1/3
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
kenmerken celorganellen
In eukaryote en prokaryote cellen komen structuren voor met elk hun eigen functie
Bij eukaryoten hebben (enkele) structuren een membraan, bij prokaryoten niet
Elk celorganel moet goed functioneren om de cel te doen werken als geheel
Celkern
(=Nucleus)
Centraal in de cel (niet altijd)
Bevat het DNA/erfelijk materiaal: Nodig voor eiwitsynthese in de cellen
Afgesloten door kernmembraan: Dubbele laag fosfolipiden
Nucleoplasma/kernplasma: Gelijkaardig aan cytoplasma, maar dan in de celkern
Nucleoli/kernlichaampjes: Aanmaak ribosomen
Kernporiën: Mogelijke uitwisseling van moleculen tussen nucleoplasma en cytoplasma
Prokaryoten hebben geen celkern → DNA vrij in cytoplasma (grote keten)
→ Plasmiden: “extra” DNA in de vorm van ringen
Nucleolus (Nucleoli)
Bestaan uit chromatine, RNA en eiwitten
DNA in nucleolus is nodig voor de aanmaak van ribosomen
Celdeling
Vlak voor de deling moet het DNA verdubbeld worden
Chromatine: Combinatie van DNA en eiwitten waarbij de eiwitten in het DNA “verpakt” zitten
Chromosomen: Korte, staafvormige DNA-structuur in X-vorm
Chromatide: Helft van chromosoom, identiek aan het andere
Karyogram: Chromosomenkaart van een organisme bij celdeling(op volgorde van grootte)
- Paren: 1 van de moeder en 1 van de vader
Endoplasmatisch reticulum + (RER)
Sterk geplooid membraan dat buisjes en afgeplatte zakjes vormt Twee delen: SER (smooth) en RER (rough)
Hangen aan elkaar (ruwe deel licht meestal dichter bij de kern)
RER
Sluit aan bij de kern, enkelvoudig membraan
Ruw door ribosomen op oppervlak aan de kant van het cytoplasma
Gevuld met enzymen voor eiwitsynthese
Functie
1) Ribosomen maken eiwitten aan → Komen via porie-eiwitten in het ER terecht
2) Enzymen ter plaatse helpen eiwitten op te vouwen, bv. disulfidebruggen
3) Eiwitten worden verpakt in transportblaasjes
4) De blaasjes snoeren zich af en worden vervoerd naar het Golgi-apparaat