillen d1 tot en met d8 kunnen met deze fracties gewogen worden om het algemene verschil tussen de experimentele en de controlegroep te bekomen. MAAR: nog steeds probleem van criteriakeuze
randomisatie
Maakt gebruik van de wet van de grote aantallen: wanneer men een grote groep personen op louter toevallige wijze opdeelt, dan zullen de twee groepen sterk op elkaar gelijken. Hoe groter de respectievelijke groepen, hoe groter hun onderlinge gelijkenissen. (cfr mechanisme steekproeftrekking) Randomisatie-effect is vooral geldig bij groepen die groter zijn dan 100. Hoe beter de randomisatie werkt, hoe dichter deze gemiddelde pretest-resultaten elkaar zullen benaderen. Ook de spreiding rond de pretestgemiddelden moet in beide groepen zo gelijk mogelijk zijn. Voordeel: Er moet niet langer een keuze worden gemaakt betreffende de relevante matchingcriteria. Toevallige verschillen, voor welk kenmerk dan ook (inclusief niet-geobserveerde kenmerken), worden steeds meer geneutraliseerd naarmate de beide steekproeven groter worden.
guinea pig effect
een vertekening of bias die vergelijkbaar is met het placebo-effect Proefpersonen beginnen op den duur de bedoeling van de onderzoekers door te hebben. Sommige respondenten beginnen een richting te geven aan hun antwoorden die aansluit met wat ze vermoeden dat de gewenste richting is. Andere respondenten verliezen interesse, dat leidt tot selectieve uitval of onzorgvuldigheid
beperkte levensduur
Blijken uitval of guinea-pig effecten te groot, dan is het aangeraden om de bevraging van het panel af te sluiten, en eventueel over te gaan op de constitutie van een nieuw panel dat qua samenstelling gelijkaardig was aan het eerste panel bij de eerste wave
Gedetailleerde beschrijving
Ten zeerste aan te raden om bij de eerste wave een gedetailleerde beschrijving te bekomen betreffende demografische en socio-economische samenstelling en inzake bepaalde waardenoriëntaties. De eerste wave houdt meestal een grondige bevraging. Reden: het effect van uitval bij volgende waves te kunen bestuderen, moeten we weten hoe snel of hoe traag de uitval verloopt naar deze achtergrondkarakteristieken.
onderwerpen
Panelstudies worden op diverse onderwerpen toegepast: kiesintenties voor diverse politieke partijen, inkomens- en armoedeonderzoek, …